JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5a: Paulus en de stadhouder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5a: Paulus en de stadhouder

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in de Kompasschetsen het thema ‘personen in de Bijbel’. Deze schets is de eerste van het dubbelnummer dat gaat over Paulus. Paulus, die wel de ‘heidenapostel’ genoemd wordt, was eigenlijk de eerste zendeling. Hij mocht Gods Woord preken. De duivel probeerde dit te verhinderen. Maar de Heere zorgde ervoor dat het vrucht droeg. Dat doet de Heere vandaag nog! Die strijd gaat ook vandaag nog door. In het ‘groot’, maar ook in het ‘klein’, in ons eigen hart.

Doel van de vertelling
De kinderen horen in deze Bijbelvertelling dat de Heere Zijn Woord zegent in de harten van mensen, ook als de duivel er alles aan doet om dat tegen te houden.

Introductie van het thema voor de kinderen
1. Als er door jullie gemeente iemand uitgezonden is naar het zendingsveld, is het mogelijk dit als inleiding te gebruiken. Vraag aan de kinderen wat ze van het werk van deze persoon weten.
2. Neem een nummer van de ‘Paulus’ mee. Laat dat aan de kinderen zien en vraag of ze weten wat dat voor een blad is. Praat hier eventueel nog over door. Vraag daarna, waarom dat blad zo zou heten. Paulus heeft met de zending te maken. Eventueel nog vragen wat ze van Paulus weten. Vragen stellen bij het woord ‘zending’.
Mogelijke vragen:
- Wat is zending? Hoe noemen we mensen die dat werk doen? Welk woord hoor je in het woord ‘zendeling’? (zenden). Door Wie worden zendelingen gezonden? Waarom? Wat is hun werk?
- Wat is prediken? Wat betekent ‘gezonden’? Weet je welk woord ook ‘gezonden’ betekent? (apostel). Wie werden door de Heere Jezus het eerst gezonden? Wat moesten zij gaan doen? Lees Markus 16:15 voor. Aan wie hebben zij in het begin het Evangelie verkondigd? Is dat de ‘hele wereld’? Aan wie hadden ze dat nog niet gedaan?
- Is er nog meer nodig om zendeling te kunnen zijn? (Dat je zelf ook echt de Heere mag kennen, hoe zou je anders van Hem aan anderen kunnen vertellen? Maar ook dat je door de Heere Zelf geroepen wordt tot dat werk.)

Beginzin: ‘We horen vandaag hoe de Heere niet alleen iemand riep, maar hem ook uitzond om Zijn Woord te prediken in de hele wereld.’
Dan kun je met de vertelling beginnen.

Zingen
Gebed des Heeren:3, 8, 9
Psalm 32:5
Psalm 87:1–5
Psalm 73:14
Psalm 119:7, 45, 60, 65, 69
Psalm 67:1-3
Psalm 22:14
Psalm 95:4
Liederen:
• De Bijbel moet naar alle landen
• Roept uit aan alle stranden
• Heer’, wat wilt Gij dat ik doe?

Lezen
Handelingen 13:1–12

Kerntekst
Als de stadhouder zag hetgeen geschied was, toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren. (Hand. 13:12)
En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:15)

Vertelling

“Saulus, Ik verlos je van het volk van de Joden. Ze willen je kwaad doen, maar Ik stuur je naar de heidenen. Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht van satan tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij.”
Dat had de Heere lang geleden al tegen Saulus gezegd. Maar wat was daar van terecht gekomen? Saulus had, meteen toen hij weer kon zien, het Evangelie gepreekt in de synagoge van Damascus. Maar daarna? Toen moest hij vluchten. En nog later is hij heel veel jaren in de woestijn van Arabië geweest. En nu is hij in Tarsen, de plaats waar hij geboren is.
Het is nu al wel tien jaar geleden dat de Heere dat tegen Saulus zei.
Maar dan krijgt Saulus bezoek. Het is Barnabas die hem opzoekt. Hij zegt tegen hem: “Saulus, je moet met me meegaan. Er is werk voor je! In de stad Antiochië is een gemeente gekomen. Daar hebben ze mensen nodig, die het Evangelie verkondigen en het Woord van de Heere uitleggen.”
Zo komen Barnabas en Saulus in de stad Antiochië. Ze hebben daar een heel lange tijd gewerkt.

Op een dag zeggen de mensen in de gemeente van Antiochië tegen elkaar: “Wij hebben nu het Woord van de Heere wel, maar er zijn nog zoveel andere mensen die dat Woord nog nooit gehoord hebben. Zij moeten dat Woord van de Heere ook horen.”
Maar hoe moet dat? “Laten we aan de Heere vragen of Hij ons bekend wil maken hoe dat Woord ook bij de heidenen kan komen.”
De mensen in Antiochië weten het zelf niet. Daarom vragen ze het aan de Heere. Doe jij dat ook?
Ze bidden en vasten met elkaar. En de Heere verhoort hun gebed. Hij geeft antwoord. Hij spreekt tot de profeten door Zijn Heilige Geest en zegt: “Zondert Mij af beide Barnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb.”
Het is de Heere Zelf Die er voor zorgt dat Saulus en ook Barnabas worden uitgezonden naar de heidenen. Als de gemeente gebeden heeft voor Barnabas en Saulus en hun de handen oplegt, gaan Barnabas en Saulus op reis. Ze nemen ook nog iemand mee: Johannes Markus, de neef van Barnabas. Hij kan hen onderweg helpen bij het werk.
Zo vertrekken ze uit Antiochië naar Seleucië, een havenplaats die daar dichtbij is, naar… Ja, waar moeten ze nu heen?
De Heilige Geest leidt hen naar Cyprus. Wat mooi is dat, want daar komt Barnabas zelf vandaan. In Seleucië vinden ze een schip dat naar Cyprus vaart.
Op Cyprus komen ze eerst in de plaats Salamis. In die plaats wonen veel Joden. Zij wachten nog steeds op de beloofde Messias. Barnabas en Saulus gaan naar de synagoge, waar de Joden samenkomen. Daar vertellen ze dat de Heere Jezus al gekomen is.
Helemaal aan de andere kant van het eiland ligt een heel belangrijke plaats, Pafos. Het is de hoofdstad van het eiland Cyprus. In die plaats staat een tempel van een godin die door de mensen van Cyprus gediend wordt. Maar daar staat ook het paleis van de Romeinse stadhouder Sergius Paulus.
Sergius Paulus is stadhouder op het eiland Cyprus. Hij is een belangrijke man en heeft veel macht. Maar toch is Sergius Paulus niet echt gelukkig. Nee, al is hij nog zo rijk en machtig, hij mist iets. Hij mist het echte geluk. En daarom is hij op zoek.
Jij ook? Ben jij ook op zoek naar geluk? En waar zoek je het dan? In deze wereld? Maar daar zul je het ware geluk niet vinden.
De godin die op het eiland gediend wordt, kan Sergius Paulus dat geluk niet geven. Hij heeft een Jood leren kennen, Barjezus. Het is een tovenaar die tekenen doet. De stadhouder heeft hem in zijn paleis laten komen. Misschien kan deze Barjezus hem helpen…
Maar Barjezus is een valse profeet. Hij vertelt Sergius Paulus niet over de Heere, de God van Israël. Nee, in plaats dat hij Sergius Paulus de weg naar de Heere wijst, wijst hij hem een verkeerde weg. Ook bij hem kan Sergius Paulus de rust niet vinden die hij zoekt.
Dan hoort de stadhouder over Barnabas en Saulus die preken en hij laat ze naar zijn paleis halen. Dat Woord wil hij ook horen! Misschien zal hij dan antwoord krijgen en horen, hoe hij nu echt gelukkig kan worden. Hoe hij vrede kan krijgen in zijn hart.

In de zaal van Sergius Paulus is het stil. Iedereen luistert naar het Woord dat Barnabas en Saulus vertellen. Het Woord dat gaat over de Heere Jezus Die echte vrede in je hart kan geven. Over Hem Die naar deze aarde gekomen is en de vrede Zelf verdiend heeft door te lijden en te sterven voor de zonde. Over Hem Die kan verlossen van de zonde en Die een vrede geeft, die je nooit meer kwijt kunt raken. Een vrede met de Heere met Wie wij oorlog hebben gemaakt door onze zonden.
Heel aandachtig luistert de stadhouder. Hij voelt het: wat deze mannen vertellen, is waar! Zo gelukkig zou hij ook wel willen worden.
Maar dan…
“Het is helemaal niet waar wat deze mannen vertellen! Ze vertellen leugens!” Wie zegt dat? Het is Barjezus, de Joodse tovenaar. Ook hij heeft staan luisteren. Ook hij heeft het Woord gehoord dat Barnabas en Saulus verkondigen. Maar hij wil er niet naar luisteren, hij gaat er tegenin. Want Barjezus merkt, dat de stadhouder onder de indruk is van wat Barnabas en Saulus zeggen. Maar dat wil hij helemaal niet! Want als de stadhouder deze woorden gelooft, dan zal hij straks niet meer naar hem luisteren. Dan zal hij hem wegsturen uit zijn paleis.
Barjezus heeft een mooie naam; zijn naam betekent 'zoon van Jezus'. Veel jongens heetten zo in die tijd. Maar Barjezus is geen kind van de Heere. Hij dient de duivel. Hij is een tovenaar. Hij wordt daarom ook wel Elymas genoemd, want die naam betekent ‘tovenaar’. In plaats van te vertellen over de Heere en Zijn dienst, vertelt hij heel andere dingen en doet hij allerlei tekenen en wonderen door de kracht van de duivel.
En nu hoort ook hij het Woord van de Heere. Maar Elymas wil niet luisteren naar dat Woord. Hij wil met de Heere helemaal niets te maken hebben. Aan zijn hele houding kun je dat zien. Maar niet alleen laat hij het zien, hij laat het ook horen! Want hij zegt dat het leugens zijn die Barnabas en Saulus vertellen.
Wat erg, als je niet wilt luisteren naar wat de Heere zegt. Maar nog erger: wat vreselijk als je andere mensen, misschien wel je vriendje of vriendinnetje, bij het Woord van de Heere vandaan wilt houden!
En toch, ook al wil Barjezus niet luisteren naar het Woord van de Heere, ook voor hem laat de Heere dat Woord preken. Want Hij wil dat we Hem zullen dienen, dat we Hem zullen gehoorzamen. Daarom mag je Zijn Woord horen, iedere keer weer. Want de Heere wil dat je je zult bekeren. Daarom zendt de Heere niet alleen Zijn Woord, maar komt Hij ook met andere roepstemmen in je leven. Dat gebeurt ook hier.
Paulus hoort die woorden van Barjezus, van Elymas, de tovenaar. En hij voelt de vijandschap. Hij merkt hoe de duivel, want die is het, wil proberen te verhinderen dat de stadhouder het Woord van de Heere zal geloven. Paulus kijkt Elymas aan. Hij zegt tegen hem: “O, jij kind van de duivel, zul je niet ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien?” Paulus zegt eigenlijk: “Elymas, jij bent een knecht van de duivel, geen kind van de Heere. En je probeert de wegen van de Heere die recht zijn, krom te maken.”
Paulus gaat verder: “Je zult blind worden en de zon niet zien voor een tijd.” Elymas wordt niet meteen voor altijd gestraft, hij krijgt nog tijd om zich te bekeren. Hij zal niet voor altijd blind worden, maar voor een tijd.
Kijk eens! Plotseling kán Elymas niet meer zien. Hij is blind geworden. Met zijn handen voelt hij om zich heen, om de weg te vinden. Andere mensen in de zaal moeten hem bij de hand nemen en de weg wijzen. De Heere doet een groot teken.
Daar zit Sergius Paulus. Hij heeft niet alleen het Woord van de Heere gehoord, maar hij ziet nu ook dat Elymas niet meer kan zien. De Heere laat zien Wie Hij is. Dat Hij de Almachtige is en dat wat Hij zegt, ook gebeurt.
Hij ziet dat de God over Wie Paulus en Barnabas gepreekt hebben, werkelijk God is. Dat wat Hij zegt, waar is. Sergius Paulus is verslagen over de leer des Heeren. Het heeft hem diep in zijn hart geraakt. Hij gelooft het: Die God is de ware God. En alles wat Paulus en Barnabas van Hem vertellen, is waar. Die God kan hem van zijn zonden verlossen. Hij kan vrede geven. Hij kan echt gelukkig maken. Hij geeft het eeuwige leven. Sergius Paulus is gaan buigen voor de Heere. Hij heeft de vrede gevonden door het geloof.

Wat een zegen, als jij ook zo het Woord van de Heere mag geloven en je mag voor Hem buigen. Als je in je hart geraakt bent door dat Woord, ja, door de Heere Zelf. Dat je het gelooft: Wat Hij zegt, is waar! Want Hij is Zelf de Waarheid en het Leven.

Zo jij Zijn stem dan heden hoort,
Geloof Zijn heil- en troostrijk Woord,
Verhard je niet, maar laat je leiden.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden

Antiochië (in Syrië)
De stad Antiochië die hier bedoeld wordt, lag in Syrië. Daar was ook een christengemeente ontstaan. Dit was waarschijnlijk gebeurd door de vervolging na de dood van Stefanus (Hand. 11:19-21). Toen zijn mensen vanuit Jeruzalem in Antiochië gekomen en hebben daar het Evangelie verkondigd aan de Joden. En het bleef niet ongezegend. Want de hand des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde en bekeerde zich tot de Heere (Hand. 11:21). In deze stad, Antiochië, werden de volgelingen van de Heere Jezus voor het eerst ‘christenen’ genoemd (Hand. 11:26).
Vanuit deze plaats worden op bevel van de Heere mannen uitgezonden en begint daadwerkelijk het zendingswerk onder de heidenen.

Profeten en leraars te antiochië (vs. 1)
In Antiochië is een gemeente, onder ambtelijk gezag. Er zijn profeten en leraars.
Profeten zijn in het Nieuwe Testament mensen die een bijzondere gave van de Heilige Geest ontvangen hebben en door Hem gebruikt worden om in bepaalde omstandigheden Gods wil bekend te maken. (in die tijd was het Nieuwe Testament er nog niet).
Leraars hadden deze bijzondere gave niet, maar moesten de gemeente onderrichten vanuit en met het reeds gegeven Woord van God.
De grondtekst geeft aan dat de eerste drie profeten en de anderen leraars waren.

De Heere dienen, en vasten (vs. 2)
‘Dienen’ betekent niet alleen dat ze in de gemeente hun werk deden, maar hier betekent het ook, dat deze groep mensen zich samen voor een tijd hebben afgezonderd om door gebed en overdenking van Gods Woord de Heere een bijzondere vraag voor te leggen en Hem om antwoord te bidden. Zij begeerden dat de Heere hen de weg zou wijzen hoe Zijn Koninkrijk uitgebreid zou kunnen worden. Om door niets afgeleid te worden, werd er ook gevast (niet eten of drinken; maar dit kunnen ook andere dingen zijn die afleiden van het dienen van de Heere).
Op dit gebed, dat Hij Zelf had gewerkt, gaf de Heere hen door een of meerdere van de profeten antwoord. Ze moesten Barnabas en Saulus afzonderen (of heiligen, apart zetten) en hen uitzenden naar de heidenen. Afzonderen is van roepen onderscheiden: afzonderen betekent dat ze zich voortaan aan dit werk moeten wijden.

De gemeente van Antiochië wordt dus een zendende gemeente, want als aan deze voorgangers de wil van de Heere bekend is gemaakt, zendt de gemeente hen uit. Ze leggen Barnabas en Saulus de handen op, wat zoveel betekent als hen aanbieden aan de Heere en hen uitzenden, en lieten hen gaan. Het doel was het christendom te verbreiden en gemeenten te stichten. Na verloop van tijd kwamen Barnabas en Saulus ook weer terug in Antiochië om verslag uit te brengen (vgl. Romeinen 10:15).

Op zendingsreis (vs. 4) – de plaatsen
Barnabas en Saulus vertrekken uit Antiochië in Syrië, en gaan dan naar de kust; een reis van 25 km. Daar vandaan varen ze met een schip naar het eiland Cyprus. Van dit eiland was Barnabas afkomstig. De eerste plaats die ze hier aandoen, is Salamis. Deze plaats ligt in het noordoosten van Cyprus. Vervolgens trekken ze het eiland over en komen in de havenplaats Pafos, de hoofdstad van het eiland.

De zendingswerkers
Van Barnabas en Saulus wordt uitdrukkelijk vermeld dat ze uitgezonden worden, nadat de Heilige Geest daarvan getuigenis heeft gegeven. Johannes Markus gaat ook mee. Van hem wordt het voorgaande niet vermeld. Als er moeilijkheden komen, gaat hij terug… Hij heeft in wezen ‘niets’ om ‘op terug te vallen’. Het is daarom zo belangrijk dat de Heere Zelf roept, want dan zal Hij ook leiden, bekwamen en bijstaan. Saulus is door God geroepen, door God afgezonderd en op Gods tijd door de gemeenten uitgezonden. Zendingswerk is een taak van de gemeente.

Barnabas
We lezen in Hand. 4 dat hij Joses heette, maar van de apostelen de bijnaam ‘Barnabas’ kreeg, d.i. een zoon der vertroosting. Barnabas was een Leviet, afkomstig van het eiland Cyprus. Hij had daar een akker die hij verkocht en de opbrengst aan de voeten van de apostelen legde, zodat zij de armen van al het nodige konden voorzien.
Toen Saulus zich na zijn bekering bij de discipelen wilde voegen, die dat weigerden omdat ze hem niet vertrouwden, was het Barnabas, die Saulus bij de apostelen bracht. (Hand. 9:27).
In Hand. 11:19–25 wordt opnieuw iets over hem verteld. Als de gemeente in Jeruzalem na de vervolging hoort dat in de stad Antiochië veel mensen tot geloof zijn gekomen, sturen de apostelen Barnabas daarheen. Hij is verblijd als hij de genade van God in de levens van mensen ziet en vermaant hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. (Hand. 11:23). En dan staat er: ‘Want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs, vs. 24. Dit is hetzelfde getuigenis wat we ook van Stefanus lezen in Hand. 7:5.
Nadat hij deze stad bezocht heeft, gaat hij op zoek naar Saulus, die op dat moment in Tarsen, zijn geboorteplaats, is, en neemt hem mee naar Antiochië. (Hand.11:25)

Saulus (of Paulus, de Griekse vorm van Saulus)
Kort na de bekering van Paulus op de weg naar Damascus (Hand. 9) had de Heere al tegen Ananias gezegd: ‘Deze is Mij een uitverkoren vat, om Mijn Naam te dragen voor de heidenen en de koningen en de kinderen Israëls.’ Tien jaar geleden was Paulus al geroepen. Over die roeping vertelt hij aan koning Agrippa in Hand. 26:16-18: ‘Want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen; Verlossende u van dit volk en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zend, om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij.’ En ook in Hand. 22:17-21, waar Paulus vertelt hoe de Heere later tegen hem zei: ‘Ik zal u ver tot de heidenen afzenden’ (Hand. 22:21).
Nu, tien jaar na zijn roeping, wordt hij daadwerkelijk uitgezonden. Pas nu is het tijdstip gekomen dat hij het Woord zal gaan verkondigen onder de heidenen.

Naamsverandering van Saulus in Paulus
Saulus is de Joodse vorm van Paulus. Deze naam betekent: ‘de afgebedene’. De Griekse vorm van zijn naam is Paulus (= de kleine). Waarschijnlijk had Saulus, zoals in die tijd gebruikelijk was, twee namen, een Joodse en een Griekse. Tot nu toe is hij Saulus genoemd.
Vanaf nu (Hand. 13:9) wordt hij echter ‘Paulus’ genoemd. Dat is op het moment dat Saulus gaat spreken tot Elymas in de Naam van de Heere. Er gebeurt daar iets opmerkelijks. Tot nu toe had Barnabas de leiding, maar vanaf dit moment krijgt Paulus de leiding, en is/wordt hij de heidenapostel, waartoe de Heere hem geroepen heeft. (vgl. Hand. 9:15)

Johannes Markus (Markus)
Over Markus lezen we in Hand. 12:25. Daar wordt hij Johannes genoemd, die toegenaamd wordt Markus. In het twaalfde vers staat dat zijn moeder Maria heette. Zij woonde in Jeruzalem. In haar huis kwam de gemeente dikwijls bij elkaar (zoals ook op het moment dat in dit hoofdstuk genoemd wordt, toen er een gedurig gebed gedaan werd voor Petrus, die in de gevangenis zat).
Deze Johannes Markus was een neef van Barnabas (Kol. 4:10). Hij gaat mee als helper; niet om persoonlijke diensten te bewijzen, maar om te helpen bij de prediking van het Evangelie. Waarschijnlijk was het o.a. zijn taak om te dopen (Vgl. Hand. 10:48, 1 Kor. 1:14-17).
Hij gaat mee op zendingsreis, maar als het moeilijk wordt, keert hij terug naar Jeruzalem. (Hand. 13:13). Aan het begin van de tweede zendingsreis komt er door hem onenigheid tussen Paulus en Barnabas, omdat Barnabas Markus dan weer mee wil nemen. Overigens is dat later weer goed gekomen tussen zowel Barnabas en Paulus, als tussen Paulus en Johannes Markus. Dit blijkt wel uit de keren dat Paulus hem in zijn brieven noemt. In Filémon:24 noemt hij hem onder ‘mijn medearbeiders’. In 2 Timotheüs 4:11 schrijft hij zelfs: Neem Markus mede en breng hem met u, want hij is mij zeer nut tot de dienst. En Petrus noemt hem In 1 Petrus 5:13 ‘mijn zoon’.
Deze Johannes Markus is de schrijver van het Evangelie naar de beschrijving van Markus.

Op zendingsreis
Na door de gemeente te zijn uitgezonden, vertrekken Barnabas en Saulus naar Seleucië, een plaats aan de Middellandse Zee en de haven van Antiochië. Er wordt nog eens uitdrukkelijk vermeld dat ze zijn uitgezonden door de Heilige Geest. Ze bewandelen dus geen eigen paden. Daar nemen ze een schip naar het eiland Cyprus (zo’n 100 km varen).

Hun manier van werken: Eerst de Jood… (vs. 5)
De eerste plaats op Cyprus is Salamis. Hier is een Joodse synagoge en daar beginnen Saulus en Barnabas hun arbeid. Zoals dat ook later de gewoonte van Paulus was, verkondigen ze het Evangelie eerst aan de Joden, en pas daarna aan de heidenen. (Vgl. Romeinen 1:16, Want het ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst de Jood, en ook de Griek’).

Te Pafos (vs. 6)
Daarna reizen ze het hele eiland over en komen in de voornaamste stad van Cyprus, Pafos, dat aan de westkust lag. Dit was de regeringsstad. En hier woonde ook de stadhouder die over Cyprus regeerde, Sergius Paulus (dit was een reis van zo’n 125 km).
Pafos was zowel politiek als godsdienstig een middelpunt. Hier stond het beroemde heiligdom voor de godin Aphrodite of Venus.

Een verstandig man – stadhouder Sergius Paulus (vs. 7, 12)
De Romeinse stadhouder, Sergius Paulus, die in Pafos woont, wordt ‘een verstandig man’ genoemd. Hij is op zoek. Dit blijkt uit het feit dat hij Barnabas en Saulus naar zijn paleis haalt. ‘Hij zoekt zeer het Woord Gods te horen’. Het is zijn verlangen om te horen wat deze twee mannen te zeggen hebben. En daarbij gaat het niet om hen, maar om het Woord dat ze brengen. Er is in zijn hart een honger om te weten wat waarheid is. En die kan niet eerder gestild worden voordat hij die waarheid ook gevonden heeft.
En dat is in wezen de ware wijsheid! ‘Want het ware inzicht en het rechte verstand bestaat hierin, dat men niet ophoudt de waarheid te zoeken, voordat men die werkelijk gevonden heeft.’ (citaat van Andreas wat Dächsel aanhaalt).
Dat hij al langer op zoek was, blijkt ook uit het feit dat er in zijn paleis een Jood is. Hij is een tovenaar, een wonderdoener; iemand die kennis heeft van de meest verborgen krachten van de natuur en daardoor bijzondere daden kan doen (vgl. de wijzen uit het Oosten, die met dezelfde naam worden genoemd; magiër). Maar het is ook een valse profeet die onder de invloed van demonische krachten ook wel tekenen en wonderen verrichtte. Omdat deze man hem niet gegeven had wat hij zocht, liet Sergius Paulus nu Barnabas en Saulus halen, in de hoop dat zij hem wel de rechte weg konden wijzen.

Een valse profeet: Barjezus of Elymas (vs. 6, 8)
Deze valse profeet droeg een schitterende naam. Hij heette Barjezus (= zoon van Jezus). Jezus was in die tijd een gewone naam. Hij was echter geen kind van de Heere, maar van de duivel. Zijn Arabische naam (bijnaam) was Elymas, wat ’magiër’ betekent, of: ‘wijze’, ‘bezitter van grote geheimen’ of kortweg ‘tovenaar’. Hij is een vijand van de Heere en Zijn leer. En dat blijkt ook als Barnabas en Saulus in het paleis van Sergius Paulus gaan preken. Hij doet er alles aan om te voorkomen dat het Woord dat ze brengen ingang zal vinden in het hart van de stadhouder. Dit doet hij allereerst door zijn houding, maar waarschijnlijk ook door woorden. Want Paulus zegt tegen hem: 'Zult gij niet op houden te verkeren de rechte wegen des Heeren?’
Deze Barjezus was een Jood. Hij was dus besneden en bekend met de wil van de Heere, Die het volk Israël verboden had ‘duivelskunsten’ uit te voeren. Daarom was het dubbel zo erg dat hij een valse leer bracht.

Verband belijdenisgeschriften
Zondag 48: ‘Uw Koninkrijk kome’. De bede om de komst van Gods Koninkrijk. Hieronder valt ook het gebed om alles te breken wat zich daartegen verzet.
Zondag 52, vr. 127: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
DL, hfdst. 1, art. III, IV, V: De Heere Zelf zendt boodschappers als predikers van Zijn Woord, dat oproept tot bekering en geloof. Hij bepaalt ook tot wie, wanneer en door wie Hij dat doet.
Art. IV: Het gevolg van de prediking, de vrucht; tweeërlei uitwerking.
Art. V: Ongeloof is schuld van de mens, het geloof is een gave van God.
D.L., hfdst. 3-4, art. 11: De Heere werkt door Zijn Heilige Geest in de harten van de uitverkorenen en bekeert hen.
Hfdst. 3-4, art. 16: De Heere maakt de mens geestelijk levend. Alleen daardoor worden we gewillig en gehoorzaam. Wedergeboorte is een werk van Heere, maar wij blijven verantwoordelijk.

Aanwijzingen voor het gebruik
Adviezen leidinggevenden
Voor meer informatie over de zending, evangelisatie en het werk in Israël kun je een kijkje nemen op de site van de zending: www.zgg.nl (met apart gedeelte voor kinderen), www.evgg.nl; www.dep-israel.nl. Speciaal voor kinderen is er de site: www.onderwijsenisrael.nl.

Extra idee
Als er vanuit jullie gemeente iemand is uitgezonden voor de zending kun je ook een kaart sturen met alle namen van de kinderen erop. Een andere mogelijkheid is om alle kinderen een kaart te laten maken – eventueel met een zelfgekozen Bijbeltekst - en die in een envelop op te sturen naar deze persoon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2020

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 5a: Paulus en de stadhouder

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2020

Kompas Handleiding | 20 Pagina's