't En zijn de Joden niet, Heer' Jesu, die U cruysten, Noch die verraderlyck U togen voor 't gericht, Noch die versmadelyck U spogen in 't gezicht, Noch die knevelden, en stieten U vol puysten;'t En zijn de crychs-luy niet die met haer felle vuysten Den rietstock hebben ...