JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Schrift en belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schrift en belijdenis

43 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het is een doordeweekse kerkdienst. Na het zingen van de eerste psalm staat de dominee op. "... Maar doen we vooraf met de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen belijdenis van het geloof, met de woorden van de geloofsbelijdenis van Nicéa". Oeps, waar staat die ook al weer? Ergens na de catechismus of zo? Blader, blader, blader... Nou ja, laat ook eigenlijk maar; de ouderling is al bijna klaar met lezen. Maar wat heeft de ouderling gelezen, waar gaat deze belijdenis over? 'k Zou het eigenlijk niet weten. Niet alle belijdenisgeschriften zijn even bekend. De Apostolische Geloofsbelijdenis ken je waarschijnlijk wel uit je hoofd. Maar de Geloofsbelijdenis van Nicéa? En de Dordtse Leerregels? Het zijn geschriften waar veel waarde aan wordt gehecht binnen de reformatorische kerken. Waarom eigenlijk? En wat is de plaats van de belijdenisgeschriften ten opzichte van de Bijbel? Over dit soort vragen gaat deze schets. Maar de antwoorden zijn alleen te geven, als je ook wat meer weet van de ontstaansgeschiedenis. Daarom kun je daarover ook wat meer lezen in deze schets. Er zou ook nog veel te zeggen zijn over de belijdenisgeschriften van de buitenlandse kerken, zoals de Westminster confessie en de Augsburgse confessie. Maar dit onderwerp laten we hier rusten, omdat de schets dan te uitgebreid zou worden. Hoofdstuk 1 geeft een beschrijving van drie belijdenisgeschriften uit de eerste eeuw na Christus. Hoofdstuk 2 gaat in op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hoofdstuk 3 behandelt de Heidelbergse Catechismus. In hoofdstuk 4 komen de Dordtse Leerregels aan de orde. Hoofdstuk 5 beschrijft de plaats van de belijdenis door de tijden heen. Hoofdstuk 6 bespreekt de plaats van de belijdenis in deze tijd en in hoofdstuk 7 wordt tenslotte ingegaan op de vraag waarom belijdenissen nodig zijn.

1. De belijdenissen uit de eerste eeuwen na Christus

SCHRIFT EN BELIJDENIS
HET IS EEN BEKENDE UITDRUKKING: SCHRIFT EN BELIJDENIS. WAT BEDOELEN WE ER EIGENLIJK MEE? WAT IS DE BELIJDENIS IN DIT GEVAL? EN HEEFT DIE HETZELFDE GEZAG ALS DE BIJBEL? IS HET 'SOLA SCRIPTURA' UIT DE TIJD VAN DE REFORMATIE SOMS VERANDERD IN 'SCHRIFT EN BELIJDENIS'?
OM MET DE LAATSTE VRAGEN TE BEGINNEN: DE HEILIGE SCHRIFT BEVAT ALLES WAT NODIG IS TOT ZALIGHEID. HET IS HET ENIGE BOEK MET GODDELIJK GEZAG. ALLE MENSELIJKE GESCHRIFTEN, OOK BELIJDENISGESCHRIFTEN, ZIJN DAARAAN ONDERWORPEN. HET IS NOG STEEDS: ALLEEN DE SCHRIFT.
MAAR WAAROM ZIJN BELIJDENISGESCHRIFTEN DAN NODIG?

In een belijdenisgeschrift is nog eens helder op een rijtje gezet wat de Bijbel zegt over God en de mens, over de weg tot de zaligheid, over het werk van Christus en allerlei andere fundamentele leerstukken. Het is als het ware een samenvatting en tegelijk een uitleg van de bijbelse leer. Het zet grenspaaltjes neer: hierbinnen is de leer overeenkomstig Gods Woord, alles wat daarmee in tegenspraak is niet. Dat geeft houvast en eenheid binnen Gods kerk. Daarom zijn belijdenisgeschriften nodig. Daarom is het toch: Schrift en belijdenis.
Belijdenisgeschriften. Waar hebben we het dan precies over? De reformatorische kerken hebben zes belijdenisgeschriften. Drie ervan stammen uit de tijd van de Reformatie, en worden de Drie Formulieren van Enigheid genoemd. Ze functioneren inmiddels bijna vier eeuwen als de belijdenisgeschriften van de kerk. Het zijn de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels.
De drie andere zijn al rond de 1700 jaar oud. Ze stammen uit de eerste eeuwen na Christus. Deze belijdenisgeschriften worden niet alleen door de reformatorische kerken erkend, maar door bijna alle christelijke kerken. Eén ervan is heel bekend. Dat is de Apostolische Geloofsbelijdenis. De andere twee zijn de belijdenis van Nicéa en de belijdenis van Athanasius.
Elk van deze zes belijdenisgeschriften heeft een eigen ontstaansgeschiedenis. Eén eigen achtergrond, een eigen aanleiding waarom ze geschreven is. Voor een goed begrip van de belijdenisgeschriften is het daarom nodig om iets van de ontstaansgeschiedenis te weten.
In dit hoofdstuk willen we wat dieper ingaan op de oudste drie.

De Apostolische Geloofsbelijdenis
De Apostollsche Geloofsbelijdenis, ook wel de Twaalf Artikelen genoemd, is de oudste. Vroeger dacht men dat de twaalf apostelen ieder een artikel hadden gemaakt en dat was de reden waarom men het de Apostolische Geloofsbelijdenis heeft genoemd. Maar zo is het toch niet gegaan, al begint de ontstaansgeschiedenis wel in de tijd van de apostelen.
Na de uitstorting van de Heillige Geest op de Pinksterdag, breekt de tijd aan waarin het Evangelie niet meer alleen aan de Joden, maar ook aan de heidenen gepreekt wordt. De apostelen prediken het Woord en stichten gemeenten in de heidense landen rond Israël. Deze heidenen zijn natuurlijk niet als, kind gedoopt. Daarom worden ze als volwassenen gedoopt wanneer ze tot bekering zijn gekomen. Maar eerst krijgen ze onderwijs in de leer. Bij de doop leggen ze getuigenis af van hun geloof, en dat doen ze met vaststaande woorden, een soort formule. Deze belijdenis groeit in de loop van vele jaren steeds verder uit. Tenslotte doet hij niet meer alleen dienst als persoonlijke geloofsbelijdenis, maar gaat hij ook functioneren als belijdenis van de kerk. Zo vinden we aan het eind van de tweede eeuw in de christelijke kerk van Rome een belijdenis, die al heel veel lijkt op de huidige twaalf Artikelen. In de vijlde eeuw krijgt deze belijdenis een definitieve plaats in de kerk. Keizer Karel de Grote wil in zijn rijk eenheid van belijden, en hij doet dat door deze belijdenis als algemene belijdenis van de kerk aan te wijzen. Deze plaats heeft hij nog steeds.

De geloofsbelijdenis van Nicéa
In de vierde eeuw beginnen dwalingen de kerk binnen te dringen. In 315 wordt Arius bisschop in de kerk te Alexandrlë. Hij leert dat de Heere Jezus geen God is, maar dat Hij net als alle mensen geschapen is. Hij is de eerste mens, geschapen vóór Adam en Eva. Met deze leer wordt heel de verlossing van de Kerk op het spel gezet. De bestrijding wordt dan ook krachtig ter hand genomen. Daarbij neemt Athanasius, die na Arius bisschop van de kerk van Alexandrië wordt, een belangrijke plaats in. Het twistpunt neemt zo'n grote omvang aan, dat er een speciale synode wordt belegd om er een einde aan te maken. Dat gebeurt in het jaar 325 in de stad Nicéa. God bewaart de kerk: de zuivere leer triomfeert over de leer van Arius. Er wordt een belijdenis opgesteld waarin deze zuivere leer wordt vastgesteld. Daarbij valt de nadruk op de Godheid van Christus: "Ik geloof... in één Heere Jezus Christus, de Eniggeboren Zoon van God .... waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met de Vader...".
Het is deze belijdenis die we tot op de dag van vandaag kennen als de belijdenisvan Nicéa. Na hetjaar 325 zijn er nog belangrijke toevoegingen gedaan. Namelijk dat ook de Heilige Geest God is: "En in de Heilige Geest, Die Heere is en levend maakt, Die van de Vader en de Zoon uitgaat..." De definitieve tekst wordt vastgesteld op de synode van Constantinopel in het jaar 381.

De geloofsbelijdenis van Athanasius
De belijdenis van Athanasius is als laatste van deze drie ontstaan. Eigenlijk is niet eens precies bekend hoe deze belijdenis is ontstaan. Anders dan de naam doet vermoeden, is hij niet door Athanasius gemaakt. Waarom deze belijdenis dan toch zo genoemd wordt, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is hij ontstaan in de vijfde en zesde eeuw, gegroeid uit verschillende verklaringen van de Apostolische Geloofsbelijdenis. De opbouw van de Apostolische Geloofsbelijdenis is er dan ook in terug te vinden. In deze belijdenis wordt er veel aandacht aan besteed dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest dezelfde eigenschappen hebben, drie onderscheiden Personen zijn en toch Eén zijn. Niet minder dan 28 artikelen worden hieraan gewijd. De overige zestien artikelen gaan voornamelijk over Christus' lijden en sterven, waarbij een aantal artikelen letterlijk uit de Apostolische Geloofsbelijdenis is overgenomen.

Dan blijft het 1000 jaar stil wat betreft het opstellen van belijdenisgeschriften. In deze 1000 jaar drijft de kerk steeds verder af van de bijbelse leer, totdat deze in de tijd van de Reformatie de opnieuw ontdekt wordt. Dat vraagt om het opnieuw nadenken over de leer. En dat leidt tot het opnieuw uitspreken van het belijden van de kerk. Niet dat de oude belijdenissen hebben afgedaan. De oude belijdenissen worden juist verwerkt in de nieuwe. Maar staande op de schouders van de voorvaders, kan de kerk uit de Reformatie het inzicht in de leer van de Bijbel verder verdiepen en uitbreiden.
Over deze belijdenissen gaan de volgende hoofdstukken.

2. De Nederlandse Geloofsbelijdenis

EEN TIJD VAN VERVOLGING
VAN DE DRIE FORMULIEREN VAN ENIGHEID IS DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS HETOUDST. DEZE BELIJDENIS ONTSTAAT IN EEN TIJD WAARIN DE ROOMSE SPAANSE OVERHEID NEDERLAND BEZET EN DE HERVORMINGSGEZINDEN WIL UITROEIEN. HET IS EEN TIJD VAN VERVOLGING.
DE HERVORMING KRIJGT IN HET BEGIN VAN DE 16E EEUW AANVANKELIJK IN DE NEDERLANDEN WEINIG VOET AAN DE GROND. DE INVLOED VAN LUTHER IS NIET GROOT. VOOR VEEL MEER OPSCHUDDING ZORGT DE KOMST VAN DE WEDERDOPERS IN ONS LAND. DEZE STROMING RICHT ZICH HELEMAAL OP DE KOMST VAN HET NIEUWE JERUZALEM.

Alles wat met de overheid te maken heeft, verwerpen ze fanatiek. En dat laten ze ook duidelijk in hun daden blijken. Dat is natuurlijk tegen het zere been van de Roomse overheid. Felle vervolging van de Wederdopers en van de Hervormingsgezinden is het gevolg. Midden in deze vervolgingen doet het Calvinisme zijn intrede in de Lage Landen. Het is dan rond 1550. Eén van de mannen die daarin een belangrijke rol gespeelt, is Guido de Brés.

Guido de Brés
Guido de Brés wordt geboren in het huidige België. Hij is tussen de 18 en 25 jaar als hij tot bekering komt. Het gevolg is dat hij telkens moet vluchten voor zijn geloof. Zo vertrekt hij voor een aantal jaren naar de vluchtelingengemeente van Londen, waar hij een theologische opleiding krijgt. Later is hij in Zwitserland te vinden, in de collegebanken bij Johannes Calvijn en Theodorus Beza. In 1559 keert hij terug naar zijn geboortestreek en vestigt zich in Doornik. In deze tijd schrijft Guido de Brés de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Als voorbeeld daarvoor gebruikt hij de Franse Geloofsbelijdenis, de Confessio Gallicana. Deze belijdenis is voor het overgrote deel letterlijk overgenomen van een belijdenis die Calvijn zelf opgesteld heeft. Guido de Brés maakt er dankbaar gebruik van en zo ontstaat een belijdenis die 37 artikelen bevat.
Maar hij maakt deze belijdenis niet zomaar voor zichzelf. Het moet een document zijn waar heel de kerk zich in kan vinden. In deze tijd van vervolging kunnen er geen synodes worden gehouden. Daarom stuurt hij zijn geschrift toe aan zoveel mogelijk predikanten, bijvoorbeeld aan Petrus Datheen en aan Jean Taffin. Zo wordt het een document dat "de gemeenschappelijke instemming van de gelovigen die verstrooid zijn in Nederland" heeft, zoals Guido de Brés aangeeft in zijn opschrift boven de belijdenis. Ook Calvijn krijgt de belijdenis onder ogen. Hij is erzeer positief over.

Het pakje over de muur
Toch publiceert Guido de Brés de belijdenis niet direct. De Nederlandse Geloofsbelijdenis krijgt pas grote bekendheid door een bijzondere gebeurtenis in Doornik. In september 1561 is het kermis in Doornik. Het hoogtepunt is een optocht door de straten ter ere van een Roomse feestdag. Maar de Hervormingsgezinden organiseren ook een optocht: al psalmzingend trekken ze door de straten, het liefst langs de deuren van hoge Roomse geestelijken. De gevolgen blijven niet uit: velen worden gearresteerd en streng gestraft. Dat is het moment waarop De Brés de Geloofsbelijdenis in de strijd werpt, zowel letterlijk als figuurlijk.
Hoewel hij het niet eens is met hun uitdagende actie, wil hij toch zijn geloofsgenoten verdedigen. Hij gooit in de nacht van 1 op 2 november 1561 een pakje over de muur van het kasteel van Doornik, waar de Roomse landvoogdes woont. In dat pakje zitten een brief aan de koning, een brief aan de plaatselijke overheid en de geloofsbelijdenis zelf. Hij spreekt hier namens meer dan 100.000 gelovigen in Nederland, zo schrijft Guido de Brés in deze brieven. Ten onrechte worden ze ervan verdacht dat ze tegen de wettige overheid willen opstaan. Staatsgevaarlijke activiteiten hoeft men van hen niet te verwachten, in tegenstelling tot de Wederdopers. Ze willen alleen in vrijheid leven overeenkomstig Gods Woord, zo pleit Guido de Brès in de brief. Om dat te bewijzen, doet hij de Geloofsbelijdenis erbij. Dan kan de koning zelf lezen wat hun leer is.


DE INHOUD VAN DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS KAN ALS VOLGT WORDEN INGEDEELD:
ARTIKEL 1: HET GELOOF IN GOD
ARTIKEL 2-7: DE MIDDELEN WAARDOOR WIJ HEM KENNEN
ARTIKEL 8-11: DE DRIEËNIGE GOD
ARTIKEL 12-15: SCHEPPING, VOORZIENIGHEID, DE VAL EN DE GEVOLGEN DAARVAN
ARTIKEL 16,17: DE VERKIEZING EN DE OPRICHTING VAN DE GEVALLEN MENS
ARTIKEL 18-21: CHRISTUS
ARTIKEL 22-26: DE WELDADEN VAN CHRISTUS
ARTIKEL 27-32: DE KERK
ARTIKEL 33-35: DE SACRAMENTEN
ARTIKEL36: DE OVERHEID
ARTIKEL 37: HET LAATSTE OORDEEL


Het eerste formulier van enigheid
Het mag allemaal niet baten. De vervolgingen van de Hervormingsgezinden gaan gewoon door. Ook Guido de Brés sterft uiteindelijk de marteldood. Maar binnen de kerk zelf heeft de Nederlandse Geloofsbelijdenis wèl grote invloed gekregen. Het wordt een geschrift waarin de kerk haar geloof verwoord vindt. Het wordt een geschrift dat de eenheid van de kerk bevordert en dat houvast geeft tegen dwalingen

Het karakter van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
De Nederlandse Geloofsbelijdenis is ontstaan vanuit de strijd tegen de Roomse onderdrukking en de strijd tegen de Wederdopers. De Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft daarom een apologetisch karakter. Dat betekent dat het vooral een verdediging va n de leer is.Het is een geschrift dat bedoeld is om weer te geven: zo is onze leer, zo is ons geloof. Het grenst als het ware het eigen belijden af tegen de valse leer van de Rooms Katholieke Kerk en de Wederdopers. De meeste artikelen beginnen dan ook met: "Wij geloven ". Artikel 1 legt daar nog meer diepte in: "Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond".
Guido de Brés wilde met deze belijdenis niet iets nieuws maken. Hij wilde de belijdenis juist laten naspreken wat Gods Woord zegt en het laten aansluiten bij de belijdenissen uit vroeger tijden. De band met de oude belijdenissen is duidelijk merkbaar. De Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft dezelfde opbouw als de Apostolische Geloofsbelijdenis. In dezelfde volgorde komen het werk van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest en het oordeel op de jongste dag aan de orde. De belijdenis van Nicéa, waar de nadruk op de Godheid van Christus wordt gelegd, klinkt soms letterlijk door in de artikelen 8, 9 en 10 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Ook de belijdenis van Athanasius wordt verwerkt in artikel 8. In artikel 9 worden de drie oude belijdenissen zelfs met name genoemd: "Daarom nemen wij in dit stuk graag aan de drie geloofssommen, namelijk die van de Apostelen, van Nicéa en Athanasius".
De Nederlandse Geloofsbelijdenis kijkt niet alleen naar het verleden, maar gaat ook in op de eigentijdse dwalingen. Dat was juist de aanleiding om de belijdenis op te stellen. De twee fronten waartegen de gereformeerde leer wordt afgebakend, zijn Rome en de Wederdopers. In veel artikelen komen punten aan de orde, die precies tegenover de Roomse leer staan. Zo wordt in artikel 7 beleden dat Gods Woord alléén voldoende is als regel voor het geloof, en worden goede werken als grond voor de zaligheid afgewezen (artikel 24). De dwalingen van de Wederdopers worden bestreden als de menswording van Christus (artikel 18) en de kinderdoop (artikel 34) aan de orde komen en als opstand tegen de overheid (artikel 36) wordt afgewezen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis neemt ver afstand van "de Wederdopers en andere oproerige mensen" en noemt hen en hun leer "de ketterij der Wederdopers".

3. De Heidelbergse Catechismus

DE HEIDELBERGSE CATECHISMUS IS AFKOMSTIG UIT HEIDELBERG, EEN STAD IN HET GEBIED DE PALTZ IN DUITSLAND. IN DEZELFDE TIJD WAARIN GUIDO DE BRÉS DE GELOOFSBELIJDENIS SCHRIJFT, WORDT FREDERLK III KEURVORST VAN DIT GEBIED. ER HEERST HIER EEN STRIJD TUSSEN LUTHERANEN EN CALVINISTEN. AANVANKELIJK IS FREDERIK LUTHERAAN, MAAR NIET LANG NADAT HIJ KEURVORST IS GEWORDEN, WORDT HIJ CALVINIST. DAT HEEFT TOT GEVOLG DAT DE GEREFORMEERDE KERK NU DE RUST EN GELEGENHEID KRIJGT ZICH TE GAAN ONTWIKKELEN. EÉN VAN DE EERSTE BEHOEFTEN VAN DE KERK IS DE JEUGD ONDERWIJZEN IN DE LEER. EEN CATECHISMUS, EEN LEERBOEK IN DE VORM VAN VRAAG EN ANTWOORD, IS DAARVOOR EEN HEEL GESCHIKT MIDDEL. DAAROM WIL FREDERIK EEN CATECHISMUS LATEN OPSTELLEN.

Frederik III stelt een commissie in die het werk mag gaan doen. Zacharius Ursinus verzet het meeste werk, maar Caspar Olevianus en een aantal anderen leveren ook hun bijdrage. De keurvorst is niet zomaar tevreden: de eerste opzet vindt hij te moeilijk en Ursinus kan opnieuw beginnen. Tenslotte rolt in januari 1563 de definitieve versie van de drukpers, een halfjaar nadat de opdracht was gegeven. Nog in hetzelfde jaar verschijnt een tweede en derde druk. Bij de tweede druk wordt vraag en antwoord 80 over de pauselijke mis toegevoegd, en bij de derde druk wordt deze vraag nog verder uitgebreid. Mogelijk heeft deze toevoeging te maken met het Roomse concilie van Trente dat in dat jaar gehouden wordt, en waar de Roomse leer nog eens extra wordt bekrachtigd.
De nieuwe catechismus krijgt snel een grote plaats. Niet alleen in de Paltz, maar ook in Nederland. Dat laatste is te danken aan Petrus Datheen. Vanwege de vervolgingen was hij in 1562 naarde Paltz gevlucht. Als een jaar later de catechismus wordt uitgegeven, vertaalt hij hem direct in het Nederlands. Hij laat de catechismus samen met zijn psalmberijming en de liturgie uitgeven. Dit kerkboek vindt gretig aftrek, en zo krijgt de catechismus een grote plaats in de Nederlandse kerk.
Al gauw wordt de catechismus niet alleen een leerboek voor kinderen, maar ook voor volwassenen. In hetzelfde jaar waarin Datheen de catechismus in Nederland introduceert, begint men in Amsterdam 's middags te preken uit de catechismus. Deze gewoonte vindt steeds verder ingang, en in 1586 stelt de synode van Den Haag dit zelfs verplicht. Vanaf dat moment is de catechismus niet meer alleen een
eerboek, maar gaat het ook de functie van een belijdenisgeschrift vervullen.


Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.


Het karakter van de Heidelbergse Catechismus
De Heidelbergse Catechismus is een leerboek, om de kinderen te onderwijzen in de leervan de Bijbel. Daarom heeft het de vorm van vraag en antwoord. Maar het is ook heel geschikt om volwassenen te onderwijzen. Dit onderwijs moet natuurlijk wel volledig gegrond zijn op Gods Woord. En dat hebben de opstellers ook heel zorgvuldig gedaan. Elk stukje van een antwoord is voorzien van een aantal tekstverwijzingen als onderbouwing. De Heidelbergse Catechismus gaat ook in op eigentijdse conflicten. De strijd met de Lutheranen ging vooral over Christus' alomtegenwoordigheid. De Luthersen leren dat Christus' lichaam na Zijn hemelvaart alomtegenwoordig is geworden. Daarom menen zij, dat in het Heilig Avondmaal Christus in de tekenen van brood en wijn lichamelijk aanwezig is. Deze leer wordt weerlegd in zondag 18 die over de hemelvaart gaat, en in zondag 29 die over het Heilig Avondmaal gaat. Ook de Roomse leer komt aan de orde.
Het meest sprekende voorbeeld daarvan is vraag en antwoord 80, die over de pauselijke mis gaat. Maar ook de vraag over de goede werken (vraag en antwoord 91) en de beelden in de kerk (vraag en antwoord 98) zijn tegen de Roomse leer gericht.
De Heidelbergse Catechismus heeft net als de Nederlandse Geloofsbelijdenis de band met de kerk uit het verleden aangehaald. Dat blijkt uit de grote plaats die de Apostolische Geloofsbelijdenis heeft gekregen. In zondag 7 wordt deze geloofsbelijdeni de samenvatting van het algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof genoemd. Daarna wordt in vijftien zondagen deze belijdenis artikel voor artikel uitgelegd.
Maar er is ook eenheid met de kerk van die dagen. Ursinus en Olevianus hebben veel gebruik gemaakt van bestaande belijdenissen en catechismussen. Zo is bijvoorbeeld als belangrijkste bron de catechismus van Calvijn gebruikt. Hieruit is de volgorde van het geloof, de sacramenten, de wet en het gebed overgenomen.Ookde catechismus van Luther is gebruikt, ondanks de strijd die er met de Lutheranen was: de drie deling ellende, verlossing en dankbaarheid is uit deze catechismus afkomstig.


DE INHOUD VAN DE HEIDELBERGSE CATECHISMUS KAN ALS VOLGT WORDEN INGEDEELD:
ZONDAG 1: DE ENIGE TROOST IN LEVEN EN STERVEN
ZONDAG 2-4: OVER DE ELLENDE
ZONDAG 5-31: OVER DE VERLOSSING
ZONDAG 5, 6: GODS RECHTVAARDIGHEID, DE MIDDELAAR
ZONDAG 7: HETGELOOF
ZONDAG 8-22: UITLEG VAN DE APOSTOLISCHE GELOOFSBELIJDENIS
ZONDAG 23, 24: DE RECHTVAARDIGMAKING
ZONDAG 25-30: DE SACRAMENTEN
ZONDAG 31: DE SLEUTELS VAN HET HEMELRIJK
ZONDAG 32-52: OVER DE DANKBAARHEID
ZONDAG 32,33: GOEDE WERKEN EN DE BEKERING
ZONDAG 34-44: DE WET
ZONDAG 45-52: HETGEBED


4. De Dordtse Leerregels

DE DORDTSE LEERREGELS ZIJN GESCHREVEN TIJDENS DE BEKENDE NATIONALE SYNODE VAN DORDRECHT IN 1618/1619. DAT IS BIJNA 60 JAAR NADAT DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS EN DE HEIDELBERGSE CATECHISMUS ZIJN OPGESTELD. DE AANLEIDING OM DEZE SYNODE TE HOUDEN EN OM DEZE LEERREGELS OP TE STELLEN, IS DE STRIJD MET DE REMONSTRANTEN.
WIE WAREN DEZE REMONSTRANTEN EN WAAROM LIEP DEZE STRIJD ZO HOOG OP? HET CONFLICT BEGINT BIJ TWEE PROFESSOREN, DIE ALLEBEI LESGEVEN AAN DE THEOLOGISCHE UNIVERSITEIT IN LEIDEN. DEZE TWEE PROFESSOREN ZIJN JACOBUS ARMINIUS EN FRANCISCUS GOMARUS.

Arminius leert zijn studenten dat de mens zelf voor God kan kiezen. De Heere Jezus is voor alle mensen gestorven, en het komt erop aan dat je Hem aanneemt. Als de Heere ziet dat je gelooft, zal Hij je willen aannemen als Zijn kind, zo dacht Arminius. Een heel gevaarlijke leer, en daarom gaat Gomarus er fel tegenin. De strijd blijft niet binnen de muren van Leiden, maar breidt zich snel uit. Er ontstaat veel onrust binnen de kerk. Om dit conflict eens goed uit te praten en op te lossen, willen Gomarus en zijn aanhangers graag een synode. Maar dat stuit op veel verzet: de aanhangers van Arminius willen helemaal geen synode. Ja, toch wel: op voorwaarde dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus herzien worden. Maar dat wil de andere partij niet. Waarom de belijdenisgeschriften herzien? Waarom willen de Remonstranten zich hieraan niet binden? Twijfelt men aan deze leer, waarvoor al zoveel martelaren hun bloed hadden gegeven? Die al zo vaak op synodes is getoetst aan Gods Woord en waarin nog nooit iets verkeerds was gevonden? Nee, zomaar toestemmen dat de belijdenisgeschriften herzien zullen worden, daar begint men niet aan. Wel wil men de catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis opnieuw toetsen aan Gods Woord.
Na zo'n tien jaar van strijd komt er toch een synode, de Nationale Synode van Dordrecht. Deze duurt een halfjaar, van november 1618 tot mei 1619. Tijdens deze synode probeert men een eerlijk gesprek met de Remonstranten aan te gaan, om hun bezwaren tegen de gereformeerde leer te horen. Maar de Remonstranten geven zich niet bloot. Daarom worden ze tenslotte weggestuurd uit de vergadering. Er blijft niets anders over dan om hen te beoordelen op basis van de 'Remonstrantie' die ze in het verleden geschreven hebben: een geschrift van vijf artikelen waarin de Remonstranten min of meer verklaren wat hun leer is. Op elk van deze vijf artikelen schrijft de synode als het ware een tegenartikel. Aan het einde van de synode worden deze vijf tegenartikelen helemaal voorgelezen, om te horen of er niets in staat dat tegen Gods Woord ingaat. Met algemene stemmen worden de vijf artikelen goedgekeurd. En zo krijgt de kerk er een derde Formulier van Enigheid bij: De Dordtse Leerregels, ofwel de Vijf artikelen tegen de Remonstranten.

Karakter van de Dordtse Leerregels
De Dordtse Leerregels bestaan uit vijf artikelen of hoofdstukken, die over dezelfde onderwerpen gaan als de vijf artikelen van de Remonstranten zelf. Hoewel, eigenlijk zijn het er vier, want de artikelen 3 en 4 zijn samengevoegd in één hoofdstuk. In elk artikel wordt eerst uitgelegd wat de bijbelse leer omtrent het betreffende onderwerp is. Vervolgens worden de dwalingen genoemd en bestreden. Deze gedeeltes beginnen dan ook telkens met: "De rechtzinnige leer verklaard zijnde, verwerpt de synode de dwalingen dergenen die leren..." Met veel teksten uit de Bijbel wordt onderbouwd waarom men deze dwaling verwerpt. Zo wordt ook dit geschrift, net als de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus helemaal gefundeerd op Gods Woord. De band met de kerk uit het verleden is minder duidelijk aanwezig dan bij de belijdenis en de catechismus. Toch heeft de synode die band wel gevoeld. In de inleiding op de Dordtse Leerregels schrijft de synode dat het een 'bredere verklaring' is van de leer, en daarmee bedoelen ze de leer van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus.


DE INHOUD VAN DE DORDTSE LEERREGELS:
HOOFDSTUK 1: DE GODDELIJKE VERKIEZING EN VERWERPING
HOOFDSTUK 2: DE DOOD VAN CHRISTUS EN DE VERLOSSING VAN DE MENSEN DAARDOOR
HOOFDSTUK 3/4: DE VERDORVENHEID VAN DEMENSENDE BEKERING TOT GOD
HOOFDSTUK 5: DE VOLHARDING DER HEILIGEN


5. De belijdenis door de tijden heen

DE PLAATS VAN DE BEUIDENIS IS DOOR DE EEUWEN HEEN VAAK ONDERWERP VAN DISCUSSIE GEWEEST. IN DIT HOOFDSTUK WILLEN WE DAAROM EENS KIJKEN HOE DE BELIJDENIS DE PLAATS DIE ZIJ VANDAAG OOK NOG HEEFT, HEEFT GEKREGEN.

DE WEG NAAR EEN EIGEN PLAATS
VANAF HET BEGIN VAN HET ONTSTAAN HEBBEN DE BELIJDENISGESCHRIFTEN EEN GROTE PLAATS GEHAD. MAAR NIET ZONDER DAT ZE GETOETST ZIJN AAN GODS WOORD. AL OP DE EERSTE SYNODE WAAROP DE NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS AAN DE ORDE KOMT, WORDT BESLOTEN DAT VOORTAAN AAN HET BEGIN VAN ELKE SYNODE DE BELIJDENIS ZOU WORDEN VOORGELEZEN ".... OM TE OVERWEGEN OF ER IETS IN DIENDE TE WORDEN GEWIJZIGD OF VERBETERD". EN OP DE SYNODES DAARNA GEBEURT DAT OOK.

Verschillende keren wordt zo de Nederlandse Geloofsbelijdenis onderzocht of alles wel schriftuurlijk is. Maar inhoudelijke bezwaren zijn er nooit geweest. De laatste keer dat dat gebeurt, is op de Nationale Synode van Dordrecht. Ook de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels worden dan naast de Schrift gelegd om te zien of alles overeenstemt met de Schrift. Voor de Dordtse Leerregels is dat de eerste keer: ze zijn immers door de synodeleden zelfgeschreven. Maar ook op deze synode kan niemand iets vinden dat verbeterd zou moeten worden.

Vanaf het begin van het ontstaan hebben de belijdenisgeschriften ook een duidelijke functie gehad. Op dezelfde synode waar wordt besloten om de belijdenis voortaan voor te lezen, wordt nog een tweede argument genoemd om dit te doen: namelijk om de eenheid in de leer te betuigen. Vijfjaar later, in 1571, wordt dat opnieuw bevestigd: "om de eendracht in de leer tussen de Nederlandse kerken te bewijzen, heeft het de broeders goed gedacht de Belijdenis des Geloofs der Nederlandse kerken te ondertekenen....". De Kerk van Christus is een eenheid en dat wil men tot uiting laten komen in het aanvaarden van gemeenschappelijke belijdenisgeschriften.
De belijdenisgeschriften hebben nog een andere functie. Het zijn niet alleen formulieren van enigheid, maar ook formulieren van zuiverheid. Ze krijgen een plaats in het bewaren van de kerk tegen een valse leer. Daarom laat men personen met een gezaghebbende functie binnen de kerk de belijdenisgeschriften ondertekenen. Dat gebeurde al met de belijdenis van Nicéa. De kerk van de Reformatie zet deze gewoonte voort. Eerst ondertekenen alleen de predikanten de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Maar al spoedig moeten ook ouderlingen, diakenen, professoren en anderen de belijdenis ondertekenen. Vanaf 1586 mag men, als het gaat om het instemmen met de leer van de kerk, behalve de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook de Heidelbergse Catechismus ondertekenen. Het is opnieuw de Synode van Dordrecht die de belijdenisgeschriften ook wat dit betreft definitief een plaats geeft. Aan de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus worden nu ook de Dordtse Leerregels toegevoegd. Op deze synode wordt een ondertekeningsformulier voor deze Drie Formulieren van Enigheid opgesteld. Er wordt besloten dat predikanten en professoren in de theologie dit formulier moeten ondertekenen. Voor ouderlingen en diakenen wordt een beslissing hierover overgelaten aan de classes. Zo wordt de kerk bewaard tegen mensen die een leer willen verkondigen, die niet naar Gods Woord is.
Zodoende heeft de kerk van de Reformatie tijdens de synode van Dordrecht deze belijdenisgeschriften definitief een plaats gegeven als gezag hebbende geschriften die in alles overeenkomen met Gods Woord en die als middel dienen om de kerk bij de zuivere leerte bewaren en om de eenheid te bevorderen.

Alleen de Schrift
Lang niet iedereen wil de belijdenisgeschriften deze gezaghebbende plaats geven. Dat begon al toen ze er nog maar net waren. De Remonstranten vochten tegen deze belijdenisgeschriften, zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien. Ze wilden ze veranderen. Ze wilden geen binding aan deze geschriften. Je tast het gezag van de Bijbel aan, als je mensen verplicht om deze menselijke geschriften te aanvaarden en te ondertekenen, zeiden de Remonstranten. We hebben genoeg aan de Schrift. Dat laatste lijkt natuurlijk erg rechtzinnig. Maar terecht stelde de kerk daar vragen bij. Waarom wilden de Remonstranten geen belijdenisgeschriften, terwijl die in alles alleen Gods Woord naspreken? De bedoeling was duidelijk: zij waren het niet eens met de leer zoals die in de belijdenisgeschriften verwoord was. Bovendien kon men zonder belijdenisgeschriften veel makkelijker wat afwijken van de zuivere leer. Daarom wilden de Remonstranten ze niet aanvaarden. Dat gevaar heeft de kerk onderkend, en juist daarom heeft de synode van Dordrecht de kerk willen binden aan de belijdenisgeschriften. Na deze aanval hadden de belijdenisgeschriften een tijd lang een onbetwiste plaats inde kerk. Totdat ze door de kerk zelf langzaam uit hun plaats werden gedrongen.

Dordtse kluisters
Op papier bleef de duidelijke binding aan de belijdenisgeschriften en hun gezag tot aan het begin van de 19e eeuw gehandhaafd. In werkelijkheid had de belijdenis al voor die tijd haar gezag verloren. De kerk vond ze niet meer nodig. Waarom zou men zich vastpinnen aan formulieren? Dat waren toch maar menselijke geschriften. In 1816 wordt een nieuw reglement voor de kerk ingevoerd. Een mooie gelegenheid om zich van deze "allerellendigste formulieren" en "Dordtse kluisters" te ontdoen, zoals sommigen ze noemden. Hoe men dat deed? Door het ondertekeningsformulier waarmee de aanstaande predikanten zich aan de belijdenis bonden, te wijzigen. Het was het formulier dat de synode van Dordrecht had opgesteld. De nieuwe formulering werd: ".... de leer, welke overeenkomstig Gods heilig Woord in de aangenomen Formulieren van Enigheid der Nederlands Hervormde Kerk is vervat, te goeder trouw aanneemt en hartelijk gelooft". Maar daar is toch niks mis mee? Toch wel. Want met "overeenkomstig" werd bedoeld "voorzover overeenkomstig". De bedoeling was duidelijk: men moest vrij zijn om ongestraft stukken uit de belijdenis aan de kant te zetten en wat anders te leren. In de jaren daarna wordt de formulering van het ondertekeningsformulier nog ver der afgezwakt, totdat uiteindelijk de belijdenis helemaal niet meer wordt genoemd. De gevolgen blijven niet uit. Allerlei dwalingen doen hun intrede, en niemand kan er wat tegen doen. Later haalt de kerk de binding met de belijdenisgeschriften wel weer wat aan, maar dan is het kwaad in de Hervormde Kerk al geschied.
In de kerken die uit de Afscheiding zijn ontstaan, krijgen de belijdenisgeschriften weer hun oorspronkelijke plaats. Maar ook in een aantal van deze kerken taant het gezag na verloop van tijd. Zo doende zijn er vandaag de dag grote verschillen in hoe de verschillende kerken met de belijdenis omgaan, variërend van kritiek op de belijdenis tot het handhaven van het gezag ervan.

6. De belijdenis vandaag

KRITIEK VANDAAG
OOK IN DEZE TUD IS HET LAATSTE WOORD OVER HET GEZAG VAN DE BELIJDENISGESCHRIFTEN NOG NIET GEZEGD. IN EVANGELISCHE KRINGEN OVER HET ALGEMEEN GEEN ERKENT MEN BELIJDENISGESCHRIFTEN. DE SCHRIFT ALLEEN IS GENOEG, ZEGGEN ZE. MAAR DAARMEE MISKENNEN ZE DE WAARDE VAN DE BELIJDENISGESCHRIFTEN. HOEWEL ER TEGENWOORDIG OOK STROMINGEN ZIJN DIE WEL HET NUT VAN BELIJDENISGESCHRIFTEN INZIEN.
ANDEREN HEBBEN KRITIEK OP DE VORM VAN DE BELIJDENISGESCHRIFTEN. DE STRUCTUUR IS VEROUDERD EN DRAAGT DE SPOREN VAN MIDDELEEUWS DENKEN, ZEGT MEN. DAARBIJ ZIJN ER OOK BEZWAREN TEGEN DE PLAATS DIE DE BELIJDENIS KRIJGT: DE BELIJDENIS IS GAAN FUNCTIONEREN ALS EEN BRIL WAARDOOR DE BIJBEL GELEZEN WORDT. DE KERK WILDE BIJBEL ONTDEKKEN AAN DE HAND VAN DE BELIJDENIS, ZO IS DE KRITIEK.

Weer anderen hebben moeite met sommige onderdelen uit de belijdenis.
Reeds van af het begin van de Afscheiding in 1834 zijn er predikanten die moeite hebben met de zin uit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis "om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst..." De Gereformeerde Kerken hebben inmiddels deze zinsnede uit de belijdenis geschrapt.
Bij besprekingen tussen de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Kerken blijkt artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis een struikelblok te zijn. Dit artikel beschrijft de kenmerken van de ware kerk: de zuivere prediking van het Woord en de sacramenten en handhaving van de tucht .Omdat inde Hervormde Kerk allerlei onbijbelse leringen getolereerd worden, heeft de Christelijke Gereformeerde Kerk vragen aan de Gereformeerde Bond over de interpretatie van dit artikel.
Weer anderen pleiten voor een hertaling van de belijdenisgeschriften. De taal is verouderd en moet aangepast worden aan deze tijd.
Wat moeten we nu met deze kritische geluiden?
Kritiek op de vorm van de belijdenis lijkt redelijk onschuldig. Toch kan daar méér achterzitten. Dan wordt bijvoorbeeld gezegd dat de verwoording van bepaalde leerstukken niet meer van deze tijd is. Maar in feite worden de leerstukken zelf bekritiseerd. Met kritiek op de leerstukken kan de kerk niet meegaan, zolang niet gebleken is dat ze daadwerkelijk in strijd zijn met Gods Woord.
Andere kritische noten betreffen de praktische haalbaarheid van de belijdenis, bijvoorbeeld als het gaat over het uitroeien van de valse godsdienst. Het Is ook moeilijk hoe dat gestalte zou moeten krijgen. Ook de SGP worstelt daarmee. Een eenduidig antwoord is niet te geven. Tegen een eerlijke hertaling waarbij de inhoud hetzelfde blijft, kan eigenlijk geen principieel bezwaar zijn. Maar men is bang dat bij een hertaling ook de inhoud makkelijk zal wijzigen. Men vreest een heilloze commotie in de kerk. Bovendien zal het de vraag zijn of het zal lukken een hertaling te maken waar alle kerken die de belijdenisgeschriften aanvaard hebben zich in kunnen vinden. Uit dat oogpunt is terughoudendheid wel op zijn plaats.

Actualiteit vandaag
Elk van de belijdenisgeschriften draagt het stempel van de tijd waarin ze geschreven zijn. De Nederlandse Geloofsbelijdenis gaat in op de dwalingen van de Wederdopers en van Rome. De Heidelbergse Catechismus besteedt uitgebreid aandacht aan de Roomse en de Lutherse Avondmaalopvatting. Hebben de belijdenisgeschriften ook vandaag nog actualiteit? Inderdaad komen er in de belijdenisgeschriften gedeelten voor die ons vandaag de dag minder aanspreken of waar we minder goed raad mee weten. Denk aan de zondag uit de catechismus over de Roomse mis. Niet dat het niet waar is wat erin deze zondag staat, maar we hebben nu eenmaal niet meer zo intensief met de Roomse Kerk te maken en daarom spreekt het nu minder aan. Andere gedeeltes spreken juist weer heel erg aan. Omdat het antwoord geeft op dwalingen die juist weer in deze tijd de kop opsteken. Denk alleen al aan moderne theologen, die verkondigen dat de Bijbel niet historisch waar is. Dat het menselijke gedachten over God zijn. Al het spreken over God komt puur uit de mensen zelf voort, zegt men.
Daartegenover stelt de Nederlandse Geloofsbelijdenis wat anders. Lees het maar na in de artikelen 3 en 5. En als je met een collega of een medestudent te maken krijgt die uit bepaalde kringen van de Evangelische beweging komt, dan blijkt dat de dwalingen die de Dordtse synode verworpen heeft, nog springlevend zijn.
Toch is dat niet alles. Dan zou het net lijken alsof de actualiteit van de belijdenis afhangt van de dwalingen die er wel of niet zijn. Maar zo is het niet. Want in de belijdenisgeschriften gaat het om de belijdenis van het gelóóf. En dat is door alle eeuwen heen hetzelfde. Dat is de blijvende waarde van de belijdenisgeschriften en dat heeft blijvende actualiteit. Voorbeelden?
Ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten (Heidelbergse Catechismus zondag 2). Er is er maar Eén Die daarvan kan verlossen: onze Heere Jezus Christus, Die gegeven is tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en tot een volkomen verlossing (Heidelbergse Catechismus zondag 6). Maar wij zijn zo blind, en daarom: geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen (Heidelbergse Catechismus zondag 47). En mijn gebed wordt veel zekerder door God verhoord, dan dat ik in mijn hart voel dat ik dat van Hem begeer (Heidelbergse Catechismus zondag 52). Wie het geloof en de vrede nog niet krachtig in zich voelen werken, maar wel de middelen daarvoor gebruiken, moeten niet moedeloos worden. Zij moeten ijverig doorgaan en verlangen naar de tijd van overvloediger genade (Dordtse Leerregels hoofdstuk 1 artikel 16). Maar er kan ook een uitzien zijn naar de wederkomst: daarom verwachten wij die dag met groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 37).
De belijdenisgeschriften zeggen ook heel praktische dingen over het dagelijkse leven. Denk alleen al aan de uitwerking van de wet in de Heidelbergse Catechismus. Gods Naam niet lasteren door te zwijgen als er gevloekt wordt. Mijn naaste niet met gedachten en woorden kwetsen of onteren. Geen onzedelijke gebaren maken. Ons beroep zo getrouw en gewillig uitvoeren als de engelen in de hemel dat doen. Er is troost in de moeiten van het leven: deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden, dat ons niets bij geval overkomen kan (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 13).

Mag de kerk nieuwe belijdenissen maken?
Even een vraag. Kunnen wij met de belijdenisgeschriften die meer dan 400 jaar oud zijn de aanvallen die vandaag de dag worden gedaan wel goed genoeg te lijf gaan? Of vraagt elke tijd om zijn eigen belijdenis? Vraagt deze tijd met aanvallen op de betrouwbaarheid van Gods Woord, met opvattingen dat iedereen die gedoopt is en naar de kerk gaat wel bekeerd is niet om een eigen belijdenis? Zijn belijdenissen toch niet een beetje tijdgebonden? Als het gaat om het beschermen tegen dwalingen, vraagt elke tijd om eigen antwoorden. Maar veel eigentijdse dwalingen blijken oude dwalingen te zijn. En veel vragen die op de kerk afkomen, kunnen toch beantwoord worden met de belijdenis die in het verleden is uitgesproken. Maar er kunnen ook nieuwe dingen zijn die om bezinning vragen. In zo'n geval mag de kerk belijdende uitspraken doen. Het is de opdracht en de kracht van de kerk om ook in nieuwe situaties duidelijk een bijbelse positie in te nemen, zoals de kerk in het verleden ook heeft gedaan. Een voorbeeld van het duidelijk uitspreken van het eigen standpunt zijn de synode-uitspraken van onze gemeenten in 1931. Op deze synode hebben de Gereformeerde Gemeenten zes leeruitspraken gedaan over het genadeverbond, vanwege de misvattingen die hierover binnen de Gereformeerde Kerk heersten. Deze uitspraken zijn gedaan binnen de grenzen van de belijdenis. Er is niet iets nieuws gezegd, maar bepaalde punten die ook in de belijdenis aan de orde komen, zijn verder verduidelijkt.

7. Waarom belijdenissen?

DE BELIJDENISGESCHRIFTEN HEBBEN VANAF HUN ONTSTAAN ONDER VUUR GELEGEN. SOMS WAT BETREFT DE INHOUD EN SOMS WAT BETREFT HET BESTAANSRECHT ZELF. DAT IS IN DE VOORGAANDE HOOFDSTUKKEN DUIDELIJK GEBLEKEN.
DAAROM IS HET GOED OM EENS WAT DIEPER TE GRAVEN NAAR HET BESTAANSRECHT VAN DE BELIJDENISGESCHRIFTEN. WAAROM HEEFT DE KERK ZE EIGENLIJK? WAT IS DE NOODZAAK DAARVAN? ZEGT DE BIJBEL ER WAT OVER? EN WAT IS DE PLAATS TEN OPZICHTE VAN DE BIJBEL?

Belijdenisgeschriften in het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament wordt op verschillende plaatsen over belijden gesproken. "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God" zegt Petrus als Christus aan Zijn discipelen vraagt Wie Hij is (Mattheüs 16 : 16). Christus eist van Zijn jongeren dat zij dit soort belijdenissen ook tegenover anderen uitspreken: "Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal lk ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is." (Mattheüs 10 : 32). Dat belijden moet niet zomaar een dorre theorie zijn, maar het moet uit het hart voortkomen: "Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden" (Romeinen 10 : 9). Het gaat hier weliswaar over een persoonlijke belijdenis, maar dat staat niet los van het belijden van de kerk. Het gaat om dezelfde inhoud.
Paulus vermaant Timotheüs om vast te houden aan de leer die overeenkomt met de gezonde woorden van Jezus Christus, aan de leer die naar de godzaligheid is. Timotheüs moet zich niet inlaten met mensen die een andere leer leren (1 Timotheüs 6 : 3-5) Een soortgelijke vermaning vinden we in de brief aan de Hebreeën. In Hebreeën 4 : 14 wordt de gemeente vermaand de belijdenis vast te houden. De inhoud van deze belijdenis is de Apostel en Hogepriester Christus Jezus, het zich afkeren van dode werken, de leer van het geloof in God, van het dopen, van de oplegging der handen, van de opstanding der doden en van het eeuwige oordeel (Hebreeën 3 : 1, 6 : 1, 2).
Deze belijdenis is onwankelbaar en de gemeente moet daaraan vasthouden. De gemeente moet het pand dat haar is toebetrouwd, bewaren (1 Timotheüs 6 : 20). Bovendien moet de gemeente opletten of er ook twist wordt gezaaid tegen de leer, en zulke mensen buiten de deur houden (Romeinen 16 : 17). Mensen met een ketterse leer moeten na een tweede vermaning verworpen worden (Titus 3 : 10). De kerk van het Nieuwe Testament had dus vaststaande leerstellingen, die een rotsvaste plaats hadden. Die ook als ijkpunten konden dienen, om de valse leer van de ware leer te onderscheiden. Dat was de opdracht van de Heere. Daarom is dat ook de opdracht voor de kerk van de tijd daarna.
De kerk heeft de opdracht en het recht om de waarheid te belijden, vast te leggen en te handhaven. En in dat licht hoeft er niet aan getwijfeld te worden of de kerk wel belijdenisgeschriften mag hebben of bindende leeruitspraken mag doen. Het mag niet alleen, het móet zelfs.


"ALLE KERKELIJKE GESCHRIFTEN ZIJN NIET DOOR GOD GEDICTEERD, MAAR DOOR OVERWEGING EN RAAD VAN MENSEN GESCHREVEN. Zij BEVATTEN GODS WOORD, WAT BETREFT DE INHOUD, MAAR OP VOORWAARDE, DAT ZIJ VAN GODSWOORD NIET AFWIJKEN. Zij ZIJN EEN UITLEG VAN GODS WOORD, DOOR DE WOORDEN VAN MENSEN. ZlJ KUNNEN NOOIT ZONDER UITZONDERING WORDEN AANVAARD, OMDAT OOK VROME EN GROTE MANNEN ER VAAK IETS MENSELIJKS BIJ DOEN. HUN GEZAG LIGT IN DE OVEREENSTEMMING MET GODS WOORD."
"DE GEREFORMEERDEN BINDEN IEDER VOLSTREKT AAN DESCHRIFTEN DE APOSTOLISCHE GELOOFSBELIJDENIS, DE BELIJDENIS VAN NICÉA EN VAN ATHANASIUS. ZIJ BINDEN OOK ALLEN AAN DE BELIJDENISSEN VAN HUN KERKEN. DAAROM STAAT HET NIEMAND VRIJ IETS TEGEN DE BELIJDENISSEN TE LEREN NAAR EIGEN GOEDVINDEN. VAN DE LEERSTELLINGEN, UIT DE SCHRIFT AANGEHAALD, MAG NIEMAND AFWIJKEN. OOK AL ZOU ER IETS VERKEERDS IN DE BELIJDENISSEN ZIJN, DAN MAG DAT NIET ZOMAAR OPENBAAR GEMAAKT WORDEN, ZONDER DAT ER VOORAF OVERLEG IS GEPLEEGD MET PREDIKANTEN EN ANDEREN DIE OVER DE LEER KUNNEN OORDELEN, EN NIET ZONDER GEMEENSCHAPPELIJKE GOEDKEURING VAN DE KERKEN".
SAMENVATTING VAN UITSPRAKEN VAN ZACHARIAS URSINUS OVER HET GEZAG VAN BELIJDENISGESCHRIFTEN.


Gezag
De kerk moet de waarheid kunnen belijden en vastleggen, is hierboven gezegd. De kerk moet dus kunnen naspreken wat God heeft gezegd. Dat is ook precies de betekenis van belijden: hetzelfde zeggen. Hetzelfde zeggen als Gods Woord, maar dan met eigen woorden. Dat betekent dat de belijdenis altijd geput moet zijn uit Gods Woord. Zij moet altijd getoetst worden aan Gods Woord, om te zien of er geen dingen in staan die daarmee in tegenspraak zijn. De belijdenis staat dus niet naast de Bijbel, nog minder erboven. Zij staat onder Gods Woord. Dat is ook de plaats die de belijdenis aan zichzelf geeft: "Men mag ook geen menselijke geschriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijk stellen met de Goddelijke Schriften" (Nederlandse Geloofsbelijdenis arlikel 7). Toch hebben belijdenisgeschriften veel gezag. Niet omdat de kerk dat zo bepaald heeft. Maar juist omdat zij Gods Woord naspreken. In de belijdenisgeschriften klinkt het "alzo zegt de Heere" door. Alleen, hoe weet je of de kerk wel echt de Schrift naspreekt? Calvijn zegt daarvan: de kerk kan niet dwalen in de zaken die voor het geloof nodig zijn, als zij zich door middel van hel Woord door de Heilige Geest laat leiden. Met andere woorden: als de kerk in afhankelijkheid van de Heere wil luisteren naar wat Hij zegt en dat in eigen woorden wil weergeven, zal de Heere er voor zorgen dat de leer zuiver wordt weergegeven. Maar dan blijft gelden dat deze menselijke woorden onder het gezag van de Schrift staan en altijd daaraan getoetst mogen worden. Zo is het ook gebeurd met onze belijdenisgeschriften, zoals in het vorige hoofdstuk te lezen is.
Als de belijdenisgeschriften dan vanwege hun inhoud gezag hebben, mag de kerk haar leden en voorgangers ook binden aan de belijdenis. Als de kerk er vast van overtuigd is dat dit de ware leer is, dan zou het toch vreemd zijn als zij zou toelaten dat er iets anders wordt geleerd. Daarom heeft de kerk altijd van mensen met een gezaghebbende positie geëist dat zij de belijdenis zouden onderschrijven. Deze eis gold bijvoorbeeld voor de predikanten, de ouderlingen en degenen die aan de universiteit onderwijs zouden gaan geven. Zo heeft de belijdenis dienst kunnen doen om een valse leer buiten de deur te houden en om de eenheid in de leer te betuigen.

Doel
De kerk heeft belijdenisgeschriften nodig. Hierboven zijn de twee belangrijkste redenen al genoemd: om de onderlinge eenheid tot uitdrukking te brengen en om de kerkte beschermen tegen een valse leer.
De belijdenisgeschriften hebben een functie in het tot uitdrukking brengen van de eenheid van het geloof. De naam "De drie Formulieren van Enigheid" geeft dat ook aan. Wie deze belijdenisgeschriften aanvaardt, belijdt tegelijk dat hij hetzelfde geloof heeft als alle anderen die deze geschriften hebben aanvaard. Dat werkt samenbindend. Dat is ook nodig. De satan wil de eenheid graag verstoren. Daar kan de belijdenis bescherming tegen bieden. Want anders legt de één dit accent, en de ander een ander accent, terwijl de hoofdzaken waar men het over eens is, uit het oog verloren worden. Maar een belijdenis die de hoofdzaken van het geloof weergeeft, vestigt het oog van de kerk op de eenheid die er is. Niet dat de kerk één is omdat zij een gemeenschappelijke belijdenis heeft. De kerk is één in haar Hoofd Christus. Het is één heilige, algemene en apostolische kerk (geloofsbelijdenis van Nicéa). Daarom vindt deze kerk haar geloof verwoord in belijdenisgeschriften die naspreken wat Gods Woord spreekt.
Zoals uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken, zijn dwalingen vaak de aanleiding geweest om een belijdenis op te stellen. Dat betekende dat de kerk zich meer dan anders op een dergelijk punt ging bezinnen en vervolgens uitsprak wat de zuivere leer in overeenstemming met Gods Woord is. Zodat iedereen kon weten: dit zegt de Heere in Zijn Woord hierover en wie iets anders leert, gaat tegen Gods Woord in. Zo dient de belijdenis als een bescherming om de kerk tegen aanvallen van buiten en van binnen.

Persoonlijke waarde
De belijdenisgeschriften zijn van grote waarde voor de kerk als instituut, zoals uit de voorgaande hoofdstukken blijkt. Maar hebben de belijdenisgeschriften ook waarde voor jou persoonlijk? Ja, alleen vallen de accenten dan wat anders. De functie als uiting van de eenheid van de kerk is minder concreet aanwezig. Maar als baken om onderscheid te maken tussen een ware en valse leer, als baken hoe je moet handelen overeenkomstig Gods wil, hebben de belijdenisgeschriften juist heel veel waarde. De concrete voorbeelden daarvan zijn in hoofdstuk 6 genoemd. Wie goed op de hoogte is van de inhoud van de belijdenisgeschriften, kan een vaste koers varen en hoeft zich niet meer mee te laten trekken met allerlei meningen. Die hoeft ook niet zo snel meteen mond vol tanden te staan in discussies met anderen.

Zo kunnen de belijdenisgeschriften houvast geven.
Tenslotte kunnen de belijdenisgeschriften ook troost en houvast geven voor het zielenleven, hoewel het ene belijdenisgeschrift op dat punt meer zal aanspreken dan het andere. Want de belijdenisgeschriften spreken Gods Woord na. En de geloofsléér staat ook niet los van het geloofsléven. Dat is uiteindelijk de hoogste waarde die de belijdenisgeschriften kunnen krijgen.

Verwerking

Een verenigingsavond over 'Schrift en belijdenis' mag -van tijd tot tijd- niet ontbreken op de vereniging. Zowel de Bijbel als de belijdenisgeschriften worden genoemd in de grondslag van de vereniging. Het is goed om daar als jv-ers een keer met elkaar over na te denken.

De kennis van onze belijdenisgeschriften laat bij velen nogal eens te wensen over. Toch is het belangrijk de belijdenisgeschriften te kennen. Het kan je helpen, ook naar anderen toe, datgene wat je gelooft onder woorden te brengen. Met name de vragen/stellingen bij de nummers 6 en 7 gaan in op de inhoud van de belijdenisgeschriften. Voor deze vragen verdient het in ieder geval aanbeveling om ze eerst in groepjes en daarna plenair te bespreken. De vragen/stellingen bij de nummers 1 en 3 kunnen bijvoorbeeld ook als intro gebruikt worden.

Programmasuggestie

Opening
De opening kan gedaan worden aan de hand van een bijbelgedeelte waarin over belijden gesproken wordt. Bijvoorbeeld Mattheüs 10 : 16-33 of Mattheüs 16 : 13-20 of Romeinen 10 : 1-11.

Intro
Bijvoorbeeld aan de hand van vraag 1 of 3.

Inleiding
De inleiding kan gehouden worden met behulp van de schets.

Verwerking
Beantwoording van de vragen en discussiëren over de stellingen in groepjes.

Afronden
De vragen/stellingen plenair bespreken.

1. Vraag:
Waarom worden de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels de 'Drie Formulieren van Enigheid' genoemd?
2. In onze gemeenten wordt iedere zondag uit de Heidelbergse Catechismus gepreekt.

Stelling:
Iedere zondag moet er niet alleen uit de Heidelbergse Catechismus, maar ook uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels gepreekt worden.

3. Stelling:
Als je de belijdenisgeschriften kent, ken je de Bijbel.

4. Belijdenisgeschriften hebben onder andere als doel de eenheid van de kerk te bevorderen.

Vraag:
Kun je aangeven hoe de belijdenisgeschriften in onze tijd samenbindend werken?

5. Stelling:
Omdat wij de belijdenisgeschriften hebben hoeven we niet steeds opnieuw op zoek te gaan naar de 'zuivere leer'.

6. Als je de belijdenisgeschriften leest merk je meestal goed in welke tijd ze opgesteld zijn. Ze gaan in op de dwalingen van die tijd.

Vraag:
Kun je hiervan een duidelijk voorbeeld geven uit de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels?

Stelling:
Ook in onze tijd vragen nieuwe dwalingen om nieuwe belijdenisgeschriften.

Stelling:
De belijdenisgeschriften moeten regelmatig hertaald worden naar de taal en situatie van onze tijd.

7. Lees
- Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 22
- Dordtse Leerregels hoofdstuk 3 en 4 paragraaf 11
- Heidelbergse Catechismus zondag 12

Vraag:
Zeg eens in eigen woorden wat hier wordt beleden.
Is deze belijdenis ook jouw belijdenins?

Literatuur 

Drs. K. Exalto, In het rechte spoor. Inleiding tot de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Kok Kampen 1987. 

Drs. K. Exalto, De enige troost. In het rechte spoor. Inleiding tot de Heidelbergse Catechismus. Kok Kampen 1989. 

Ds. K. de Gier, Toelichting op Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hoekman Goes z.j. 

Ds. A. Vergunst, Neem de wacht des Heeren waar. Den Hertog Houten 1983. 

Het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus, Mivo 1982, jaargang 2 nr.7. 

De Dordtse Leerregels, Mivo 1985, jaargang 5 nr. 3. 

De Nederlandse Geloofsbelijdenis Mivo 1984, jaargang 4 nr. 6. 

Ds. C. Sonnevelt, Om het hart van de kerk. Vijftien studies over de Dordtse Leerregels. JBGG Woerden, 1999.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Mivo +16 | 28 Pagina's

Schrift en belijdenis

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Mivo +16 | 28 Pagina's