Zelfs voor MUCKLE KATE
In het Schotse dorp Lochcarron, waar L. Mackenzie van 1782 tot 1819 dominee was, woonde een oude vrouw. Deze vrouw stond niet goed bekend. Ze had bijna alle geboden van de Heere openlijk overtreden. Iedereen wist daarvan. Muckle Kate werd deze vrouw genoemd, een scheldnaam. Niet alleen omdat ze dik was, maar ook om de vele zonden die ze deed. Het was een vrouw voor wie je je hoofd zou om draaien.
Dominee Mackenzie was bewogen met deze vrouw. Hij probeerde haar in te winnen voor het Evangelie. Maar dat lukte niet, Muckle Kate moest niets van het Evangelie hebben.
Daarom bedacht dominee Mackenzie een plan. Op een avond, toen de inwoners van Lochcarron bij elkaar waren om wat te handwerken en te zingen en Muckle Kate daar ook bij was, werd er een nieuw lied ingezet. Een lied over Muckle Kate, geschreven door dominee Mackenzie. Alle afschuwelijke zonden van Muckle Kate werden in dit lied opgesomd. En Muckle Kate, die nog nooit ergens een traan om gelaten had, werd verslagen in haar hart. Muckle Kate ging huilen om haar zonden. Ze werd zo verdrietig, dat ze na een poos blind werd. En nog steeds had ze geen rust voor haar ziel.
Toen, drie jaar later, was het bijna de zondag waarop het Heilig Avondmaal zou zijn. Dominee Mackenzie vroeg aan Muckle Kate of zij ook aan het Heilig Avondmaal deel wilde nemen. Wat schrok Muckle Kate van deze vraag. Zij? Zo’n zondige vrouw? Nee, nooit, nooit zal zij aan die tafel kunnen zitten.
Het werd zondag. Duizenden mensen waren bijeengekomen in de buitenlucht om bij de bediening van het Heilig Avondmaal aanwezig te zijn. Velen van hen mochten aangaan. Dominee Mackenzie was bezig met zijn slotwoord. En plotseling klonk vanuit die grote schare mensen, een schreeuw van een vrouw in grote nood. Het was Muckle Kate.
Dominee Mackenzie herkende haar stem en drong tussen de mensen door naar de plaats waar Muckle Kate zat. Hij pakte haar bij haar hand en leidde haar naar de tafel. En voor de ogen van al die duizenden mensen, ontving Muckle Kate de tekenen en zegelen van Gods genadeverbond. Het brood kon ze niet zien, maar ze zag wel het Lichaam van de Heere Jezus, dat voor haar verbroken is. Ze kon de wijn niet zien, maar ze zag wel het bloed dat voor haar vergoten is. Toen mocht ze geloven dat voor die oneindige rij van zonden betaald is. Dat ze gewassen is in het bloed van Christus.
Later, op haar sterfbed, heeft ze het gezegd: “Vertel het maar aan de slechtsten onder de zondaren, de dronkaard, de zedeloze, de sabbatsbreker, de dief, de lasteraar, de leugenaar, de spotter, de ongelovige, vertel hun dat ik, een levend bewijs van iedere zonde, dat zelfs ik de Zaligmaker heb gevonden.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 2020
Daniel | 32 Pagina's