JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lambertus Gerardus Cornelis Ledeboer wordt op 30 september 1808 in Rotterdam geboren. Zijn ouders geven hem een strenge rechtzinnige opvoeding. Dit laat grote eerbied achter zodat hij al jong eerbied heeft voor Gods Woord en liefde tot Gods volk.
Op de lagere school kan hij niet al te best leren, waarschijnlijk door een zwakke gezondheid. Toch gaat het met hem daarna op het gymnasium prima. In 1826 wordt hij ingeschreven als student theologie aan de Hogeschool in Leiden.
In 1838 komt hij in zijn eerste gemeente, namelijk Benthuizen. In het begin preekt hij op een gematigd vrijzinnige manier. Als hij door een gemeentelid daarop gewezen wordt, komt hij in een geestelijke crisis. Als een schuldige zondaar worstelt hij in het gebed om genade. En de Heere verhoort. Die zondag preekt hij over de tekst: "Dit weet ik, dat ik blind was en nu zie." Na zijn bekering wijst hij zijn hoorders ernstig op hun zonden maar ook op de mogelijkheid tot vergeving. Vooral kinderen kan hij dat op een eenvoudige manier voorhouden.
Ledeboer kon soms driftig en impulsief handelen. Door zijn optreden op zondag 8 november 1840 wordt hij het onderwerp van gesprek in heel Nederland. Tijdens de preek werpt hij in heilige verontwaardiging het gezangenboek en de reglementenbundel van de kansel. Deze boeken van mensen vindt hij in strijd met Gods Woord. Na de dienst nodigt hij de gemeente uit hem te volgen naar de tuin van een door hem gekocht huis. Daar wordt een gat gegraven waarin de boeken worden begraven. Daarna zingen de gemeenteleden: "De Heer zal opstaan tot de strijd" en: "Maar 't vrome volk in U verheugd". Er is best een andere manier om duidelijk te maken dat er bezwaren zijn tegen het verval van de kerk. Toch maakt Ledeboer met deze boekenbegrafenis wel duidelijk dat al de reglementen afgedaan hebben, dood zijn en bergaven behoren te worden. In de strijd die er op deze gebeurtenis volgt wijst hij ook op de grote leervrijheid in de kerk: ieder mag preken hoe hij wil. Hij pleit ervoor dat er opgetreden wordt tegen predikanten die het Woord van God niet op de juiste manier verkondigen.
Ledeboer wordt als predikant geschorst, daarom preekt hij 's zondags in de oude burgemeesterswoning. Ook in andere gemeenten wordt hem de toegang geweigerd zodat hij in diverse huizen en schuren voorgaat. Op 26 januari 1841 wordt hij uit zijn ambt ontzet en zo uitgeworpen uit de Nederlands Hervormde Kerk. Voor bijbelgetrouwe predikanten is geen plaats.
Pas na enkele jaren gaat Ds. Ledeboer noodgedwongen over tot het stichten van gemeenten, want in de ongeordende groepen blijven veel kinderen ongedoopt. Door hem worden, vooral in Zeeland, 23 gemeenten gesticht. Deze worden in de volksmond de ledeboerianen genoemd.
Omdat Ds. Ledeboer toch doorgaat met het uitoefenen van zijn ambt, wordt hij door de staat veroordeeld tot geldboetes. Omdat hij weigert dit te betalen moet hij twee keer in de gevangenis. De eerste keer voor een maand en de tweede keer voor 1,5 jaar. Voor hem zijn dat niet slechte tijden want hij mag ervaren dat de Heere goed voor Zijn knecht zorgt. 

Mijn leerschool is 't gevangenhuis
't Gevangenhuis mijn zachte kruis
De Heer' mij daar te leren geeft
Wijl Hij mij anders niet zo geeft
enz.


In dit huis in Benthuizen woonde ds. Ledeboer van 1841-1845

Ledeboer was dus een opmerkelijke figuur. Maar hij maakte ook opmerkelijke dingen mee. Eén van de bekendste verhalen over hem speelde zich af in de herfst van 1843. Op een nacht voelde Ledeboer zich gedrongen van Benthuizen weg te reizen. Samen met een ouderling ging hij op reis in een wagen, getrokken door een paard. Bij de grens gekomen, ontmoetten ze twee gerechtsdienaren uit Leiden, die vroegen waar ds. Ledeboer woonde: ze moesten hem arresteren. De predikant wees hen zelf zijn woning aan en vervolgde zijn tocht. Hij wist zelf niet waarheen en liet daarom het paard maar lukraak lopen. Zo kwamen ze bij het aanbreken van de dag in Woerden terecht, waar het paard bleef staan voor een tehuis voor "gevallen" vrouwen. Toen de predikant aanbelde en zich bekend maakte, werd hij ogenblikkelijk binnengelaten. Een inwoonster lag er op sterven, maar zij had gebeden om de komst van ds. Ledeboer, die zij alleen van horen zeggen kende, en zij had er ook vast op vertrouwd dat haar gebed verhoord zou worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

Mivo +12 | 24 Pagina's

Ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

Mivo +12 | 24 Pagina's