A Vertelschets-12
't Is zondagmiddag.
In het kleine huisje van de ketellapper zitten John en Mary Bunyan te eten. Ze zijn heel erg arm. Mary is erg zuinig en daardoor krijgt ze steeds meer spullen voor het huishouden. Eerst hadden ze maar één lepel voor hen allebei. Nu hebben ze er ieder al één.
Ook met haar man John gaat het al heel wat beter. Vroeger was hij erg ruw en vloekte veel. Nu leest hij veel in de goede boeken van zijn vrouw.
En, omdat Mary Bunyan het graag wil gaat John ook 's zondags naar de kerk.
Alleen hij gaat niet naar de kerk omdat hij zo graag Gods Woord hoort verkondigen. Maar, omdat er in die kerk zoveel moois te zien is. De kerk waar hij heengaat heet de anglicaanse kerk. Het lijkt erg veel op de roomse kerk. Er staat een altaar, er is een priester, een koorzanger....En alles is even mooi.
John heeft grote eerbied voor de priester en op de koorzanger is hij erg jaloers. Wat kan die man mooi zingen. John zou wel willen dat hij het ook zo mooi kon.
Jammer genoeg komt er van de zuivere evangelieverkondiging in die kerk weinig terecht. De priester houdt wel een korte preek, maar die gaat meestal over dingen die met de dienst van God weinig te maken hebben.
Deze zondagmiddag is John erg stil. Dat is Mary helemaal niet van hem gewend. Meestal praat hij erg veel en vertelt allerlei grappen, maar nu zegt hij niets. Hij eet stil zijn pap en zwijgt. "Waar preekte de priester vanmorgen over John?", vraagt Mary, die hem graag aan het praten wil hebben.
"Over de zondagsheiliging. Hij zei dat we onze zonden moeten loslaten en de zondag aan de dienst van God moeten besteden, Mary. Ik heb dat nog nooit gedaan. Ik leef 's zondags nog slechter dan de andere dagen van de week".
"Dan moet je vandaag beginnen om anders te leven, John".
"Misschien doe ik dat wel, Mary".
Dat "misschien" bevalt Mary niet erg, maar ze hoopt toch dat haar man tot andere gedachten zal komen. Dat gebeurt helaas niet. Als het eten op is, begint John weer over allerlei dingen te praten. Totdat de klok begint te luiden. Nee, dat is niet het teken om naar de kerk te gaan........maar om naar het speelveld te komen.
"Nou Mary, 't is zulk mooi weer vandaag, ik ga toch maar weer een poosje naar de speelweide. Misschien gaan die sombere gedachten dan wel weer weg".
"John toch, je zei net.....je zou vanaf vandaag toch...."
"Och kom, Mary, de priester bedoelde niet dat we geen spelletjes mogen doen".
Mary zucht diep en John stapt de deur uit.
't Ging er in Engeland vreemd aan toe in de tijd van John Bunyan. Koning Karei I had in 1633 het "Boek der Spelen" laten drukken. Daarin stond welke spelen je op zondag mocht doen: boogschieten, balspelen, klokluiden, dansen, dobbelen en nog meer spelen. Als 's middags de klok begon te luiden, werden de mensen niet opgeroepen om naar de kerk te gaan, maar om te gaan spelen.
Deze Karei I was verdreven door Cromwell. Toen werd het "Boek der Spelen" verbrand. De zondag moest meer geheiligd worden. Maar in kleine plaatsjes, zoals Elstow, waar John Bunyan woonde, stoorden de mensen zich daar niet aan. De spelen op zondag gingen er gewoon door.
Nauwelijks is John op de speelweide aangekomen, of iemand pakt hem bij zijn schouder.
"Zeg ken jij je vroegere vriend niet meer," vraagt iemand hem. John kijkt om en ziet z'n oude schoolvriend Bob Rilke voor zich staan.
"Zo ketellapper, hoe gaat het met jou?"
"Met mij gaat het best, maar wat doe jij tegenwoordig Bob?"
"Ik studeer voor dominee", zegt Bob met een lach op z'n gezicht.
"Dat is nog eens iets anders dan oude ketels repareren, hè?"
"Dat geloof ik graag. Je zult wel heel wat dikke boeken moeten lezen".
"Veel meer dan er in jouw huisje kunnen, John".
......"Kom zeg, doen jullie nu mee of niet?", wordt er dan geroepen. John en Bob lopen naar hun vrienden en weldra is het spel in volle gang.
John doet volop mee. 't Is net of hij die morgen geen preek over de zondagsheiliging heeft gehoord. Alle ernstige gedachten die hij met het eten nog had, zijn weg. Hij is weer de oude John. En Bob, de aanstaande dominee, doet net zo hard mee.
Ze beginnen het katspel. Dat is een gemeen spel. Er wordt een kat in een grote ton gedaan. Het deksel gaat er op en de ton wordt aan een boomtak gehangen. De kunst is nu om met een knuppel de bodem uit het vat te slaan. Als dat lukt, vlucht de kat natuurlijk weg en dan moet je proberen het beest te vangen. Nu is John aan de beurt.
Hij slaat één keer met z'n knuppel tegen de bodem van de ton. En dan.....als hij nog een keer wil slaan is het net of hij een stem uit de hemel hoort zeggen: "Wil je je zonden verlaten en naar de hemel gaan, of wil je ze blijven doen en in de hel komen?" John schrikt. Hij vergeet met z'n knuppel te slaan.
"Toe John, jij moet slaan", schreeuwt Bob. Maar nee, het helpt niets. John slaat niet. Bob begrijpt er niets van.Het spel moet doorgaan en daarom slaat Bob maar tegen het vat.
John kijkt naar boven, naar de lucht. Zag hij daar de Heere Jezus, of was het maar verbeelding? Hij dacht vast dat hij Hem zag, heel boos naar hem kijkend. Zou de Heere Jezus dan tegen hém gesproken hebben?
John rilt bij die gedachte. Bevend kijkt hij naar boven.
Maar tegelijk hoort hij een andere stem in zijn hart: "Verbeeld je maar niets John. Het is voor jou toch te laat. Denk je dat zo' goddeloze kerel als jij ooit in de hemel zal komen? Geen denken aan".
"Die stem heeft gelijk", denkt John. "Ik ben altijd veel te godde loos geweest om te denken dat ik ooit in de hemel zal komen. Vooruit ik ga weer spelen".
Meteen rent hij weer naar z'n vrienden. Maar het spel krijgt hem toch niet meer helemaal te pakken. De woorden die hij uit de hemel gehoord heeft, hebben hem geweldig aangegrepen.
Vanaf die tijd gaat John een beter leven leiden. Hij probeert om niet meer te vloeken. Het duurt nog wel een jaar voordat hij ook niet meer naar het dansen gaat.
Mary is er blij mee dat John zo langzamerhand zijn zondige leven vaarwel zegt. Dan komt er een ander gevaar....
Omdat de ketellapper John Bunyan nu 's zondags altijd naar de kerk gaat, niet meer vloekt en ook niet meer meedoet aan de spelen op zondag, begint hij van zichzelf te denken dat hij best wel een goede christen is. Hij kan al aardig aan godsdienstige gesprekken meedoen. Hij is daarom erg tevreden over zichzelf.
Die gedachte neemt de Heere hem al gauw af.
Op zekere dag staat Bunyan in een dorpje bij zijn kar een lekke pan te solderen. Dicht bij hem staan twee vrouwen druk te praten. Eerst luistert John niet, maar dan hoort hij een paar woorden die hem erg interesseren.
Die twee vrouwen hebben het over bekering. Duidelijk hoort John één van hen zeggen: "Als de Heere ons de wedergeboorte niet geeft buurvrouw, als Hij ons geen nieuw hart geeft, dan helpt het helemaal niet of we een goed leven leiden".
Dat zet John aan het denken: "Ik vloek niet meer....... Ik dans niet meer 's Zondags ga ik twee keer naar de kerk en daarna lees ik in de goede boeken van Mary.... Zou ik dan tóch nog geen goede christen zijn?"
John staat met z'n hamer in z'n hand te luisteren. Hij wil beslist horen wat die vrouwen nog meer zeggen.
"Ik ben het helemaal met je eens buurvrouw. De satan vindt het best als we alleen maar goed leven. Maar het komt op een nieuw hart aan. Een hart dat de Heere liefheeft en dat de zonde haat. En zolang je dat nog niet hebt, is het niet goed".....
Al pratend lopen de vrouwen verder. John kan niet meer verstaan wat ze nog meer zeggen. Maar dat hoeft ook niet. Hij heeft genoeg gehoord .
's Avonds als hij thuis zit, begint hij er met Mary over te praten. "Moet je eens horen wat die twee vrouwen zeiden, Mary: Het is niet genoeg als je goed leeft. Je moet een nieuw hart hebben. Wat denk jij, zouden ze gelijk hebben?"
"Natuurlijk John, ze hebben zeker gelijk. Je hebt toch wel eens in de Bijbel gelezen dat de Heere Jezus tegen Nicodemus zei dat hij wedergeboren moest worden en dat hij anders het Koninkrijk van God niet zou zien? Nicodemus leefde uiterlijk ook heel goed. Dat was niet genoeg. Ook hij moest een nieuw hart hebben". Ja, dat had John wel eens gelezen, maar hij had er nooit bij doorgedacht. Hij werd er stil van.
Nu heeft hij iets om over na te denken.
Hij begrijpt nu dat de Heere er Zelf voor gezorgd heeft dat die vrouwen zo vlak bij hem over de bekering stonden te praten. Zij hadden -zonder dat ze het zelf wisten- een boodschap van de Heere aan Bunyan gebracht. En als de ketellapper dat bedenkt wordt z'n hart er warm van.
"Zou de Heere dan nog zoveel om zo'n goddeloze man ik ben, geven?" denkt hij. "Zou dat echt waar zijn? Maar dan mag ik toch wel erg dankbaar zijn."
Vroeger ging hij naar de kerk om het mooie gewaad van de priester te bewonderen. En het mooie orgel. En om naar het zingen van de koorzanger te luisteren. Daar genoot hij van.
Nu zoekt hij iets heel anders in de kerk.
Hij wil er woorden van troost horen. Nu zou hij heel graag willen vernemen dat de Heere grote zondaars, zoals hij er één is, in genade wil aannemen. Maar......in zijn kerk hoort hij dat juist niet. De priester spreekt wel over de Bijbel, maar het komt er steeds op neer: als je maar netjes leeft komt alles goed. Netjes leven dat moet ook wel, maar het is niet genoeg voor de eeuwigheid. John Bunyan heeft dat intussen nu wel begrepen.
Hij gaat op zoek naar een kerk waar ook gepreekt wordt, dat er ver geving van zonden nodig is. Bij de baptisten wordt hij diaken.
Het blijkt dat hij een goed verstand heeft en heel veel over de Bijbel weet. Nog later wordt hij predikant.
Van de regering mag hij niet preken, omdat hij geen lid meer is van de officiële anglicaanse kerk. Toch preekt hij in een schuurtje en dan wordt hij gevangen genomen. Twaalf jaar heeft hij in de gevangenis doorgebracht. De behandeling is erg streng, maar toch mag hij van de cipier wel eens naar huis. In de gevangenis schrijft hij enkele prachtige boeken. In die tijd begint hij zijn beroemdste boek "De Christenreis" te schrijven. In dat boek gaat het over de reis van een christen naar de hemel.
Op 31 augustus 1688, dus bijna 300 jaar geleden, overlijdt John Bunyan na een ziekte van enkele dagen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1984
Mivo -16 | 40 Pagina's