JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Oorlog En Vrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oorlog En Vrede

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanwijzingen voor het gebruik

Deze schets is in thema-vorm opgezet. Het thema Oorlog en Vrede kan b.v. in drie verschillende onderwerpen worden uitgewerkt, zodat dit onderwerp goed door drie inleiders behandeld kan worden, waarbij het wenselijk is, dat iedere inleider hulp krijgt van een persoon die in het bijzonder belast wordt met het maken van diskussievragen over het desbetreffende onderwerp.

Wie aan deze opzet de voorkeur geeft kan de schets als volgt benutten:

le inleiding: Oorlog betekent vernietiging

2e inleiding: De bijbel en de oorlog

3e inleiding: Persoonlijke verantwoordelijkheid

Na de drie inleidingen volgt dan de bespreking in groepen. Als afsluiting kunnen bovengenoemde zes personen zitting nemen in een forum voor een afrondend gesprek.

I. Oorlog betekent vernietiging

1. Inleiding

Hier wordt een zeer aktueel onderwerp aangesneden, dat voorlopig nog wel de aandacht zal blijven vragen. Elke Nederlander denkt wel eens na over de problemen, die de oorlog met zich meebrengt. Je hoeft de kranten er maar op na te slaan of jé wordt al chrekt gekonfronteerd met oorlogsgeweld. Maar ook met allerlei meningen rond de defensie.

Als je als jonge Nederlander een oproep krijgt om „de militaire dienstplicht te vervullen", dan worden niet alleen de dienstplichtige, maar ook zijn ouders, zijn verloofde of meisje en zijn vrienden voor vragen gesteld. Het is een ingewikkeld vraagstuk en daarom is het ook zinvol het van diverse kanten te belichten.

Niets wordt tegenwoordig meer gevreesd verafschuwd pn verworpen dan de oorlog. Er is weinig waardoor de mens zich zo bedreigd voelt. De oorlog is in de twintigste eeuw geworden tot een schrikbeeld. De mensheid is in staat zichzelt in een klap te vernietigen. En de mens weet dit. Generaal Douglas Mac Arthur zei na de Tweede Wereldoorlog: „Als er nog eens een wereldoorlog zal komen, zullen alleen de doden gelukkig zijn".

De mens zal toch wel iets geleerd hebben van de laatste wereldoorlog? Of zal een Duits filosoof, die zei dat de geschiedenis slechts leert, dat ze ons niets leert, gelijk gaan krijgen?

Wijlen president Kennedy stemde daarmee wel in en schreef eens: „Er moet een eind gemaakt worden aan onze wapens, voordat ze een eind maken aan ons". Houdt dat dan in dat we alle wapens aan de kant moeten gooien, omdat de Bijbel ons leert dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf? Of moeten we ons zodanig bewapenen dat bij een vijandelijke aanval of oorlog we de wapens moeten gebruiken als vergeldings- of verdedigingswapenen? Kunnen we het met ons geweten overeenbrengen dat we middelen maken om daarmee 200 miljoen mensen uit te roeien?

In de theologische kringen van de westerse wereld valt een toenemend besef te konstateren dat het zo niet langer gaat en men dringt aan op afschaffing van kernwapens. Je kunt je als natie niet het recht aanmatigen, zo zegt men, om op eigen verantwoordelijkheid wapens te gebruiken, wanneer mensen in andere landen, die daarin niet hebben toegestemd, mogelijk de gevolgen moeten dragen. We dienen te strijden voor de vrede. Maar om welke vrede gaat het eigenlijk?

2. Een blik terug

Oorlog is er altijd geweest. Zolang de geschiedenis van de mensheid bestaat is dat een geschiedenis geweest van strijd en oorlog. Vanaf het uitwijzen uit het paradijs tot op dit moment zijn er oorlogen en geruchten van oorlogen. De geschiedenis laat ons zelfs zien dat er in de loop der tijden steeds weer mensen zijn geweest die gefascineerd werden door oorlogen en revoluties. Daarvoor behoeven we echt niet zo ver in het verleden terug te gaan. „De revolutie is belangrijker dan de rijst", moet Soekarno eens gezegd hebben.

„Kanonnen voor boter", zei Hitier en Mussolini moet het tijdens zijn bekende Rome-tocht spijtig hebben gevonden dat de tocht zonder bloedvergieten verlopen was.

De macht der zonde ontplooit zich én in de oorlog op zich, en in de gedragingen van de mens in de oorlog. De Bijbel toont ons een direkt verband aan tussen oorlog en zonde. Jesaja typeert de oorlog als een macht, maar ziet tevens daarin ook de slaande en toelatende hand van God, wiens toorn door de zonde van het volk is opgeroepen. Lees daarvoor Jes. 43:24 en 25.

Het is de schuld van de mens dat er oorlogen zijn. Alle kwaad zal zichzelf straffen. Jeremia wijst daarop (zie Jer. 2:19). Ook als er een oorlog gevoerd wordt voor b.v. een rechtvaardige zaak ('40-'45), dan nog is de achtergrond daarvan de gebrokenheid van het menselijk bestaan. Tegen de achtergrond van de gebrokenheid van het menselijk bestaan moet je de overheid zien. Juist daarom is aan de overheid volgens Rom. 13 het zwaard toebetrouwd. Zij is (ook daarin) Gods dienares, een wreekster tot strat voor degene, die kwaad doet. Dit geldt in de eerste plaats t.o.v. de eigen onderdanen, tegen wie de overheid optreden moet wanneer ze zich misdragen. Vanuit dit Schriftgedeelte mag de lijn doorgetrokken worden naar de internationale verbanden. Het zwaard opnemen om recht en gerechtigheid te handhaven. Dit standpunt vind je terug bij de kerk in de oudheid.

3. De kerk in de oudheid

De kerk heeft vanaf de eerste eeuwen over het oorlogsvraagstuk nagedacht. In het algemeen waren de kerkvaders van mening dat oorlogvoeren ongeoorloofd was. Augustinus, een van de bekendste kerkvaders, neemt hierin een uitzonderinespositie in. Hij schreef het boek „De Civitate Dei", Over de staat Gods. Daarin schrijft hij dat oorlog niet in strijd geacht moet worden met het zesde gebod. De nadruk valt op het wereldbestuur van God, waarin de oorlogen een plaats vinden. De oorlog wordt in verband gebracht met Gods rechtvaardig raadsbesluit. Hij legt in ziin boek enerzijds de nadruk op het feit dat een christen niet van deze wereld is, maar een bewoner van het Rijk Gods, en als zodanig iemand die in alle opzichten de vrede beoogt; anderzijds erkende hij dat men als bewoner van deze wereld mede bezig is met de zaken van het land waarin men woont. De gelovigen blijven vreemdelingen die de staat echter niet verachten, maar er verantwoordelijk voor willen zijn. Op die manier is het denkbaar een oprecht Christen te zijn en toch mee de oorlog te voeren.

4. De reformatie

De Reformatoren Luther en Calvijn hebben in wezen niet anders gedacht. Luther zegt: De boosheid moet naar het bestel van God met het zwaard bedwongen worden. Het recht van oorlogvoeren fundeert hij door een vergelijking van de oorlog met het straffen van onrecht en van boosdoeners. Het is de taak van de overheid om de burgers tegen geweld en onrecht te beschermen. Er kan gesproken worden van een goddelijke opdracht. Mogen we zeggen dat Luther oorlogsgezind is? Zeker niet. Hij neemt zelfs de nodige reserve in acht bij het spreken over een rechtvaardige oorlog. Hij onderscheidt scherp tussen een aanvalsoorlog en een oorlog uit noodweer. Zelf een oorlog beginnen is niet geoorloofd. Want een aanvalsoorlog is het werk van de duivel. Alles moet in het werk gesteld worden om de vrede te bewaren.

Calvijn denkt in dezelfde lijn: Het bloedvergieten is alleen dan geoorloofd als het ter bescherming van de onderdrukten en ter bestraffing van de misdadigers dient. Op deze wijze worden de oordelen Gods uitgevoerd. De staat heeft de plicht haar onderdanen tegen de vijandelijke aanvallen te beschermen. Net als Luther zegt Calvijn: „Alles moet in het werk worden gesteld om de strijd te voorkomen. Het zwaard mag slechts het laatste redmiddel zijn". Om een sprong te maken naar onze tijd, ook Karl Barth, die de oorlog verfoeide, stelt dat in de jaren van de tweede wereldoorlog de strijd tegen Hitier een christelijke roeping was.

5. Een blik vooruit

Dat we naar vrede moeten streven, zal niemand betwisten. Zeker gezien het feit dat met de komst van het atoomwapen een heel nieuwe situatie is ingetreden. We moeten bedenken dat het probleem van vandaag lang niet dat van vroeger is. Vroeger lag het nog betrekkelijk eenvoudig. Als het lente werd, trok een koning er op uit, ten strijde. Het hoorde er zo bij. Sinds evenwel het buskruit en het dynamiet zijn uitgevonden en de oorlog a.h.w. met de techniek is meegegroeid, is ook zo langzamerhand het oorlogsvraagstuk tot een onvoorstelbare omvang uitgegroeid. Vroeger was de soldaat in gevaar, maar de burger ver verwijderd van de frontlinie. Een ieder weet dat het gebruik van wapens, gericht op de burgerbevolking bepaaldelijk in strijd is met het volkenrecht. Maar als er nu een oorlog zou losbreken zou dit onherroepelijk inhouden dat én militair én burger werden getroffen, vernietiging van de steden met haar burgerbevolking, inclusief vrouwen en kinderen. Bepaalde slagvelden zijn er niet meer. Alles wordt op een bepaald moment slagveld. Ook door de zg. n.b.c.-wapens: de n van nucleair: door hitte, druk en straling; de b van biologisch: door microben uit te werpen; de c van chemisch: door met gassen te werken, zijn er aspekten aan deze oorlogvoering, die vroeger niet aanwezig waren:

a. de invloed van de strijd op de niet bij de oorlog betrokken neutralen (radio-aktieve stoffen komen afhankelijk van de windrichting terecht);

b. de invloed van de strijd op het nageslacht (straling kan generaties lang merkbaar zijn. Denk aan Nagasaki en Hiroshima).

De oorlog is een zaak geworden die de hele wereld aangaat, ook de neutralen. Als er nu een oorlog zou uitbreken, zou dat een 'totale oorlog' zijn. We leven in een absurde wereld, waarin de volkeren, door hun wederzijds wantrouwen tot de tanden toe gewapend tegenover elkaar staan, met ergere wapens dan ooit tevoren. Dit wantrouwen leidt tot miljarden op de begroting van de defensie. De één wil de ander vóór blijven. En om het evenwicht te bewaren gaat men onverminderd voort met de nucleaire bewapeningswedloop, om door wederzijdse afschrikking te proberen de oorlog te voorkomen, maar waarin de mogelijkheid van een oorlog ook levensgroot aanwezig is en blijft.

6. Spanningen verminderen

Bij de huidige stand van bewapening wordt de mensheid de mogelijkheid geboden zich in één klap te vernietigen. Is het dan niet de taak van een christen er aan mee te helpen deze mogelijkheid te verkleinen? Of moeten we de zaak maar op z'n beloop laten? Immers, God heeft in Zijn eeuwig raadsbesluit bepaald dat er oorlogen zullen komen. Hier kun je ingaan op het onderscheid, dat gemaakt wordt met betrekking tot de wil van God, waar sprake is van de „wil des besluits" en de „wil des bevels". Naar de wil des besluits geeft God de oorlog een bepaalde plaats in het raadsplan dat God met deze wereld en onze geschiedenis heeft.

De wil des besluits duidt in zeer vele gevallen het voor ons onbegrijpelijke, maar toch door Zijn liefde omsloten handelen Gods aan. De wil des bevels zegt ons dat het in ieder gevtfl Gods geopenbaarde wil niet kan zijn, dat naar Zijn beeld geschapen doch gevallen schepselen elkaar vernielen en vernietigen. Verhelderend kan hier de tekst uit Deut. 29:29 werken: „De verborgen dingen zijn voor de Heere, onze Ood; maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet". De „verborgen dingen" duiden de wil des besluits aan. De „geopenbaarde dingen" duiden de wil des bevels aan. Het behoort tot de wil des bevels om alle middelen te baat te nemen, waarmee een oorlog kan worden voorkomen. Gods water over Gods akker laten lopen betekent hier vluchten in de wil des besluits om een excuus te hebben voor de ongehourSffiinheid aan de wil des bevels.

In ieder geval zullen we gebruik moeten maken van de mogelijkheden en gelegenheden die ons geboden worden om de vrede te bewerkstelligen. Op politiek niveau krijgt men de gelegenheid de spanningen te verminderen. Denk aan de Saltbesprekingen van '72/'73 afwisselend in Wenen en Helsinki, waar men probeerde te komen tot bevriezing van de strategische bewapening.

Gelukkig is dit niet de enige weg die overblijft om de oorlog uit te bannen, zoals velen menen. Het is de taak van een christen de duistere krachten die het menselijk leven bedreigen (gezamenlijk) in bedwang te houden. We zullen daarom als christenen, als kerk, onze afhankelijkheid van God dienen te verstaan.

Waar het in feite op aan komt, is niet dat wij het kernwapen niet gebruiken, maar dat het niet gebruikt wordt. Dat de Koning der koningen regeert (Psalm 99), Die over alle dingen gaat, en de harten der machthebbers „neigt als waterbeken",'lijkt op het politieke vlak nauwelijks een rol te spelen.

Toch is het een bron, ja dé bron waaruit een christen moed put om te blijven in deze tijd en op deze aarde. Het geheel is niet in de handen van de machtigen der aarde, maar van Hem, Die gezegd heeft: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Die ook zei: „Mijn vrede geef Ik u, Mijn vrede laat Ik u".

8. Vrede op aarde

Vrede is niet alleen maar de afwezigheid van oorlog. Ook al kent het Westeuropese vasteland op dit moment geen oorlog, bijbels gezien kan men allerminst zeggen dat er „vrede" heerst. Lees Rom. 14:17 en 19 eens na. Hier is sprake van tweeërlei vrede. De vrede Gods en de vrede tussen de mensen onderling.

Nu is Gods vrede a.h.w. geen harmonische organisatie van mensen boven alle zonde uit, maar de tegenwoordigheid van God temidden van alle strijd en zonde.

Zie schetsenbundel 5 „Vrede op aarde": „Ze is niet naar aardse maatstaven te meten. Om die maatstaven uit te schakelen kwamen er hemelse legermachten, die een maximum aan hemelse heerlijkheid naar de aarde meedroegen in Efrata's velden, om te verkondiging dat God naar deze wereld van strijd volle aarde kwam om de vrede te herstellen.

Deze vrede eist een toestand waarbinnen Goddelijke gerechtigheid woont, een toestand die zich kenmerkt door harmonie, en geheel gedragen door liefde. Het begrip verzoening gaat er achter schuil, want aan elke vrede gaat strijd vooraf. Pas als de verzoening is geschied, kan er sprake van vrede zijn, hersteld door Christus, door Zich te geven als het enig zoenoffer. Daar is er pas vrede tussen God en mens en vrede tussen mens en mens mogelijk (Hebr. 12:4).

Eenmaal zal die vrede volkomen zijn (Openb. 11:15). De vragen van oorlog en vrede worden dan ook niet in louter politieke overwegingen opgelost. Er moet ruimte zijn voor verstandig overleg en vredesconferenties zijn toe te juichen. Maar bijbels gezien moet de Heere hierin worden opgemerkt. Hij wil Zijn vrede en gerechtigheid zien in ieders persoonlijk leven en daaruit voortvloeiend in de verhoudingen tussen de volkeren.

II. De bijbel en de oorlog

In het O.T. lezen we van oorlogen, die gevoerd werden door Gods verbondsvolk. Ze worden aangeduid met „oorlogen des Heeren". En in Matth. 24:7 en Lukas 21:11 kan men lezen dat oorlogen behoren tot de verschijnselen die in de eindtijd plaatsvinden.

1. Spreekt de bijbel van rechtvaardige oorlogen?

De intocht van het volk Israël in het beloofde land is gepaard gegaan met op het eerste gezicht, afschuwelijke wreedheden.

Als we Jozua 6:21 en Jozua 8 er op nalezen dan mogen we hier spreken van agressie en van een vernietigingsoorlog. Deze grootscheepse vernietiging vond niet alleen vaak plaats onder stilzwijgende goedkeuring, maar ook meer dan eens op nadrukkelijk bevel van de Heere (zie 1 Sam. 15).

In deze oorlogen het verband met wat God wil is zo nauw, dat men is gaan spreken van „heilige oorlogen" - trekt Jahweh, de God van Israël, Zeifin de oorlog mee. Door Hem wordt de overwinning bevochten (zie Richteren 5); de aktiviteit van het volk is een zaak van secundair belang. Hij geeft de soldaten moed, soms door wonderen te verrichten of Zijn „schrik" op de tegenstander te leggen. Aan Hem komt dan ook alle eer toe.

We zien dat de oorlogen in direkt verband staan met de weg die God met Israël ging, waarbij we enkele dingen bepaald niet over het hoofd mogen zien:

a. Volgens Gen. 15:16 kon de intocht niet plaatsvinden voordat de maat van de ongerechtigheid der Amorieten vol was. Met Israëls intocht voltrok zich dus een gericht over de volken in Kanaan.

b. De betekenis van Israëls oorlogen mag nooit gezien worden buiten het kader van de heilshistorie. „In het groot geheel van wereldgeschiedenis en heilshistorie ontruimt de Heere ergens op onze aarde een stuk grond, waar het volk Israël zijn eigen bestaan kan leiden en de komst van het „Messiaanse Rijk" wordt voorbereid".

Hier is sprake van een heel andersoortige oorlogvoering. De strijd tegen het volk des verbonds was ten diepste ook een strijd tegen Degene, Die eruit voort zou komen, namelijk de Messias, Jezus Christus. Telkens weer zien we op de achtergrond een strijd tussen het rijk der duisternis en het koninkrijk Gods.

c. Ie bedenken valt ook dat er dingen in de bijbel toegelaten worden (niet toegestaan), die wij op grond van Gods Woord als zonde moeten bestempelen, b.v. de polygamie. We zien in de bijbel zelfs een ontwikkeling. In de tijd van het O.T. wordt ze aanvaard. Denk aan Abraham, David, Salomo. In het N.T. echter in het geheel niet. De diaken b.v. moet de man van één vrouw zijn (zie 1 Tim. 3:12).

De aanvaarding en de vanzelfsprekendheid van de verschillende oorlogen in de bijbel geeft ons geen kant en klare oplossing als we het over het oorlogsvraagstuk hebben. Het is ons onmogelijk om hieraan argumenten te ontlenen om offensieve oorlogen aanvaardbaar te achten in deze tijd.

Het is van belang dat er gezocht wordt naar een internationale rechtszekerheid en het maken van een apparatuur tot handhaving daarvan, die op grond van Rom. 13 misdadige agressie met het zwaard straft.

2. Oorlog: het zwaard van de overheid?

In Rom. 13:4 en 5 spreekt Paulus over de overheid als Gods dienares, wreekster tot straf voor degene die kwaad doet. De overheid is een instelling Gods; zij moet het goede bevorderen en het kwade straffen. Zo staat ze „in dienst van God tot Uw welzijn" (vers 4). Daarom moet dit overheidsgezag aanvaard worden, anarchisme uitgesloten. Zij draagt het zwaard niet tevergeefs. Hét treft hem „die kwaad doet" (vers 4).

Dit bijbelgedeelte is eeuwenlang een soort steunpilaar voor een orthodox inzicht in hét oorlogsvraagstuk. De b ijbel spreekt hier echter in eerste instantie over een politionele taak van de overheid op het terrein van justitie en rechtspleging. Ze is daarin bezig met het handhaven van orde en tucht naar binnen toe.

Juist vanuit dit Schriftgedeelte mag de lijn doorgetrokken worden naar de internationale verbanden. Ook in de verhouding tussen de volkeren kan het recht met voeten getreden worden, waardoor het nodig is dat de ene overheid tegenover de andere het zwaard opneemt om recht en gerechtigheid te handhaven of te bevorderen.

Toen Hitier in de tweede wereldoorlog zijn expansiedrift uitleefde en het vasteland van Europa in zijn wurgende greep hield, waardoor de geestelijke vrijheid aan alle kanten werd ingeperkt, hebben de geallieerden grote offers gebracht om Europa te bevrijden van deze brute overheersing. Wie zal durven ontkennen, dat dit gebeurde om een rechtvaardige zaak? In die tijd worden overtuigde pacifisten aan het wankelen gebracht toen ze kwamen te staan voor de konsekwentie van hun eigen standpunt.

III. Persoonlijke verantwoordelijkheid

Het vraagstuk van oorlog en vrede blijkt, gezien de vele forums, protestmarsen en demonstraties een groeiend aantal mensen hoog te zitten, bn vooral de jongeren.

Hoe het best de vrede te dienen houdt in een beoordeling van „wel of niet in dienst gaan". Hierin is de mens verantwoording schuldig tegenover God.

a. De een weigert zijn militaire dienstplicht te vervullen.

b. De ander kiest bewust aanvaarding van de militaire dienstplicht.

1. Dienstweigering

De Nederlandse wet biedt de mogelijkheid vrijgesteld te worden van militaire dienst wegens onoverkomenlijke gewetensbezwaren. Dat is niet, altijd zo geweest. Voor 1923 kwamen de overtuigde pacifisten in de gevangenis terecht.

De Nederlandse samenleving kon het moeilijk verdragen, dat iemand, die om godsdienstige of andere menselijke idealen dienst weigert, daarvoor gestraft werd. In 1923 is daarom in het parlement een wet aangenomen, waardoor mensen met gewetensbezwaren tegen de vervulling van hun militaire dienstplicht door de overheid erkend kunnen worden.

Via een vrij langdurige en intensieve procedure toetst de minister de eerlijkheid van iemand die een beroep doet op de wet gewetensbezwaren. Is hij van de eerlijkheid van de bezwaren overtuigd, dan krijgt de gewetensbezwaarde een andere vorm van dienst aan de samenleving te vervullen. Deze dienst duurt over het algemeen een aantal maanden langer dan de militaire dienst.

2. Innerlijke motieven

De pacifist meent, als hij serieus de vrede wil dienen, een eerste stap te moeten zetten door zijn steun en medewerking te weigeren aan een apparaat, dat qua opzet, werkwijze en doel, rechtstreeks ingaat tegen het gebod van de naastenliefde en tegen zijn geweten.

Argumenten die ernstige bezwaren tegen de militaire dienst oproepen:

- de grote gevaren die de bewapeningswedloop met zich meebrengt.

- de kunstmatige vergroting van tegenstellingen door het zwart afschilderen van de vijand.

- het afschrikkingsevenwicht, waarop de huidige negatieve vrede is gebaseerd, heeft nog tot niets geleid en kan nooit leiden tot een duurzame vrede.

- het verband waarin verdedigd moet worden (NATO-verband) is onaanvaardbaar (ga eens na welke bezwaren).

Na een gesprek met een gewetensbezwaarde zullen nog andere argumenten naar voren komen. Sommigen menen hun motieven aan de Schrift te kunnen ontlenen om hun visie te ondersteunen; de z.g. christen-pacifisten. Zij beroepen zich op:

- het zesde gebod: „Gij zult niet doden". Dat gebod stellen zij onvoorwaardelijk, alle andere overwegingen maken ze er aan ondergeschikt.

- de Bergrede, waarin Christus de vreedzamen zalig spreekt.

- Efeze 6:15, waarin gezegd wordt, als het gaat over de geestelijke wapenrusting, dat de christen de voeten geschoeid heeft met de bereidheid van het evangelie des vredes.

We moeten uiteraard de christen-pacifist meteen toegeven, dat een christen, een christelijke overheid, nooit de oorlog zoeken mag (Augustinus, Reformatoren). In dat opzicht heeft het woord „zalig zijn de vreedzamen" ongetwijfeld ook konsekwenties voor de verhoudingen in de gezinnen, in de samenleving tussen de mensen, in de verhouding der rassen en in de verhouding tussen de volkeren.

3. De eenzijdigheid van de pacifist

De christen-pacifist, die elke vorm van oorlog afwijst, houdt geen rekening met de realiteit.

a. De realiteit van de praktische situatie.

De pacifist zegt: „Alle wapens neer". Maar zijn we klaar als we het gebod om niet te doden alleen zo verstaan, dat we zelf geen wapen ter hand nemen, terwijl anderen om en naast ons geweld gebruiken, zodat we ook geen krachtig halt kunnen toeroepen of kunnen afdwingen?

b. De realiteit van de zonde.

De christen-pacifist wil het woord zonde wel gebruiken, maar dan alleen om de oorlog zélf te typeren. Hij beschouwt de oorlog op zichzelf als zonde, zonder daarbij te stellen dat de oorlog ook een gevolg is van de zonde (die in de mens zelf woont) en dat de overheid soms geroepen is om het zwaard te hanteren om het kwaad en onrecht te beteugelen (art. 36 N.G.B.). Wordt de zonde doodgezwegen, dan kan b.v. Dr. JJ. Verdonk, christen-pacifist en lid van het Gereformeerd Vredesberaad zeggen: „Wij moeten naar het voorbeeld van Christus de vrede maken. Wij moeten een wereld scheppen, waar vrede en gerechtigheid woont, waar ook de profeten reeds van spraken" (Micha 4 en 5). Maar... we moeten goed beseffen dat het vrederijk waarover de profeten spraken van een heel andere orde is dan het schema van deze wereld. De vrede waarvan de Schrift spreekt is ten diepste de vrede die gekend wordt in de gemeenschap met Christus. (Joh. 16:33).

Ten aanzien van de ontplooiing van het Messiaanse Vrederijk lezen we echter in Jesaja 11, dat Christus de aarde zal slaan met de roede van Zijn mond; dat Hij met de adem van Zijn lippen de goddelozen doden zal en dat gerechtigheid en waarheid de gordel van Zijn lendenen zal zijn. Het vrederijk zal baanbreken door het gericht heen, door de grote loutering van de jongste dag als Christus al Zijn vijanden onder Zijn voeten zal werpen (1 Cor. 15:25).

Tot die tijd blijft de zonde zijn ontbindende werking uitoefenen. Nergens in de hele bijbel kun je lezen dat het Vrederijk in déze bedeling zal gerealiseerd worden. We zullen blijven horen van oorlogen en geruchten van oorlogen.

4. Dienstaanvaarding

Gewaarschuwd dient te worden tegen een voortgang in de bewapeningswedloop en gepleit moet worden voor tweezijdige ontwapening. Dat betekent niet dat we moeten pleiten voor een eenzijdige verstoring van het evenwicht. De druk, die in dit opzicht door pacifistische groeperingen in het westen op hun regeringen wordt uitgeoefend, doet soms de gedachte rijzen dat het communisme in de kaart wordt gespeeld.

Eenzijdige ontwapening en uittreding uit de NAVO, zoals door de pacifist wordt bepleit, waardoor de militaire macht van het Westen zodanig wordt afgezwakt dat het westen a.h.w. weerloos wordt tegenover de communistische dreiging is onverantwoord.

Een leger is daarom ook noodzakelijk. Het is een utopie te denken dat er geen brand zal uitbreken als de brandweer wordt afgeschaft b.v.

En al blijft de grote dreiging van een n.b.c.-oorlogvoering aanwezig, we moeten toch ook de konventionele bewapening niet verwaarlozen. Een plaatselijk konflikt blijft altijd mogelijk.

„Omdat ik de vernietiging van mijn naaste niet kan dulden, ben ik in dienst', schreef iemand. We zijn verplicht de samenleving te beschermen, en geven als dienstplichtige de ander juist niet de gelegenheid onrecht te bedrijven.

Verantwoordelijkheid dragen om het geschapene te bewaren en in stand te houden is een opdracht die God ons geeft (Gen. 1:28 en 2:15). Deze opdracht blijft dwars door de zondeval heen van kracht. We mogen ons aan deze opdracht niet onttrekken om als zodanig de realiteit te ontvluchten. Als „vreemdeling" op deze aarde willen we vrede en geen oorlog. De aarde is echter niet van ons. We zijn rentmeesters en moeten rekenschap afleggen van ons hele doen en laten. Dat zijn we verplicht aan God, de schepper en onderhouder van ons leven. Die de ware vrede geven wil. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest zal het geschieden.

IV. Literatuur

а. Bij de schets:

1. Johannes Calvijn: Institutie, boek IV, hfdst. 20. Uitgave: W.D. Meinema N.V.

2. „Onderling Kontakt", tweemaandelijks jongerenstudieblad voor Gereformeerd zicht op politiek en maatschappij. Themanummer: Oorlog en vrede, nr. 3,13e jrg. Besteladres: O.K., Postbus 21, Benthuizen.

3 Het vraagstuk van de kernwapenen". Herderlijk schrijven van de Ned. Herv. Synode. En het vervolg hierop: „Woord en wederwoord". Uitgave: Boekencentrum, 's-Gravenhage, 1963.

4. „Vragen van deze tijd", hfdst. 5: „Oorlog en vrede" van Ds. L.A. Klootwijk, uitgave: Bureau ECHO, Joh. van Oldenb. laan 10, Amersfoort, 1971.

5. „Daniël", 27e jrg., themanummer „Militairen", nr. 17 en nr. 15 (bijlage).

б. Ds. J.J. Poort: „Soldatendominee". Uitgave: De Banier N.V., Utrecht.

7. Prof. Dr. S.A. Diepenhorst: In de schaduw der vernietiging. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen.

8. „Hoe leren we de vrede"? A.O.-boekje, nr. 1311.

b. Voor verdere studie:

9. Gereformeerde stemmen over oorlog en vrede: „Christendom en oorlog". Uitgave J.H. Kok N.V., Kampen.

10. K. Strijd: „52 vragen over oorlog en vrede". Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen.

V. Wenk

Voor andere vragen kun je terecht bij het vraaggesprek dat je kunt vinden in het themanummer Militairen, nr. 17 van „Daniël", 27e jaargang.

VI. Gespreksvragen

Voor de bespreking kan een keuze gemaakt worden uit de onderstaande vragen:

1. Het O.T. spreekt duidelijk over door God bevolen oorlogen. In welk licht moet je de vele oorlogen van Israël zien?

2. Zouden we ooit, voordat Christus wederkomt een toestand van vrede op deze wereld kunnen bereiken?

3. Mogen bijbelgedeelten als de Bergrede of bepaalde gedeelten uit de profetieën, waarin over het V redesrijk gesproken wordt, gebruikt worden als motief voor het pacifisme? Wellicht zie je overeenkomsten en/of verschillen tussen het bijbels begrip „vrede" en het pacifisme?

4. Waarom zegt de Schrift dat de overheid een „zwaard" gekregen heeft, en zie je vanuit dit Schriftgedeelte ook konsekwenties voor het oorlogsvraagstuk?

5. Op grond waarvan heeft een christen de plicht om alle middelen aan te wenden om een eventuele oorlog te voorkomen? Hoe moet daarom onze houding t.o.v. militaire dienstplicht zijn?

6. Hoe denk je over de NAVO (Noord Atlantische Verdrags Organisatie, een militair verbond van westerse landen om het evenwicht in bewapening met het kommunistisch blok te handhaven)?

7. Hoe zie je de taak van een legerpredikant?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

Salvo | 1 Pagina's

Oorlog En Vrede

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

Salvo | 1 Pagina's