JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1a: De Bijbel in ons land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1a: De Bijbel in ons land

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Psalm 119:1-16

Zingen
Psalm 19:4 en 5
Psalm 25:2, 4 en 5
Psalm 33:2 en 3
Psalm 45:2
Psalm 56:5
Psalm 65:1
Psalm 91:1 en 5
Psalm 103:9
Psalm 119:3, 5, 8 en 9
Psalm 130:3

Kerntekst
Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. (Psalm 119:105).

Aanwijzingen voor het gebruik
Het thema van dit kerkgeschiedenisverhaal is best moeilijk. Wanneer je een groep met jonge kinderen hebt, kun je ervoor kiezen de alinea die vet gedrukt is, weg te laten.
Verder is het fijn als je voorafgaand aan de vertelling onderstaande opdracht laat uitvoeren.

Opdracht vooraf
Laat de kinderen het voorblad in hun Bijbel opzoeken. Daarop staat dat de Bijbel op last van de “Staten-Generaal en volgens het besluit van de Synode te Dordrecht getrouwelijk is overgezet”. Laat een goede lezer dit stukje voorlezen.
Stel de vraag: “Wie weet wat dit betekent?“
Wanneer de kinderen hebben gereageerd, kunt u zeggen dat dit te maken heeft met de vertaling van de Bijbel in de Nederlandse taal. Dit gaat over het ontstaan van de Statenvertaling, de Bijbel zoals de kinderen die voor zich hebben. Aansluitend vertelt u het verhaal.

Vertelschets

“Hé daar, aan de kant!” schreeuwt een koetsier naar een jongen die midden op de weg loopt. In volle vaart ratelt de koets voorbij. Dat is al de zoveelste keer vandaag. De koetsen rijden af en aan, van de haven in Dordrecht naar de Grote Kerk. Tientallen deftig geklede mannen hebben de reis naar Dordrecht gemaakt. Velen zijn al een dag eerder aangekomen, want op deze dinsdag begint de Nationale Synode. Uit alle provincies van het land en zelfs uit het buitenland zijn dominees van de Gereformeerde Kerken gekomen. Er zal een belangrijke vergadering gehouden worden. Het is 13 november 1618.

Nadat dominee Balthasar Lydius een preek heeft gehouden, stroomt de Grote Kerk leeg. De mannen die bij deze vergadering moeten zijn, lopen door de Voorstraat naar de Kloveniersdoelen. Maar waarom komen al die mannen naar deze vergadering? Waar praten ze over?

Om dat te begrijpen, moeten we nog verder terug in de tijd.
Wanneer jij vanavond thuiskomt, kun je voordat je gaat slapen, je Bijbel opendoen en een stukje lezen. Zeshonderd jaar geleden was dat nog niet zo. Alleen mensen met een belangrijke taak in de kerk konden de Bijbel lezen. De Bijbel was er alleen maar in de Latijnse taal. Maar de kerkhervormer Maarten Luther was het daar niet mee eens. De Bijbel is toch niet alleen voor geleerde mensen? Ook gewone mensen moeten erin kunnen lezen. De Bijbel kan je immers wijs maken tot zaligheid! De Heere Jezus heeft het Zelf gezegd: Onderzoekt de Schriften.
Als Luther ondergedoken zit in de Wartburg, gaat hij aan de slag. Hij gaat een Duitse Bijbel schrijven, omdat het Oude Testament in het Hebreeuws is geschreven en het Nieuwe Testament in het Grieks. En zo is er in 1534 een complete Duitse Bijbel.

Jaren later verschijnt de eerste Bijbel in het Nederlands. Maar deze Bijbel is niet goed vertaald. Marnix van Sint-Aldegonde wil dat er een betere vertaling komt. De Gereformeerde kerken zijn het daarmee eens en besluiten dat de Bijbel inderdaad opnieuw vertaald moet worden. Maar hoe moeten ze dat toch doen? Dáár gaan al die deftige mannen in Dordrecht nu eerst over vergaderen.

“Heere, wij zijn Uw knechten, tot dit Uw werk door U geroepen, in Uw naam bijeengekomen. Van U alleen zijn wij in dit werk geheel afhankelijk.” Zo klinkt het ernstige gebed van dominee Bogerman, de voorzitter van de vergadering.
Eerst legt hij uit waarom het belangrijk is dat de Bijbel in het Nederlands vertaald wordt. Dominee Bogerman zegt dat het belangrijk is dat de mensen ook in de Nederlandse taal van de Heere kunnen lezen. Ook kinderen moeten dat doen. In de Psalmen staat dat de jongeling zijn pad zuiver houdt als hij luistert naar Gods Woord. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
De mannen vinden dat het goed is voor de Nederlandse kerken als er een andere vertaling komt. Maar hoe kan het op de beste manier gebeuren? En wie moeten het eigenlijk gaan doen?
“Mannenbroeders, dan is nu besloten dat de Bijbel in de Nederlandse taal vertaald zal worden.” Alle mannen kijken naar dominee Bogerman. Wat zal hij nog meer zeggen? “De mannen die dit vertaalwerk zullen gaan doen, moeten op de volgende dingen letten. Ze moeten zo eerlijk mogelijk de Hebreeuwse en Griekse tekst vertalen. Alleen als het nodig is, mogen ze er extra woorden bij schrijven. De mannen moeten zoveel mogelijk laten zien waar in de Bijbel dezelfde dingen staan. En als laatste moeten ze moeilijke stukjes in Bijbelteksten uitleggen.” Dankbaar kijken de mannen elkaar aan. Het grote werk zal gaan beginnen. De Heere zal er Zelf voor zorgen dat in Nederland de Bijbel gelezen kan worden! Dat jij erin kunt lezen!

De volgende vergadermiddag wordt besloten wie dit belangrijke werk moeten gaan doen. De voorzitter van die groep dominees wordt dominee Bogerman.

De bedoeling is dat ze over drie maanden aan de slag zullen gaan. Voor die tijd zal de vergadering een brief sturen naar de Staten-Generaal, de regering van de Nederlanden. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat de dominees die het werk gaan doen een poosje uit hun gemeente weg kunnen. Het is tenslotte een werk dat jaren zal gaan duren. En dat kost veel geld. De regering moet dat maar betalen. Maar ze komen bedrogen uit. In plaats dat de Staten-Generaal direct een besluit neemt, wordt de brief aan de kant gelegd. Ze hebben belangrijker dingen te besluiten. Het land zit midden in het Twaalfjarig Bestand tijdens de oorlog met Spanje. En er is ook te weinig geld. Na drie maanden is er nog geen bericht van de regering. Een jaar later nog niet. Vaak wordt gevraagd of er al een besluit is genomen, maar pas na acht jaar kan er echt begonnen worden met vertalen. Ondertussen zijn twee vertalers al gestorven en worden twee nieuwe aangesteld. Maar nu zal het werk toch echt gaan beginnen!

Het is 13 november 1626. In Leiden zijn drie mannen bij elkaar. Het zijn de mannen die het Oude Testament zullen gaan vertalen. Ondertussen zijn alle vertalers met hun gezin in Leiden komen wonen. Het overleggen met elkaar over het vertaalwerk gaat zo makkelijker. En ook is er in Leiden een universiteit met een grote bibliotheek. Zo kunnen ze veel boeken gebruiken bij het vertalen van de Bijbel. In twee groepjes van drie gaan ze aan de slag. Dominee Bogerman en twee anderen zullen het Oude Testament vertalen. De andere drie doen het Nieuwe Testament.

Iedere keer voor ze aan de slag gaan, bidden ze samen. “Heere, wilt U ons leiden in ons werk en Uw zegen erover geven? Dat het niet onze eigen woorden zullen zijn die we schrijven, maar Uw woorden?”
Ze beginnen met het boek Genesis. Na elf dagen is het eerste hoofdstuk klaar en bespreken ze het met elkaar. Al snel merken ze dat het niet zo handig is om samen één hoofdstuk te vertalen. Nee, het is beter om ieder Bijbelboek in drie stukken te verdelen. Zo kunnen alle vertalers een deel doen.

Het wordt een zware tijd voor de vertalers. In heel hun leven hebben ze nog niet zó hard moeten werken als nu. Tot diep in de nacht gaat het werk door. Er is haast bij! Het Nederlandse volk moet in de Bijbel kunnen lezen. Maar het moet ook goed gebeuren. Het is immers Gods Woord. Daarom gaat er geen dag voorbij, zonder dat ze bidden om de leiding van Gods Geest.
Er gaan jaren voorbij. Verschillende vertalers sterven en nieuwe worden aangesteld. Maar het werk gaat door. De Heere zorgt er Zelf voor dat in Nederland de Bijbel gelezen kan worden! Dat jij erin kunt lezen!

Na ongeveer zeven jaar is het zover! De Bijbel is helemaal vertaald. Maar toch kan hij nog niet worden gedrukt. Er moet nog een belangrijk werk worden gedaan. Eerst moet alles nog eens worden doorgelezen of het goed is vertaald. De mannen die dit werk gaan doen, heten ‘herzieners’. Ze gaan aan de slag. Toch lijkt het erop dat het voorlopig niet zal lukken…

Het is heel vroeg in de morgen. De zon is nog niet op. Het is nog stil op straat. Nee, toch niet. Hoor eens, daar ratelt een platte wagen door de straatjes van Leiden. Wat ligt er op die wagen? Als je goed kijkt, zie je dat er allemaal lichamen op liggen. Maar wie rijdt daar nu in het donker met een kar vol lichamen?

Het is 1635. In Nederland heerst een vreselijke ziekte. De pest. Ook in Leiden zijn veel mensen ziek. En wat nog erger is, heel veel mensen sterven. De herzieners vergaderen vlak bij een begraafplaats. Er worden soms wel honderd mensen op een dag begraven. In iedere straat zijn huizen waarin mensen de pest hebben. Er is geen gezin dat geen familie of bekenden heeft die gestorven zijn. Ook in de straat waar de herzieners werken, sterven mensen. Zou hún huis vrij blijven van de pest? Zullen zij door de Heere gespaard worden? Een poosje geleden hebben ze een brief naar de Staten-Generaal gestuurd. Ze hebben gevraagd of ze met hun gezinnen naar Utrecht mogen verhuizen. In die stad heerst de pest niet. Maar er is nog steeds geen antwoord gekomen…
Kijk, daar knielen de mannen neer op de grond. Ernstig klinkt een stem: “Heere, in Uw Naam doen wij dit belangrijke werk. Maar wij weten niet wat we moeten doen. In deze stad blijven, waar de pest heerst, of verhuizen naar Utrecht. Maar daar hebben we nog geen toestemming voor. Heere, mogen we een keus doen naar Uw wil en wilt U daar Uw zegen over geven?”
Na het gebed blijft het stil. De mannen kijken elkaar aan. Eén van hen begint te spreken: “Ik geloof dat het Gods wil is dat we hier in Leiden blijven om het werk af te maken.” De anderen knikken. Zo voelen ze het allemaal. En zo wordt het werk in Leiden voortgezet. En de Heere zegent hen. Alle herzieners met hun gezinnen blijven leven. Alleen dominee Polyander wordt ziek, maar de Heere geneest hem.

Het is 17 september 1637. In de vergaderzaal van de Staten-Generaal is het stil. Iedereen kijkt naar de drie mannen voorin. Het zijn drie predikanten. Dominee Bogerman is er niet bij. Zes dagen geleden is hij gestorven. Het vertaalwerk mocht hij van de Heere nog afmaken, maar zijn leven op aarde is nu voorbij.
Eén van de predikanten draagt een dik boek. Het is ingebonden in mooi paars fluweel. Voorop staan gouden letters. Het is de eerste druk van de Statenbijbel. Eerbiedig overhandigt hij de Bijbel aan de voorzitter van de Staten Generaal. Diep in de harten van de mannen in die zaal is een stille lofzang: De lofzang klimt uit Sions zalen, tot U met stil ontzag.

Wat een wonder dat die Bijbel in jouw huis is. Misschien heb je Gods Woord zelfs op je nachtkastje liggen. Het duurde lang voordat de Bijbel in onze taal vertaald was. Allerlei dingen zaten tegen. Maar de Heere zorgde er Zelf voor dat de Bijbel in het Nederlands werd vertaald. Weet je waarom? Zodat jij erin kunt lezen! Zodat jij met Zijn Woord bezig kunt zijn. Het is bijzonder en fijn dat je een Bijbel hebt en erin leest. Maar het gaat er vooral om dat je Gods Woord in je hart bij je draagt. Hij wil het gebruiken opdat je de Heere Jezus mag leren kennen. En ook steeds beter mag leren kennen. Lees erin! Zoek erin! De Bijbel is ook voor kinderen. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. Dat geldt nog steeds!

Achtergrondinformatie

Eerdere vertalingen en aanleiding tot een Nederlandse vertaling uit de grondtalen
De eerste complete vertaling van de Bijbel in het Nederlands verscheen in 1534 naar aanleiding van de Duitse vertaling door Maarten Luther. Deze was gedrukt door Jacob van Liesveld.
De meest bekende vertaling vóór de Statenvertaling is de zogenaamde Deux Aes-vertaling uit 1562. Marnix van Sint Aldegonde vindt het echter een slechte vertaling. Er moet een nieuwe komen. In het Nederlands vertaald vanuit de grondtalen Hebreeuws en Grieks. Marnix van Sint Aldegonde wordt aangesteld als vertaler, maar hij sterft in 1598. Zijn werk wordt door twee vertalers voortgezet. Tijdens de Particuliere Synode van Noord-Holland in 1607 wordt vastgesteld dat er meer vertalers moeten komen, maar die mogen alleen door de Nationale Synode worden aangesteld. De volgende Nationale Synode is die van Dordrecht in 1618-1619.

De Nationale Synode
Deze Nationale Synode is in Dordrecht gehouden van dinsdag 13 november 1618 tot woensdag 29 mei 1619. Uit de verschillende provincies van de Nederlanden kwamen afgevaardigden, maar ook uit Gereformeerde kerken uit het buitenland. Twee belangrijke onderdelen van deze Nationale Synode waren de leer van de Remonstranten en de vertaling van de Bijbel in het Nederlands.

Het vertaalprincipe
Tijdens de vergaderingen wordt vastgesteld dat een vertaling in het Nederlands noodzakelijk is, maar ook spoedig en snel gerealiseerd moet worden. Er wordt besloten dat men niet een reeds bestaande vertaling opnieuw gaat vertalen, maar dat het moet gebeuren vanuit de grondtalen van het Oude (Hebreeuws) en Nieuwe Testament (Grieks). Er werden duidelijke afspraken gemaakt over het woordgebruik en keuzes die gemaakt moesten worden.

Verder werden vier richtlijnen meegegeven.
Acta, Dordtse Synode, Achtste zitting, d.d. 20 november 1618:
I. Dat zij altijd bij den oorspronkelijken tekst zorgvuldiglijk blijven, en de manier van spreken der oorspronkelijke talen zoo veel de duidelijkheid en eigenschap der Nederlandsche spraken [= taal, manier van zeggen] kan toelaten, behouden. Maar, indien ergens een Hebreeuwsche of Grieksche wijze van spreken voorviel, die harder [= moeilijker] ware, dan dat ze wel in den tekst gehouden zal kunnen worden, dat zij deze aan den kant naarstiglijk aanteekenen. [Dus: Griekse of Hebreeuwse zegswijzen die bij letterlijke vertaling in het Nederlands te veel problemen zouden opleveren, moesten wel letterlijk vertaald in de kanttekeningen worden opgenomen.]
II. Dat zij, om den zin van den tekst, die niet ten volle uitgedrukt is, te vervullen, zoo weinig woorden daarbij doen als mogelijk is, en deze in den tekst met eene andere letter, en tusschen haakjes besluiten [= insluiten, dus: tussen haakjes zetten], opdat ze van de woorden van den tekst mogen [= kunnen] onderscheiden worden.
III. Dat zij voor ieder boek en hoofdstuk een korten en duidelijken inhoud stellen, en alleszins [= steeds] aan den kant de gelijkluidende plaatsen der H. Schriftuur aanteekenen.
IV. Dat zij eenige korte verklaringen er bij voegen, waarmede reden gegeven wordt van de overzetting in de duistere plaatsen; maar de waarnemingen der leerpunten daar bij voegen, is geoordeeld noch noodig, noch raadzaam te zijn.”
De vertalers moesten dus aangeven waarom ze bij moeilijke teksten voor een bepaalde vertaling hadden gekozen. Het toevoegen van opmerkingen met betrekking tot de leer werd niet nodig en ook niet raadzaam geacht.

De vertalers
Dominee Johannes Bogerman riep de vergadering op om mannen te kiezen die geleerd waren (bijvoorbeeld bekwame theologen en talenkenners), maar ook een vrome en heilige levenswandel hadden. Er werden voor beide Testamenten afzonderlijk vertalers en revisoren (herzieners) aangesteld. Zij moesten allen in dezelfde academiestad gaan wonen. Bogerman werd aangesteld als vertaler voor het Oude Testament. Dominee Johannes Polyander werd aangesteld als herziener voor het Oude Testament.

Vertraging door Staten-Generaal
De bedoeling was om drie maanden na de Nationale Synode met het werk te beginnen. Er werd een verzoek geschreven naar de Staten-Generaal om bekrachtiging van genomen besluiten. Tevens werd verwacht dat de Staten de kosten op zich zouden nemen voor het vertaalwerk.
Het duurde echter tot 1626 voordat de Staten-Generaal het besluit bekrachtigde en de vertalers aan het werk konden. De Nederlanden zaten krap bij kas en er was in de eerste jaren geen geld voor subsidie voor de vertalers. Ook zat het land midden in het Twaalfjarig Bestand tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Het vertaalproces
In twee groepen werd in Leiden gewerkt aan de vertaling. Alle vertalers woonden met hun gezin in Leiden. Ze konden gebruik maken van de boeken in de universiteitsbibliotheek. Nadat de vertalingen van beide Testamenten af waren, gingen de herzieners aan de slag. Tijdens die herziening brak in Leiden de pest uit. Er wordt geschat dat er tussen de 15000 en 20000 mensen stierven (ongeveer de helft van het aantal inwoners). De herzieners hadden een verzoek aan de Staten-Generaal gericht om naar Utrecht te verhuizen, maar kregen geen antwoord. In afhankelijkheid van God hebben ze besloten in Leiden te blijven. Allen bleven gespaard, alleen Polyander kreeg de pest, maar hij genas.

De invoering
Op 17 september 1637 werd het eerste gedrukte exemplaar van de Nederlandse Statenvertaling aangeboden door drie predikanten aan de Staten-Generaal. In de meeste plaatsen in het land werkten overheid en kerk samen om de Statenbijbel ingevoerd te krijgen. In eerste instantie mocht de Bijbel alleen in Leiden gedrukt worden. Tot in 1951 is de Statenvertaling in de Calvinistische kerken de algemeen aanvaarde Bijbelvertaling gebleven. Daarna zijn verschillende kerkgenootschappen overgegaan op andere vertalingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2009

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 1a: De Bijbel in ons land

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2009

Kompas Handleiding | 20 Pagina's