Johannes de Doper
Dit nummer van Mivo gaat over het leven van Johannes de Doper. Het is te veel stof om in één keer te vertellen, daarom volstaan we in het leidingblad met een schets voor een inleiding over het levenseinde van Johannes.
'Bekeert u, want het Koninkrijk van God is nabij gekomen! Belijd uw zonden, laat u dopen, want de Koning komt! De beloofde Messias komt. Hij is het Lam van God! Bekeert u dan en zoek vergeving bij het Lam!'
Stil staan de mensen te luisteren aan de oever van de Jordaan. Johannes de Doper preekt! Met ernstige woorden waarschuwt hij iedereen, of het nu een visser is of een soldaat, een tollenaar of een farizeeër. Plotseling schrikken de mensen op. Een groep soldaten komt eraan en, zo te zien, niet om te luisteren. Ze lopen naar voren tot bij het water van de rivier. 'Bent u Johannes de Doper?' 'Ja, dat ben ik.' 'Dan bent u nu de gevangene van Koning Herodes. Mee!' De soldaten grijpen Johannes vast. Daar gaan ze weer, met hun gevangene tussenin.
Op een van de bergtoppen ten oosten van de Dode Zee staat een prachtig paleis. Het is één van de paleizen van koning Herodes. Zijn vader had het al laten bouwen. Het lijkt eigenlijk meer op een sterk kasteel, want er zijn niet alleen mooie zalen, maar, onder in de kelders, zijn ook gevangeniscellen. In een van de zalen zit koning Herodes. Daar gaat de grote deur open. Soldaten lopen naar binnen. Tussen zich in hebben ze een gevangene. 'Hier is hij, koning Herodes. we hebben uw bevel uitgevoerd.' Onderzoekend kijkt de koning de gevangene aan. Eenvoudige kleren heeft hij aan, een mantel van kameelhaar, een leren riem. 'Dus u bent Johannes de Doper?', vraagt hij dan. 'Ja koning, dat ben ik.' 'Ik heb gehoord, dat u slechte dingen van mij vertelt, daarom heb ik u gevangen laten nemen. Spreek de waarheid, wat heb je over mij gezegd?' Dan begrijpt Johannes wat de koning bedoelt, waarom hij meegenomen is. Wat doet hij? Begint hij leugens te vertellen om vrijgelaten te worden? O nee, Johannes denkt er niet aan om te liegen. Heeft de Heere hem niet gezonden om het volk te waarschuwen? Zou hij dan nu uit angst de koning maar door laten leven in de zonde? Ongewaarschuwd? Nee, hij zal het eerlijk tegen de koning zeggen. 'Koning Herodes, ik vertel u alleen de waarheid want u doet slechte dingen. U leeft in zonde. En als u daarmee doorgaat, zal God u straffen. Dat heb ik gezegd. En dat zeg ik u nu ook, om u te waarschuwen. Bekeert u!' Zonder angst staat Johannes daar voor de koning. Zijn ogen strak op hem gericht. Hij gaat verder: 'U bent wel geen Jood, maar u kent de wetten van de Heere God heel goed. En wat heeft u gedaan? U heeft uw eigen vrouw weggestuurd en nu leeft u samen met de vrouw van uw broer Filippus. U pleegt overspel. Die vrouw, Herodias, moet u terug sturen. U mag haar niet hebben. U leeft met haar in de zonden en daar moet u mee breken. Bekeert u. U moet zich omkeren, de weg van de zonde verlaten en luisteren naar wat de Heere God wil.' Moedig heeft Johannes gesproken. Wat zal er nu met hem gebeuren? Zal hij gedood worden? Had hij niet beter zijn mond kunnen houden? Nee, dat kon hij niet. Hij was immers gezonden om te vertellen dat de Koning komt? Hij komt om te oordelen. Mensen die in de zonde leven en van de zonde genieten, zullen gestraft worden. Daarvoor wil Johannes Herodes waarschuwen. Hij heeft het goede met Herodes voor. Want er is ontkoming van die straf mogelijk. De Heere wil genade geven aan mensen die hun zonden belijden en die in Zijn kracht daar tegen strijden. Wat zal het antwoord van Herodes zijn? Het blijft nog stil. De woorden van Johannes zijn hard aangekomen. De koning denkt na. Wat zal hij doen? Johannes laten doden? Dat is het beste. Dan is hij van hem af. Weg met die ernstige man met zijn dreigende woorden. Hij wil er niet naar luisteren. Herodias wegsturen? Nooit! Met de zonde breken? Hij denkt er niet aan. Niet Herodias, nee, Johannes moet verdwijnen. Voorgoed. Maar, als de koning de profeet daar voor zich ziet staan, wordt hij bang. Johannes staat daar, zo zonder angst, zo oprecht. Nee, doden durft hij hem toch ook niet. 't Is maar een eenvoudige man om te zien, en toch is dat niet zo. Er gaat iets van hem uit. Hij zal hem in de gevangenis laten zetten, dan is hij voorlopig van hem af. Later zal hij dan wel zien. 'Neem hem mee, breng hem naar de cel,' beveelt hij. Soldatenhanden grijpen Johannes vast, voeren hem mee, de zaal uit, gangen door, trappen af. Een deur valt achter hem dicht. De deur van de cel. Ook Herodias heeft gehoord, wie er gevangen genomen is. Ze schrikt van Herodes, als ze hem ziet. Wat ziet hij er bezorgd uit. Dat komt vast door die Johannes. 'Wat heeft die gevangene gezegd?', vraagt ze dan. 'Dat het zonde is, dat jij hier bent, omdat je eigenlijk getrouwd bent met mijn broer. Ik moet je wegsturen.' 'Maar dat doe je toch niet? Je luistert toch niet naar die armoedige Jood? Je moet hem laten doden! Hoe durft hij zulke dingen tegen een koning te zeggen! Mij wegsturen! Je hebt toch geen ja gezegd?' De koning kijkt Herodias aan. 'Nee, wegsturen doe ik je niet. Maar Johannes doden durf ik ook niet. Hij is rechtvaardig. Hij is een profeet. Wat hij zei, is waar. Bovendien houdt het volk veel van hem. Ook daarom durf ik hem niet te doden. Hij zit nu in de gevangenis.' Herodias kijkt de koning aan. Ze ziet hoe hij onder de indruk is van de woorden van Johannes. Die woorden hebben zijn geweten geraakt. Dat maakt haar bang en boos tegelijk. Bang, dat Herodes haar misschien toch zal wegsturen. Boos, op Johannes, die daar dan de schuld van is. Wacht maar. Als Herodes Johannes niet durft te doden, dan zal zij er wel voor zorgen dat hij sterft. En vanaf die dag verzint ze, hoe ze Johannes kan doden.
Weken gaan voorbij. Weken, die maanden worden. In de donkere, vochtige cel zit Johannes. Elke keer, als Herodes in dit paleis logeert, moet hij bij de koning komen. En elke keer waarschuwt hij Herodes, eerlijk en ernstig. Herodes hoort hem nog graag ook. Maar zich bekeren? Nee, dat doet hij niet. Herodias wegsturen? Nee, dat doet hij ook niet. Elke keer wordt Johannes weer teruggebracht naar zijn cel. Zou hij hier nu voor altijd moeten blijven? Opgesloten? En zijn werk dan? Hij is toch de voorloper van de Koning? Daar moet hij toch van vertellen? Had hij beter niets kunnen zeggen van de zonde van Herodes? Soms komen er een paar vrienden, zijn discipelen. Die mogen hem af en toe bezoeken. Maar op een keer, als ze komen, stuurt Johannes hen weer weg. Ze moeten voor hem naar de Heere Jezus gaan. Ze moeten gaan vragen of de Heere Jezus toch eigenlijk wel echt de beloofde Verlosser is. Zo moedeloos en verdrietig is Johannes. Het lijkt net, alsof de Heere hem vergeten is. En als de Heere Jezus de beloofde Koning is, waarom redt Hij hem dan niet uit deze cel? Waarom straft Hij die goddeloze koning Herodes dan niet? Johannes was een echte boeteprediker: bekeert u... de bijl ligt reeds aan de wortel van de boom... Johannes en zijn discipelen vastten veel... De prediking van Jezus leek zo anders. De Heere Jezus geeft geen rechtsstreeks antwoord op de vraag van de discipelen van Johannes. Ze moeten hun twijfelende meester gaan vertellen wat zij zien en horen: de blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd en de doven horen; de doden worden opgewekt en de armen het evangelie verkondigd. Is dat nu een antwoord? Je zou misschien denken van niet, maar de Heere Jezus wijst terug naar de profeet Jesaja. De werken die de Heere Jezus doet, zijn precies zo door Jesaja voorspeld. Daaraan kan Johannes weten dat Jezus werkelijk de beloofde Messias is. De Heere Jezus ondersteunt Johannes met Zijn Woord. Zo doet Hij dat in onze tijd nog.
De discipelen van Johannes komen weer terug bij Johannes. Ze vertellen Zijn boodschap. Een boodschap van troost en bemoediging: 'Hij is tóch de beloofde Verlosser. Zelfs al laat Hij u hier in de gevangenis.'
Het is feest in het paleis. Koning Herodes is jarig. Heel veel belangrijke mensen zijn uitgenodigd om die verjaardag te komen vieren. Het zal een goede dag worden. Dagenlang zijn knechten en dienstmeisjes druk in de weer geweest om alles klaar te maken. De feestzaal moet er mooi uitzien, het eten moet worden klaargemaakt, de wijn moet worden neergezet. Het is een drukte van belang als het feest begint. Knechten lopen af en aan met eten en met wijn. Het feest is in volle gang. Er wordt zoals altijd veel gedronken. Ineens gebeurt er iets ongewoons. De deur van de zaal gaat open en een meisje komt naar binnen. Dat hoort niet. In de feestzaal zijn alleen mannen. Daar komen nooit vrouwen. En nu gebeurt dat toch. Het wordt stil. Wat komt dat meisje hier doen? Ze begint te dansen. De mannen genieten. Wat danst ze mooi! Zo hitst ze de dronken mannen op. Het is (volgens de ongewijde geschiedenis) Salome, de dochter van Herodias en Filippus. Herodias leeft in een zondige verhouding met Herodes. En haar dochter is al niet veel beter. Welk meisje zou hier, in zo'n mannenzaal, binnen durven komen om te dansen? Herodes ziet hoe mooi zijn gasten het dansen vinden. Hij is trots op Salome. Dat de zonden van dit feest nu alleen maar meer worden, daaraan denkt hij niet. Wie denkt er nu op een feest aan zonde? Herodes niet. Jij wel?
De dans is afgelopen. 'Dat was prachtig, Salome. Ik zal je belonen. Je mag vragen wat je hebben wilt! Vraag maar en ik zweer dat ik het je zal geven, al was het ook de helft van mijn koninkrijk!' Herodes denkt niet na. Hij zweert Salome te geven wat ze hebben wil. Dat betekent dat God hem mag straffen, als hij het haar niet zal geven. Nu zullen de gasten eens zien, hoe rijk hij is. Hoeveel hij Salome geven zal. Wat zullen ze tegen hem opzien! Wat zal Salome vragen? Gouden sieraden? Een mooi paleis? Ze zal het aan haar moeder vragen. 'Wat zal ik vragen, moeder?' Herodias lacht. Dit is haar kans. Hier heeft ze op gewacht. Ja, het is vandaag een goede dag. Niet alleen voor Herodes, omdat hij jarig is, maar vooral voor haar. 'Salome', zegt ze dan, 'weet je wat je moet vragen? Hel hoofd van Johannes de Doper!' Even kijkt het meisje haar moeder aan. Haar gedachten gaan razendsnel. Dan begrijpt ze de bedoeling van haar moeder. Johannes de Doper wil immers dal haar moeder - en dus ook zij - teruggaat naar haar vader Filippus. Ze weet hoe vaak Johannes al gezegd heeft dat Herodes in de zonde leeft. Ze weet dat de woorden van Johannes elke keer indruk maken. Ze weet, dat Herodes Johannes niet durft te doden. En de kans is er dat Herodes nog eens naar Johannes luistert. Het wordt stil in de zaal als Salome weer binnenkomt. Nieuwsgierig kijken de mannen toe. Wat zal zo'n meisje vragen? 'Ik wil, dat u mij, nu meteen, in een schotel geeft het hoofd van Johannes de Doper.' Angstig stil wordt het nu ineens. Kijk die Salome daar nu eens staan. Het is alsof ze zeggen wil: daar had u niet op gerekend, Herodes! Nu moet u Johannes de Doper wel doden! De koning ziet het. Alle vrolijkheid, alle trots is in een keer verdwenen. Wat moet hij doen? Johannes doden? Dat wil hij niet, dat durft hij niet. Maar hij heeft gezworen, hij heeft beloofd met een eed, dat hij Salome zal geven wat ze zou vragen. Even kijkt hij de kring van de gasten rond. Allemaal kijken ze naar hem, nieuwsgierig. Wat zal hij doen? Ja, wat moet hij nu? Wel, Herodes, je moet eerlijk zeggen, dat je niet had moeten zweren. Je moet eerlijk zeggen, dat Salome alles kan krijgen, behalve dat ene, behalve het hoofd van Johannes de Doper. Dan ben je moedig. Dan ben je eerlijk. Maar Herodes durft niet. Wat zullen al die belangrijke mensen dan wel niet zeggen? Ze zullen hem uitlachen als hij zegt dat hij niet durft. Ze zullen hem bespotten als hij zijn eed verbreekt. 'Je zult het krijgen. Roep de scherprechter, de beul.' Het is donker in de cel van Johannes. De koning is vandaag in dit paleis. Maar hij zal wel niet bij hem moeten komen. De koning is jarig, en op zo'n feestdag heeft Herodes natuurlijk geen tijd voor hem. Voor de koning is hel feest vandaag, een goede dag. Maar voor hem... Hoor, voetstappen. Vreemd, op deze tijd. Ze komen naar zijn cel. Voor zijn deur houden de voetstappen op. Een sleutel knarst. De gevangenisdeur gaat open. Wonderlijk, het is toch geen etenstijd? Dan ineens ziel Johannes het. Het is geen gewone knecht. Nee, deze man draagt een groot zwaard in zijn hand. Vragend kijkt Johannes hem aan. 'Je moet sterven.' Een paar woorden maar. Een zwaard, een flits van glanzend metaal. Het is voorbij. Johannes' leven is voorbij. Een goede dag was het, voor Herodes, maar niet voor Johannes. Niet voor Johannes? Juist voor Johannes! Daar komen de engelen. Ze dragen Johannes' ziel. De hemelpoort gaat open; 'Komt gij gezegende van Mijn Vader, en beërft het Koninkrijk, dat voor u is weggelegd!' Kom binnen, Mijn knecht, Mijn kind, in Mijn Koninkrijk, waarover je op de aarde hebt gepreekt. Nu mag je bij Mij wonen. Weg die cel. Weg die tranen. De Heere Zelf veegt ze af. Nu is Johannes verlost. Geen goede dag? Juist wel! Voor Johannes wel het meest. En dat niet alleen. Het allermeest voor de Heere. Hij verlangde naar Zijn kind. Hij wilde hem thuis hebben. Zo, vanuit de gevangenis, vanuit de donkere cel, voor de troon van God. Het is een feestdag, niet voor Herodes, maar voor Johannes.
Daar komt de scherprechter binnen. Sommige mannen draaien hun hoofd om, want daar ligt op een schotel het hoofd van een man. Gruwelijk! Hoe kun je daar naar kijken! Salome doet het. Ze pakt de schotel aan. Eindelijk. Nu zijn ze van Johannes af. Nu kan hij niet meer waarschuwen. Het plan is gelukt. Johannes moet nu zwijgen. Maar Johannes zwijgt niet. In het hart van de koning spreekt hij nog. Klinken nog zijn waarschuwende woorden. Het feest gaat weer verder. Maar de vrolijkheid is verdwenen. En als de gasten later weggaan, blijft Herodes achter. Maar steeds klinken nog Johannes' woorden: 'Bekeert u, God haat de zonde en zal ze straffen!' Johannes spreekt nog, ook al is hij gestorven. Heel zijn verdere leven hoort Herodes nog die stem. En toch, Herodes buigt niet voor de Heere. Hij luistert niet. Hij weigert zich te bekeren. Wat erg. Zo gewaarschuwd, en dan toch doorleven, zonder God! Dat wordt ook sterven zonder God. Zul jij daar ook aan denken? Buig dan voor de Heere. Vraag om Zijn genade. Doe niet als Herodes. Hij duwt de waarschuwingen weg. Maar het gaat niet. Want de stem van Johannes zwijgt niet.' Op aarde mocht hij niet verder spreken van Herodias, van Salome, van Herodes. Maar in de hemel zingt hij voor altijd voor Gods troon. Johannes' discipelen zijn gekomen en hebben het dode lichaam meegenomen en begraven. Maar later, als de Heere Jezus terug komt op de wolken van de hemel, dan zal ook Johannes staan bij die grote schare. Dan zal hij het weer uitroepen: 'Zie het Lam Gods!' Maar daar heeft hij geen mantel van kameelhaar aan. Daar draagt hij een wit kleed. Gewassen in het bloed van het Lam. Daar zal hij niet meer twijfelen of Jezus wel de beloofde Verlosser was. Daar zal hij het zien: Jezus is toch de Koning. Hij heeft voor hem gestreden en hem bevrijd uit de gevangenis van Herodes. Hij heeft hem uit genade verlost van de zonde, ook van zijn zondige twijfel. Zul jij daar straks meezingen? Bekeer je dan. De Heere kan en wil uit genade je zonden wegnemen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1990
Mivo +12 | 24 Pagina's