Verslaafd
Slaaf van de zonde of dienaar van God?
Als je verslaafd bent aan roken, kun je niet zonder sigaretten. Iedere keer wil je er weer één opsteken. Zo is het ook met verslaving aan zonde. Maar een zondeslaaf kan door genade een evangeliedienaar worden.
Vooral de apostel Paulus gebruikt in zijn brieven het beeld van de slaaf. Wat is een slaaf in het Nieuwe Testament? Het Griekse woord voor slaaf, ‘doulos’, wordt in de Statenvertaling vertaald als ‘dienstknecht’. Het woord ‘dienstknecht’ laat zien dat niet altijd een onderdrukte slaaf bedoeld wordt. Een slaaf kon ook huismeester zijn of secretaris van een belangrijke officier. Ook in die gevallen is de slaaf wel de ‘lijfeigene’ van zijn of haar meester. Die meester had de slaaf immers gekocht, op een markt uitgezocht. De slaaf is zijn eigendom en hij kan van de slaaf vragen wat hij wil.
Vieze klusjes
De slaaf moet zijn bevelen opvolgen, zoals de centurio, de hoofdman over honderd, zegt in Mattheüs 8: 9: Ik zeg tot mijn slaaf: doe dat! en hij doet het. Daardoor is de slaaf in aanzien altijd lager dan een vrije man of vrouw. De meeste mensen aten niet met slaven en lieten ze vooral vieze klusjes doen. Wel kon een slaaf zich soms vrijkopen, na een bepaald aantal jaar gediend te hebben. Aan de andere kant, als iemand grote schulden had kon hij tot slaaf gemaakt worden van de schuldeiser. Het was echter een grote schande als je zo uit schuld of vrije wil slaaf werd (vergelijk 1 Korinthe 7: 23 en Galaten 5: 1).
Slaaf van de zonde
De apostel Paulus gebruikt het woord ‘dienstbaarheid’ om de gehechtheid aan de zonde aan te geven (Romeinen 6: 19 en Galaten 4: 3). Dienstbaarheid kan ook vertaald worden als ‘verslaving’, slaaf worden. Dat is een veelzeggend beeld: een slaaf is helemaal overgeleverd aan zijn meester en heeft geen rechten. Zo iemand kan als slaaf geboren zijn en daarom slaaf zijn. Maar het kan ook zijn dat iemand vrijwillig slaaf is geworden. Dat is iemand die zich ‘verkocht’ heeft aan een meester. Dat is ook de situatie van alle mensen, zegt Paulus. Wij hebben ons ook vrijwillig verkocht aan de zonde (Romeinen 7: 14). De zonde is onze meester en we kunnen onszelf niet meer vrij kopen. We kunnen alleen nog maar de bevelen van onze meester, de zonde, opvolgen.
Christus tot slaaf geworden
Ook voor de blijde boodschap, het evangelie, gebruikt de apostel Paulus het woord slaaf. De komst van Gods Zoon naar deze aarde vergelijkt hij met de vernedering van iemand die een slaaf wordt. In Fillipenzen 2 citeert Paulus waarschijnlijk een lied dat de eerste christenen zongen. Dit lied gaat over de Heere Jezus Christus:
Die in de gestaltenis Gods zijnde, het geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende,
en is de mensen gelijk geworden; En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises.
Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;
Opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Christus heeft Zich, alhoewel Hij God was, vernederd tot de laagste status van slaaf. Zelfs tot de kruisdood. Maar Hij is ook opgestaan en “uitermate verhoogd”. Waarom? Omdat dan alle tong zou kunnen belijden dan Jezus Christus de Heere is.
Dienaar van God
Alleen omdat God in Christus Zich zo wilde vernederen, is er bevrijding mogelijk van de zondeslavernij. Zo er bevrijding mogelijk van die harde meester, van de zonde. Door genade kan Christus de nieuwe meester worden. Jezus Christus is Heere, ‘kurios’. Dat is de titel van de Romeinse keizer. Jezus Christus is de keizer, de meester, de eigenaar van een christen. Daarom belijdt een ware christen ‘dat ik in leven en sterven niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmaker Jezus Christus eigen ben’ (Heidelbergse Catechismus, zondag 1). Een nieuwe eigenaar betekent ook een nieuw, een ander leven. Je leven wordt radicaal anders als God je bekeert. In plaats van de zonde te dienen ga je dan God dienen. Paulus zegt: om dienstbaar te zijn der gerechtigheid, tot heiligmaking (Romeinen 6: 19). Eerst wilde je alleen de zonde, de ongerechtigheid dienen. Maar dan wordt je dienstbaar, verslaafd aan gerechtigheid. Het gevolg van de zonde is de dood. Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere (Romeinen 6: 23).
Weer terugbrengen
Heeft een christen dan geen last meer van zijn oude meester? Nee. Als je ooit aan roken verslaafd bent geweest, wil je iedere keer als je sigarettenrook ruikt er ook weer één opsteken. De zondeslavernij is nog hardnekkiger. Paulus schrijft: Ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Romeinen 7: 23 en 24). Daarom waarschuwt de apostel de bevrijde zondeslaaf, dat hij of zij niet opnieuw in de ban van de zonde en van de lusten moet komen (vergelijk 1 Korinthe 7:23 en Romeinen 16:18). Door genade wil God zo’n weggelopen dienstknecht weer terug brengen. Het is ook genade als God het verlangen naar de zonde onderdrukt. Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere (Romeinen 7: 25) kan Paulus dan zeggen.
Elco van Burg
---
Slavernij als zonde
Slavernij was - en is tot op heden - een groot menselijk drama. Zo bereikten van de 15 miljoen slaven die in Afrika werden ingeladen, nog geen 10 miljoen levend de overkant. Slavernij is bijna zo oud als de wereld. Voor de Griekse en de Romeinse maatschappij waren slaven belangrijk. Cato de Oude was zelfs van mening dat ossen een betere behandeling verdienden dan slaven. Opvallend genoeg verdween die slavernij met de komst van het (vroege) christendom. Thomas van Aquino concludeerde in de dertiende eeuw dat slavernij zonde was. Twee eeuwen later protesteerde de eerste paus tegen slavernij. Later gebeurde dat nog een paar keer. Helaas voor veel slaven hadden de pauselijke bullen weinig morele zeggingskracht in protestantse landen. Toch ontstond in het christelijke Amerika de antislavernijbeweging: het abolitionisme. De Amerikaanse abolitionistische beweging telde dan ook veel christelijke namen, waaronder die van Harriet Beecher-Stowe, schrijfster van De negerhut van oom Tom. Vanuit Amerika waaide het abolitionisme over naar Engeland, waaronder anderen de bekende John Wesley zich in 1774 in een vlammend betoog richtte tegen de slavernij. Nederland was een van de laatste Europese landen die besloten tot afschaffing van de slavernij. Toch waren er ook in Nederland christelijke voorvechters van de afschaffing van slavernij. Groen van Prinsterer bijvoorbeeld. Het christendom is de enige godsdienst waar niet alleen zonde als slavernij wordt gezien, uiteindelijk was het ook het christendom dat als enige godsdienst slavernij als zonde zag.
Sandor van Leeuwen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 2010
Daniel | 32 Pagina's
