JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

B. Ontwikkelingen in de moderne schilderkunst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

B. Ontwikkelingen in de moderne schilderkunst

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De grote wending die de schilderkunst in de tweede helft van de 19e eeuw doormaakte, wordt het impressionisme genoemd. Het gaat bij de kunstenaars van deze richting (bijv. Manet, Renoir, Maris) om het weergeven van impressies van de werkelijkheid. De impressionist wil eigenlijk alleen maar oog zijn. Hij ziet slechts effecten van licht en kleur, de uiterlijke schijn, en deze zijn hem belangrijker dan de dingen zelf. De idee, de geestelijke inhoud van het kunstwerk negeerde de kunstenaar, wie het slechts om vluchtige indrukken te doen was.

2. Actie wekt reactie. Het is duidelijk dat tegen een dergelijke opvatting verzet moest komen. Vincent van Gogh staat aan het begin van een stroming, die als het expressionisme bekend staat. Deze stroming staat lijnrecht tegenover het impressionisme. Voor Vincent van Gogh wordt de werkelijkheid weer symbool, de kunst wordt weer uitdrukkingskunst, die een morele taak heeft. Het scheppingsproces is dan ook omgekeerd aan dat van de impressionisten. De laatsten geven indrukken van buitenaf in hun schilderijen weer, terwijl de expressionisten hun gedachten en zielstoestanden overdragen op de natuur.

Van Gogh gaf met zijn werk niet zozeer de werkelijkheid weer maar meer een dramatische werkelijkheid d.m.v. lijn en kleur. De eigen beleving staat hierin centraal. Latere expressionisten gaan dientengevolge steeds minder nadruk leggen op de vorm, op de werkelijkheid zoals we die zien. Dit blijkt uit bewuste wijzigingen wat de vorm en vooral ook wat de kleur betreft. Zo ontstaat bij de expressionisten de drang naar vereenvoudiging en de neiging tot het elementaire.

3. Een stroming als het symbolisme gaat nog verder. De naam zegt het al: het geeft de uitbeelding van een bepaalde idee, los van de directe waarneming. Het komt niet op de dingen zelf aan, maar op dat wat de kunstenaar erin ziet. Symbolische kunst krijgt dikwijls een sterk decoratief karakter.

4. De vormen van de werkelijkheid kunnen ook gewijzigd worden op meetkundige grondslag. Hierdoor ontstaan composities van geometrische geordende lijnen en vlakken. We noemen deze richting het kubisme. De kubisten (o.a. George Braque) ontleden de dingen in hun onderdelen en bouwen uit deze elementen een geheel nieuwe voorstelling op, waarbij de oude wetten, o.a. die van het perspectief, niet meer gelden.

Cézanne staat aan het begin van deze stroming. Deze schilder zocht naar de grondvormen van alle dingen, waarbij hij op de vormen van cilinder, bol, kubus, enz. stuitte.

5. De verwarring die de 20e eeuw op geestelijk gebied te zien geeft, zien we ook duidelijk in een richting als het primitivisme en archaïsme. Terug naar de primitieve culturen en kunsten, is de leus. Het kunstbeeld wordt kinderlijk en houterig. Er is een welbewust uitbannen van het perspectief. In de archaïserende kunst is er dikwijls een onbeschaamde terugkeer tot het dierlijke en barbaarse, zonder het uiterlijke beschavingsvernis. Ganguin staat aan het begin van deze stroming,

6. Bedriegelijk dicht bij de werkelijkheid bevinden zich de schilderijen van het zgn. magisch of fantastisch realisme. De werkelijkheid wordt door de magisch realisten in een bepaalde, vaak angstaanjagende situatie geplaatst, waardoor men zich aangetrokken en afgestoten tegelijk voelt. In ons land is A.C. Willink de onbetwiste grootmeester in dit genre.

7. Een stroming waarin de afwending van de werkelijkheid op een geheel andere wijze te zien is, is het surrealisme. De surrealisten (denk bijv. aan Salvador Dali) schilderen geen door het verstand te controleren onderwerpen, maar datgene wat aan het droomleven, het onderbewuste, de fantasie is ontsproten. Als êén kunststroming gevaarlijk kan zijn, dan wel dit surrealisme, waarin de lust- en onlustgevoelens, de angst en de demonie, de wreedheid, de walging en de wanhoop uitgebeeld kunnen worden op een stuitende wijze.

8. Een voorlopig eindpunt werd bereikt in de zogenaamde abstracte kunst. In 1910 schilderde Kandinsky het eerste abstracte schilderij, dat hij "Gevoelens oproepende kleurenvlekken" noemde. Elke band met de zichtbare en tastbare werkelijkheid wordt in de abstracte kunst verbroken. Daarom kan deze kunst de ons omringende werkelijkheid negeren. Zij is een poging van de mens om in volle vrijheid iets te scheppen, iets te bouwen los van de werkelijkheid. Tenslotte blijkt hij bij dat bouwen toch wat te zeggen te hebben, namelijk dat hij geen innerlijke rust kent, geen  evenwicht, geen vrede, met de werkelijkheid wel het minst. 

De houding van de abstracte schilders getuigt vaak van een haat tegen de werkelijkheid, tegen de natuur, tegen de bestaande maatschappelijke orde. Vrijheid is het wezen van veel moderne kunst. In naam van die vrijheid moet veel worden vernietigd. Het geloof in de zin van de dingen is verloren gegaan. Maar achter dit alles schuilt de revolutie tegen God, die zich uit in een haat tegen de schepping, welke uiteindelijk niets anders is dan een haat tegen de Schepper! Picasso heeft schilderijen gemaakt, die voor een christen een vloek-in-verf betekenen!

9. Aan het einde van de ontwikkeling naar de abstractie ligt het lege schilderij: geheel blauw of wit of een andere kleur. Het niets, het nihilisme! Ronduit verbijsterend is soms wat men in de musea van moderne kunst als "kunst" gepresenteerd krijgt.

Daarmee wordt tegelijkertijd de nood van onze tijd uitgestald!

Opmerking: Het bovenstaande geeft slechts in enkele hoofdlijnen de ontwikkeling aan. Een heel goed en veel uitvoeriger overzicht is te vinden in "Schilderijen zijn" van Casper de Jong (prisma-pocket nr. 381; helaas alleen maar antiquarisch), hfdst. 16, 17 en 18; "Ik of gij?" hfdst. IV geeft eveneens een helder en eenvoudig overzicht, bovendien vanuit christelijk standpunt; dat laatste geldt eveneens voor "Kunst en revolutie" van Willem L. Meyer, waar in hfdst. IV onder de titel "Kunst en ontkerstening" een uiterst boeiend overzicht gegeven wordt tot aan Picasso's bekende schilderij "De meisjes van Avignon". Dit laatste boek veronderstelt echter wel veel vóórkennis.

Schaeffers reeds genoemde boeken behandelen de kunst in breder perspectief. We noemen met name "Hoe zouden wij dan leven?", hfdst. 10 en "De God Die leeft", deel I, hfdst. 3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

Mivo +16 | 44 Pagina's

B. Ontwikkelingen in de moderne schilderkunst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

Mivo +16 | 44 Pagina's