JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Wat is waarheid? Christenen in de verdediging?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is waarheid? Christenen in de verdediging?

46 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het christelijk geloof staat onder druk. Wat is tegenwoordig nog waarheid?
Dé waarheid bestaat niet. Het is arrogant wanneer christenen dat claimen. En wat verheft hen boven aanhangers van andere godsdiensten of overtuigingen?
'Alleen' getuigen van de hoop die er in het christelijk geloof te vinden is, is dus over het algemeen niet meer afdoende. Het sluit niet meer aan bij de cultuur en belevingswereld van de moderne mens.
Apologetiek kan daarin een hulpmiddel zijn om toch met mensen in gesprek te raken over de meest wezenlijke dingen van het leven.

Al eeuwen lang wordt het christelijk geloof onder vuur genomen. Tegelijk zijn er alle eeuwen door mensen geweest die geprobeerd hebben om het geloof tegen zulke aanvallen te verdedigen. In deze schets wordt gekeken hoe mensen dit hebben gedaan. Allereerst is het echter goed om te zien wat deze verdediging of apologie van het christelijk geloof nu precies inhoudt. Daarom wordt in hoofdstuk een gekeken naar de vraag wat apologetiek is, maar ook wat het niet is. Ook worden enkele bezwaren tegen apologetiek nader bekeken. Hoofdstuk twee gaat terug naar de wortels van de apologetiek: de verdediging van het christelijk geloof in de geschiedenis van de vroege kerk. In de hoofdstukken drie en vier worden twee voorbeelden gegeven van hedendaagse vormen van apologetiek. Eerst een voorbeeld van een verdediging tegenover mensen die niet in het bestaan van God geloven en daarmee ook het christelijk geloof verwerpen. Als laatste een hoofdstuk waarin een verdediging is te vinden tegenover degenen die zich misschien wel christelijk noemen, maar toch de betrouwbaarheid van de Bijbel in twijfel trekken.

1. Apologetiek

Wat is apologetiek?

Een eerste vraag die natuurlijk behandeld moet worden in een schets over apologetiek, is de vraag naar de betekenis van het woord zelf. Apologetiek is afgeleid van het Griekse woord apologia, dat verdediging betekent. Toch wordt het woord nauwelijks in een algemene betekenis gebruikt, want dan zou ieder die zich verdedigt, op wat voor manier dan ook, een apologeet genoemd kunnen worden.

In de meeste gevallen wordt het woord apologetiek gebruikt als het gaat om de verdediging van het christelijk geloof. Apologetiek heeft tot doel het christelijk geloof aannemelijk te maken. Er wordt gezocht naar allerlei redenen en verstandelijke argumenten om aan te geven dat het christelijk geloof op waarheid berust.
Van verschillende kanten wordt die waarheid in twijfel getrokken. Enerzijds van buiten af, dat wil zeggen van de niet-christenen, die het bestaan van God ontkennen. Aan de andere kant, komt de twijfel aan de waarheid soms ook van degenen die zich christen noemen. Ook die mensen kunnen de waarheid van de openbaring ter discussie stellen. Bijvoorbeeld door te zeggen dat de Bijbel een mooi boek is, waarin verhalen staan over God. Maar de Bijbel is voor hen geen boek dat God zelf aan de mensen heeft gegeven. Het is een boek waarin mensen hun ervaringen hebben opgeschreven. Daarom zou het niet nodig zijn om alles wat erin staat te geloven. In zulke gevallen gaat een apologeet aan
In zulke gevallen gaat een apologeet aan het werk. Hij probeert een betoog te houden, waarin hij verschillende argumenten noemt om de waarheid van de bijbelse boodschap te onderbouwen. Hij probeert zo'n duidelijk verhaal te maken en zulke heldere argumenten te gebruiken, dat degenen die zijn verhaal horen, begrijpen waarover hij het heeft. Vervolgens kan men ingaan op de argumenten die hij gebruikt heeft en toetsen of deze ook geldig zijn. Men kan rustig in overweging nemen of de conclusies die aan de redenering van de apologeet verbonden zijn, geaccepteerd kunnen worden. Iemand die niet christelijk is, kan een christen tot verantwoording van het christelijk geloof oproepen. Als hij dan een onsamenhangend en verward verhaal vertelt, dan zal een niet-christen meestal vol onbegrip reageren.

Is apologetiek geoorloofd?
Door de eeuwen heen zijn er allerlei beschuldigingen tegen het christelijk geloof ingebracht. Moet de gelovige alles over zich heen laten gaan, of mag hij zich daartegen verdedigen? Dit laatste is voor velen niet vanzelfsprekend. Als het christelijk geloof met behulp van allerlei verstandelijke redeneringen en wetenschappelijke argumenten verdedigd moet worden, is het toch geen geloof meer? Voor veel oprechte christenen Is redeneren juist In strijd met geloven. Als je iets gelooft, hoefje het toch niet meer te bewijzen?
Zodra je het kunt bewijzen, is geloven niet meer nodig. Deze redenering lijkt erg voor de hand te liggen, maar er is veel op af te dingen.
Ook in de Bijbel zijn voorbeelden van apologie te vinden. In 1 Petrus 3 : 15 staat: "...en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze". Het woord verantwoording is vertaald uit het Grieks, waarin het woord apologia gebruikt is. Petrus geeft hier dus aan dat een gelovige zich moet verdedigen en verantwoording af moet leggen, aan degene die hem daartoe oproept. Dit is geen zaak van willekeur, maar een christen moet bereid zijn om zich te verdedigen.
Een ander voorbeeld is Paulus in Athene (Hand. 17 : 16-34). Als hij in Athene met ieder die hij ontmoet, spreekt over het geloof, wordt hij door een aantal Epicureïsche en Stoïsche filosofen ter verantwoording geroepen, omdat hij wat nieuws lijkt te zeggen. Paulus gaat met deze filosofen mee naar de Areopagus.
Dat was een plaats waar ieder, die meende dat hij iets te zeggen had, een rede kon houden. Dit werd door vele heidense filosofen dan ook gedaan. Ook Paulus gaat deze mogelijkheid, om verantwoording af te leggen van het christelijk geloof, niet uit de weg. Hij houdt hier een betoog waarin hij verschillende voorbeelden en argumenten gebruikt. Dat is nu juist de taak van een apologeet. Ook een apologeet probeert een betoog te houden, waarin hij verschillende argumenten noemt om de waarheid van de bijbelse boodschap te onderbouwen.

Geloof en verstandelijk redeneren
In het voorgaande is duidelijk gemaakt dat de Bijbel het gebruik van apologetiek aanprijst. Toch kan er nog meer gezegd worden over de verhouding tussen geloven en redeneren met het verstand. Er wordt wel eens gezegd dat het geloof pas begint waar het denken ophoudt. De Bijbel geeft aan wat geloofd moet worden. Maar in de Bijbel staan heel veel dingen, die niet bewezen kunnen worden. Alleen door het geloof worden deze dingen voor waar gehouden. Hierbij is te denken aan de Drieëenheid van God; de wederkomst van Christus en het laatste oordeel. Deze en andere dingen gelooft een christen, hoewel ze niet te bewijzen zijn. Aan de andere kant zijn er ook dingen die men niet alleen gelooft, maar waarvoor ook bewijzen te zoeken zijn. Zo worden door sommige mensen bepaalde gegevens uit de Bijbel ontkend. In zo'n geval kan een christen op zoek gaan naar bewijzen waaruit blijkt dat deze gegevens toch waar zijn. Hiervoor kan hij bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek doen. Ook kan hij proberen om aan te tonen dat de argumenten die de tegenstander gebruikt, ongeldig zijn. Aan de ene kant is het niet nodig om heel krampachtig het gelijk van de Bijbel aan te tonen. Daarvoor is het geloof en het getuigenis van de Heilige Geest te sterk. Maar aan de andere kant zal iemand zich er weinig van aantrekken dat de ander overtuigd is door Iemand die hij toch niet kent. In zulke gevallen kunnen bewijzen en argu menten helpen om de ander te overtuigen. Een voorbeeld hiervan is de vraag of de stad Nineve bestaan heeft. Uit de geschiedenis van Jona in de Bijbel is het een en ander bekend over deze grote stad. Lange tijd werd het bestaan van deze stad door allerlei geleerden ontkend. Op dit punt zou de Bijbel iets verzonnen hebben. Men bleef dit ontkennen, totdat door archeologisch onderzoek de stad Nineve werd gevonden.
Dit is een van de voorbeelden waarbij wetenschappelijk onderzoek bevestigt, wat in de Bijbel is opgeschreven.


Apologetiek ruimt vooroordelen op, door aan te tonen dat het Evangelie anders is dan mensen vaak denken. Dit kan door te wijzen op oneerlijke argumenten en onjuiste bezwaren of door tegenargumenten te geven. Het weerlegt leugens die tegen het evangelie worden Ingebracht. Ze woorden doorgeprikt en lopen als een luchtballon leeg.

Apologetiek laat zien dat het Evangelie niet in strijd is niet het verstand, ook niet als we op zaken stuiten die ons verstand te boven gaan. het vraagt eerbied voor God, die als Schepper boven ons staat. Er Is immers een radicaal onderscheid tussen God en mens. Het leven Is vol van door ons niet te verklaren mysteries. Die gaan ons verstand te boven.

Apologetiek wil mlsverstanden uit de weg ruimen. Vandaar dat er ln de apologetiek veel geredeneerd wordt. Het wordt vaak verbonden met verstand en bewijsvoering. Hel houdt zich ook bezig met het gevoel en de wil van de ander.
Maar let erop, op welke functie het vooral gericht moet zijn: de spits van de apologetiek Is gericht op het hart, om dat voor het Evangelle te winnen.

Bron: ICJ Handreiking over apologetiek


"Apologetiek kan niet zonder de positieve, gunnende en winnende verkondiging van het Evangelie. Daarmee wordt een appèl op het hart gedaan."


2. Apologetiek in de vroege kerk

Dat christenen beschuldigd worden vanwege hun godsdienst is niet van vandaag of gisteren. Al in de geschiedenis van de vroege kerk kwam het voor dat zij ter verantwoording werden geroepen. Het was niet zo dat andere mensen aan hen vroegen om nu eens uit te leggen wat zij geloofden, maar door de beschuldigingen die aan hen gericht werden, voelden zij zich gedrongen om die te weerleggen en duidelijk te maken hoe het in werkelijkheid was.

In die tijd werden christenen in het Romeinse rijk met een schuin oog aangekeken, omdat zij verdachte personen waren. De joden, maar ook de christenen dienden slechts één God. Dat was voor die tijd erg ongebruikelijk. Juist het vereren van veel goden was de gewoonte.
Verschillende goden en halfgoden speelden een grote rol in het leven van de mensen. Het bijzondere aan deze goden was, dat zij zeer veel menselijke eigenschappen bezaten. Uit heel veel verhalen blijkt dat zij het in hun doen en laten niet zo nauw nemen. Overspel en jaloezie keren bij deze goden steeds weer terug. Daarnaast is er ook een ontwikkeling te zien, waarin de keizer die aan de macht is als god wordt vereerd. Christenen die in zo'n omgeving leefden werden door velen als bijzondere mensen gezien. Zolang het christendom nog leek op het joodse geloof, waren er nog niet zoveel problemen. Het jodendom was al oud en bestaande godsdiensten mochten in het Romeinse rijk blijven bestaan. Maar het christendom zorgde voor problemen, dacht men. Christenen deden niet mee met de heidense offerfeesten. Ze ontkenden zelfs het bestaan van de heidense goden. Omdat ze in slechts één God geloofden, werden ze zelfs 'atheïsten' genoemd. Tegelijk deden vreemde verhalen de ronde over christenen die mensenoffers brachten, omdat zij spraken over het eten van vlees en het drinken van bloed. Bovendien hadden zij het over een andere koning en een nieuw koninkrijk dat in de toekomst zou komen.
Juist in deze tijd worden er verschillende apologieën of verweerschriften geschreven om deze beschuldigingen tegen te spreken. Bekend zijn de namen van Justinus de Martelaar en Clemens van Alexandrië. Maar ook Augustinus heeft zich in zijn boek 'De stad van God' daarmee bezig gehouden.
In de verdedingsgeschriften van deze christenen komen drie dingen steeds weer terug. Allereerst probeerden zij de beschuldigingen te weerleggen. Zij zijn echt geen gevaar voor de staat en zij zijn ook beslist niet van plan om de macht in het rijk over te nemen om iemand anders koning te maken. Ook gedragen ze zich voorbeeldig door het verzorgen van de zieken en de armen. Bovendien bidden ze zelfs voor de keizer.
Ten tweede probeerden ze duidelijk te maken wat de inhoud van hun godsdienst was en waarom ze met het vereren van andere goden niet mee konden doen. Ook was hun godsdienst niet nieuw, maar in het verleden al lang voorzegd. Bewijzen daarvoor waren te vinden in de godsdienstige geschriften van de joden. Tegelijk probeerden ze allerlei vreemde verhalen te weerleggen, door de juiste betekenis uit te leggen. Het drinken van bloed en eten van vlees had geen betrekking op mensenoffers, maar was een aanduiding voor een maaltijd tot de gedachtenis van de Heere.
Als laatste draaiden zij de beschuldiging meestal om. Niet de christenen, maar de heidenen zelf waren de oorzaak van zoveel problemen. Omdat zij de enige ware God niet wilden dienen, was er allerlei tegenspoed in het rijk, zodat het rijk zelfs ten onder dreigde te gaan.
Een voorbeeld hiervan is te vinden in het boek 'De stad van God' van Augustinus. De christenen werden beschuldigd van de val van Rome. Hoe kon deze stad van het beroemde Romeinse rijk ten onder gaan?
Het was de straf van de goden, omdat zij door velen niet meer werden gediend. En wie waren daar anders de oorzaak van dan juist de christenen? Augustinus gebruikt twee manieren om zijn mening te geven.
Allereerst wordt de stad van God, het geestelijke rijk van Christus, verdedigd tegenover de heidenen, die de beschuldiging hebben geuit. Daarnaast maakt hij duidelijk wat dit rijk van God wel is en hoe het in dat rijk eraan toe gaat. Augustinus wil de christenen die met beschuldigingen zijn aangevallen troost bieden en tegelijk een antwoord geven op al die beschuldigingen. Daarom maakt hij in zijn boek ook duidelijk wat het wezen van het christelijk geloof is.


"Het geloof uitleggen is het geloof verdedigen"
(Alister McGrath)


3. C.S. Lewis over het bestaan van God

C.S. Lewis In het voorgaande is duidelijk gemaakt hoe er in de vroegchristelijke kerk gebruik gemaakt werd van apologetiek. Vervolgens is het ook belangrijk om te kijken naar hedendaagse vormen van apologetiek. Is apologetiek in onze tijd nog mogelijk? Zijn er, om het met andere woorden te zeggen, in deze tijd onderwerpen te vinden die zich lenen voor een gesprek met niet-christenen?

Aan de ene kant zijn er zeer veel mensen die beweren, dat ze nergens in geloven.
Maar er zijn aan de andere kant nog meer mensen die ervan overtuigd zijn dat niet het christendom, maar een andere religie de enig juiste is.
Een van de apologeten van onze tijd is C.S. Lewis (1898-1963). Lewis groeide op in een christelijk gezin. Maar het christendom waarmee hij opgroeide keerde hij als jonge intellectueel de rug toe. Hij vond dat vele leerstellingen van het christelijk geloof onwaarschijnlijk en onlogisch waren. Nadat hij enkele jaren allerlei zaken heeft overdacht en zelfs atheïst is geweest, wordt hij langzaam overtuigd van de waarheid van het christendom. Dit is bij hem niet veranderd van de ene op de andere dag, maar een lange worsteling is daaraan voorafgegaan. Zo geeft hij eerst toe dat God echt God is, maar pas later wordt hij er van overtuigd dat Jezus Christus de Zoon van God is. Het is niet verwonderlijk, dat iemand die na zo een lange en intellectuele worsteling tot het geloof komt, vervolgens ook de intellectuele houdbaarheid van het christelijk geloof verdedigt. Een groot gedeelte van de boeken die hij schreef en de lezingen die hij hield gaan over dit onderwerp. Hieronder zal een van Lewis' lezingen worden gevolgd. Daarbij worden de verschillende stappen die hij doet, om de hoorder mee te nemen, bekeken. Vooraf is het van belang om op te merken, dat Lewis probeert om niet van het christendom uit te gaan. Hij wil eigenlijk 'blanco' beginnen, om dan al denkend en vragen stellend verder te gaan.

Het besef van goed en kwaad
Met gebeurtenissen uit het dagelijkse leven als voorbeeld probeert Lewis de aandacht van de hoorder te trekken. Omdat de gebeurtenissen zo gewoon zijn kan de lezer zich gemakkelijk verplaatsen in de personen waarover het gaat.
Mensen die met elkaar omgaan, of ze elkaar nu goed of minder goed kennen, zijn gewoon om allerlei dingen tegen elkaar te zeggen. Heel vaak wordt iemand aangesproken op de dingen die hij doet of juist niet doet. 'Ga daar eens weg, ik zat hier eerst', 'Achteraan aansluiten en op je beurt wachten' en 'Nu moet je het ook doen, want je hebt het beloofd' zijn uitspraken die overal te horen zijn. Iemand die zulke uitspraken gebruikt, maakt niet alleen zijn mening duidelijk, maar hij doet ook een beroep op een algemene regel.
Terwijl hij zo een uitspraak doet, gaat hij ervan uit dat de ander die gedragsregel niet alleen kent, maar zich daaraan ook behoort te houden. Dat de ander deze regels ook kent en weet dat hij ze behoort na te leven, blijkt uit het feit dat bijna niemand zegt: 'Wat heb jij toch onzinnige regels'. In het geval dat iemand op zijn gedrag wordt aangesproken, zal hij meestal een excuus bedenken om zijn gedrag te verklaren. Doorgaans begint men er niet aan zo'n algemene regel in twijfel te trekken. Zo gezien is er bij alle mensen een besef van goed en kwaad, van datgene wat wel mag en dat wat men beter niet kan doen. Als dit besef er niet was geweest zou het in de wereld een grote chaos zijn. Als er geen algemeen besef zou zijn van goed en kwaad, dan zou ieder kunnen doen wat hij wilde, terwijl niemand hem daarop kon aanspreken. Nu zijn er in de loop van de tijd wel mensen geweest, die dit bestaan van een algemeen besef van goed en kwaad hebben ontkend. Zo iemand zal in staat zijn om een ander te benadelen, zonder dat hij dit van zichzelf verkeerd vindt. Maar zodra hij zelf benadeeld wordt, doordat hij bijvoorbeeld geld heeft uitgeleend, maar dit niet terugkrijgt, dan zal hij toch zeggen dat de ander oneerlijk is. Denk hierbij aan het spreekwoord "wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet".

De korte voorbeelden die Lewis gebruikt, roepen al snel bij iedereen herkenning op.
Omdat het ook zulke eenvoudige voorbeelden zijn, kan ieder ook snel een mening vormen: je bent het er mee eens of niet. Wie zal het niet eens zijn met de opmerking, dat je op je beurt moet wachten, als je een lange rij ziet staan. Zodra de luisteraar een mening heeft gevormd, gaat Lewis weer een stap verder, waarbij hij probeert om de mening van de mensen een bepaalde kant op te sturen.

Er bestaat dus een besef van goed en kwaad. Dit besef wordt ook wel een natuurwet genoemd, zoals bijvoorbeeld ook de wet van de zwaartekracht een natuurwet is. Alleen het bijzondere van deze natuurwet is, dat zij kan worden overtreden. Dit is bij andere natuurwetten niet mogelijk. Maar hoewel iedereen het bestaan van deze regels wel toe moet geven, toch houdt niemand zich daaraan.
En juist het feit dat men allerlei uitvluchten zoekt om zijn daden goed te praten, toont nog eens extra duidelijk aan dat men deze regels kent.

Onjuiste gedachten over de natuurwet
Lewis weet dat men allerlei dingen bedenkt om zijn daden goed te praten. Hij weet ook dat de mensen die, nadat zij het voorgaande hebben gehoord, toch verkeerde gedachten hebben over de natuurwet. Deze verkeerde gedachten worden eigenlijk gebruikt om te zeggen dat men het ook niet helpen kan dat men niet beter handelt.

Er bestaan allerlei verkeerde denkbeelden over de natuurwet. Een van deze gedachten is, dat deze natuurwet eigenlijk een soort groepsgevoel is. Het zou dan een algemeen gevoel zijn dat men op een bepaalde manier dient te handelen. Nu is het niet zo dat zo'n soort gevoel helemaal niet zou bestaan, maar dit gevoel wordt heel vaak tegengesproken door een andere drang die net zo sterk is. Stel je een brandend huis voor waaruit hulpgeroep klinkt. Aan de ene kant is er een algemeen besef dat het goed is om te helpen. Door dit besef kan men gedrongen worden om niet weg te lopen. Tegelijk is er een besef van het gevaar dat helpen oplevert. Dit besef dringt erop aan om maar door te lopen. Zo iemand wordt dus door twee dingen gedrongen, die niet allebei tegelijk opgevolgd kunnen worden. Er moet een keus gemaakt worden. Een mens is vrij om zich door een gevoel te laten leiden.


Professor Wisse
Ook prof. C. Wisse uit de Christelijke Gereformeerde kerken is een belangrijk apologeet geweest. Zijn boeken leggen getuigenis af van zijn apologetisch bezig zijn. In Apeldoorn gaf hij colleges in de apologetiek. Tijdens een kerkelijke vergadering aten de afgevaardigden tijdens de middagpauze in een restaurant. Prof. Wisse stond op en vroeg stilte en vroeg de andere gasten om ook voor hen een zegen te mogen vragen over de maaltijd. Na het gebed spotte een van de obers. Daarop ging Wisse met hem in gesprek. "Godsdienst is waardeloos", zei de ober, "er is nog nooit iemand teruggekomen."
"Ge vergist u, mijn vriend", antwoordde Wisse.
"Eén is teruggekomen, de opgestane Heere Jezus Christus."


Maar binnen in de mens is er toch nog iets anders. Hierdoor voelt een mens dat hij gehoor moet geven aan de aandrang om te helpen. Hij voelt ook dat hij niet moet luisteren naar de aandrang om door te lopen. Dit gevoel maakt dus duidelijk welke aandrang moet worden opgevolgd en daarom kan het zelf niet zo'n aandrang zijn. Er is dus wel een vorm van groepsgevoel, maar ook iets dat daar nog boven staat om aan te geven welk gedrag het beste is.
Weer andere mensen denken dat het besef van goed en kwaad een soort gedrag is dat bij de opvoeding wordt meegegeven.
Natuurlijk kan van dit besef gezegd worden dat het onder andere door opvoeding wordt overgedragen. Dan is het eigenlijk een gewoonte die van vader op zoon wordt doorgegeven. Maar is dit dan een gewoonte die zomaar veranderd kan worden, zoals de manier waarop men zich kleedt in de loop van jaren kan wisselen? De regels over goed en kwaad kunnen in de opvoeding inderdaad veranderd worden. Maar tegelijk zal daarbij ook een besef zijn dat het ene dan toch beter is dan het andere.
Eigenlijk wordt de ene opvatting over goed en kwaad vergeleken met een andere opvatting. En een van de twee zal ongetwijfeld beter zijn. Maar waarom de ene opvatting beter is dan de andere wordt bepaald door een maatstaf buiten deze opvattingen. Deze maatstaf is het werkelijk goede en die bepaalt welke opvatting ervan afwijkt en welke er het meest op lijkt.
Lewis komt dichtbij de luisteraar, nu hij gesteld heeft dat het besef van goed en kwaad een soort natuurwet is. Eerst probeerde hij met allerlei voorbeelden uit het dagelijks leven de mensen duidelijk te maken dat iedereen een besef van goed en kwaad heeft. Zodra men dit heeft toegegeven, wordt het spannend. Want Lewis zegt dat niemand zich aan die wet houdt.
Dus ook niet de mensen die naar hem luisteren en die zojuist hebben toegegeven dat men zich aan bepaalde regels hoort te houden.


Het christendom zegt de mensen dat zij zich moeten bekeren en belooft hun de zondenvergeving. Derhalve heeft het, voor zover ik zie, niets te zeggen tot mensen die niet weten dat ze iets gedaan hebben om berouw over tehebbenen die niet voelen dat ze vergeving behoeven. Eerst nadat men zich er rekenschap van heeft gegeven dat er een werkelijke zedenwet is, en een Macht die achter deze wet staat, en dat men die wet heeft overtreden en op verkeerde voet is komen te staan met deze Macht - eerst dan heeft het christendom wat te zeggen.
Bron: C.S. Lewis, De sleutel tot het geheim.


'Iets' achter deze natuurwet
In het begin van zijn rede heeft Lewis al duidelijk gemaakt dat het besef van goed en kwaad als een soort natuurwet, verschilt van alle natuurwetten die bekend zijn. Deze natuurwetten, zoals de wet van de zwaartekracht, zeggen eigenlijk alleen maar hoe een voorwerp zich gedraagt op het moment dat het wordt losgelaten.
Meer verklaart deze wet niet. Dit is heel anders dan de wet over goed en kwaad. Deze wet zegt niets over het gedrag zelf van de mensen. Integendeel, de mensen gedragen zich juist niet zoals deze wet voorschrijft. Achter het waarneembare gedrag van de mensen is er een wet, de 'natuurwet van de mens', die niet door mensen is uitgevonden. Deze wet schrijft voor hoe de mens zich moet gedragen en de mens weet ook dat hij haar moet gehoorzamen. Doordat mensen allerlei proeven hebben gedaan met voorwerpen die werden losgelaten, zijn zij tot de conclusie gekomen dat een voorwerp valt als het wordt losgelaten. Door het doen van allerlei proeven met mensen kan men nooit op het spoor van de wet van goed en kwaad komen. Want een mens gedraagt zich iedere keer weer anders. Maar een mens kan het bestaan van deze wet van goed en kwaad wel op het spoor komen door goed op zichzelf te letten. In zeer veel situaties, waarin hij een keus moet doen, zal hij merken dat iets buiten zichzelf hem zegt dat het ene beter is dan het andere. Nu kan de conclusie getrokken worden dat er dus 'iets' is buiten de mens.
Dat 'iets' doet zich voor als een wet die de mensen aanspoort om goed te doen en dat een onbehaaglijk gevoel geeft als men verkeerd handelt. Een bewijs voor het bestaan van dat 'iets' of 'iemand' buiten zichzelf vindt de mens dus in het bestaan van de wet van goed en kwaad of de zedenwet die in hem is.


A1ister McGrath
Aiister McCrath, een theoloog uit Oxford, spreekt over apologetiek ais een kunst. Hij bedoelt ermee de kunst om de ander te raken in zijn innerlijke onzeker held en in de vraag naar de zin van het leven. Apologetiek in de lijn van McCrath is in gesprek gaan met de hedendaagse mens, zijn denk en gevoelswereld door hebben en daarop antwoord geven vanuit het Evangelie. Het zijn heldere en redelijke antwoorden, in de overtuiging dat het Evangelie aantrekkelijk en relevant is. Alister McCrath leert je je geloof uit te leggen aan buitenstaanders zonder vaag of zweverig te worden.
Onder andere zijn boeken 'Bruggen bouwen' en 'Uitleggen wat je gelooft' zijn daar goede en lezenswaardige voorbeelden van.


Lewis wil het 'iets' of 'iemand' achter de zedenwet wel God noemen, maar hij benadrukt dat hij hiermee nog niet is uitgekomen bij de God van een bepaalde religie, dus ook nog niet bij de God van het christendom. Dit was ook niet zijn bedoeling. Hij wil de mensen die hij aanspreekt mee laten denken. Dat zijn vooral de mensen die in het bestaan van een God beslist niet geloven. Juist door zijn redenering wil Lewis de mensen eens goed na laten denken over de vraag of er toch echt niet een hogere macht is. De stap naar het christelijk geloof maakt hij wel, maar pas veel later. Eerst wil hij de mensen laten nadenken of ze wel verder willen gaan. Want als de mensen het met hem eens zijn dat er een hogere macht is die voorschrijft wat goed en kwaad is, dan ziet het er voor de mensen niet zo best uit. Want uit het leven van de mensen blijkt iedere keer weer dat zij niet doen wat de zedenwet voorschrijft. Daarmee minachten ze tegelijk de Macht achter deze zedenwet. Als de mensen deze Macht erkennen, dan zullen ze ook beseffen dat Hij het overtreden van deze wet vreselijk vindt. Door het overtreden van deze wet heeft de mens zich tot een vijand gemaakt van Hem die deze wet gemaakt heeft. Lewis dringt er op aan dat dit besef nodig is, omdat de mens anders ook nooit naar troost zal verlangen.
Zolang de mens geen behoefte heeft aan die troost, heeft het geen zin om te spreken over het christelijk geloof, dat deze troost wil geven.


Gave des onderscheids
Wie iets over hedendaagse apologetiek wil lezen, komt al gauw terecht bij bekende apologeten als C.S. Lewis en A. McCrath. We moeten hen wei met het oordeel des onderscheids lezen, want iemand als Lewis is een aanhanger van de evolutietheorie, terwijl A. McCrath een anglicaan is, die we ook niet in alles kunnen volgen. Toch kunnen hun werken ons wel helpen bij de verdediging van het christelijk geloof.
Uit: artikel Daniël 'Geloof zonder bewijs', door ds. J.J. van Eckeveld.


4. Twijfel aan de betrouwbaarheid van de Bijbel

De apologetiek die in het vorige hoofdstuk is besproken, is eigenlijk voorbeeld van een verdediging tegenover degenen die het bestaan van God ontkennen. In dit hoofdstuk wordt een voorbeeld gegeven hoe de waarheid van het christelijk geloof te verdedigen is tegenover de mensen die de betrouwbaarheid van de Bijbel betwijfelen. Maar ook kunnen degenen die zelf aan het twijfelen zijn geraakt, doordat de waarheid in twijfel wordt getrokken, hierdoor geholpen worden.

Zijn de Evangeliën onbetrouwbaar?
De betrouwbaarheid van wat er in de Evangeliën is opgeschreven, wordt door velen in twijfel getrokken. Zelfs is niet iedereen het er over eens of Jezus van Nazareth wel echt geleefd heeft. Voor anderen die daaraan op zichzelf niet twijfelen is het echter duidelijk dat het beeld dat de Evangeliën van Jezus geven onjuist is. Over het leven van Jezus deden verschillende verhalen de ronde. Deze verhalen zijn in de loop van de tijd door de schrijvers van de Evangeliën opgeschreven. Maar de nadruk moet liggen op het feit dat het gaat om verhalen en gedachten van mensen. Wat wij nu in de Evangeliën kunnen lezen, is een beeld dat mensen over Jezus hebben gehad. De woorden die Hij zou hebben gesproken, zijn dan lang niet altijd van Hem, maar zij zijn Hem door mensen in de mond gelegd.
Het beeld dat ons in de Evangeliën is overgeleverd, is eigenlijk een ideaalbeeld, door mensen gemaakt. Als men Jezus werkelijk wil leren kennen, dan moet afstand genomen worden van de vier Evangeliën.
Er zijn voldoende argumenten te vinden om het met deze stelling niet eens te zijn.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt hiervan een voorbeeld gegeven.

Een ideaalbeeld of een ergernis?
Is het waar dat de Evangeliën een ideaalbeeld geven van Jezus, of is er meer aan de hand? Als de Evangeliën goed worden gelezen, dan is daarin voortdurend iets te vinden dat aan een ideaalbeeld beslist niet voldoet. Telkens komen er dingen naar voren die zelfs het tegendeel bewijzen.
Het beeld dat in de Evangeliën van Jezus wordt gegeven zit vol met aanduidingen waaraan men zich kan ergeren en waaraan men een aanstoot zou kunnen nemen. En velen hebben zich ook aan Hem geërgerd of zijn van dit aanstoot gevende beeld weggelopen. Dit aanstotelijke is zo duidelijk aanwezig, dat het nooit zo kan zijn, dat men het hier en daar heeft vergeten om het eruit te halen. Als het de bedoeling was geweest om een ideaalbeeld te geven, dan zouden al die aanstotelijke elementen er wel uitgehaald zijn. Dit is niet gebeurd en daarom is het een duidelijke aanwijzing dat de Evangeliën een betrouwbaar beeld geven van wie Jezus was. Niet alleen het aantrekkelijke en het wonderlijke van Jezus is opgeschreven, maar ook datgene wat op het eerste gezicht onaantrekkelijk en bevreemdend is. Zelfs datgene wat ergernis oproept, is opgeschreven.

Een ergernis voor de joden
Paulus heeft al in zijn brief aan Korinthe geschreven dat de Christus over wie hij preekte voor de joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid zou zijn (1 Kor. 1 : 23). Allereerst is Hij een ergernis voor de Joden. Deze uitspraak verwacht men niet zomaar. De joden verwachtten toch al vele eeuwen een Messias? Zeker in de tijd van de Romeinse overheersing, waarbij het volk werd onderdrukt, leefde er een sterke messiasverwachting. De joden hadden het Oude Testament tot hun beschikking en daaruit wisten ze dat er een Messias komen zou. Toch waren weinig mensen op de hoogte van het feit hoe de Messias werkelijk zou zijn. Er was langzaam een bepaald beeld ontstaan dat Hij als een machtige koning het volk zou verlossen van de Romeinen. Maar de Heere Jezus voldoet niet aan dit beeld van de Messias. Aan de ene kant deed Hij meer, dan ze van Hem gedacht hadden. Aan de andere kant was Hij te nederig. Naar hun idee maakte Hij geen aanspraak op het koningschap.
Hoewel de joden heel veel van de Messias verwachtten, deed Jezus nog meer dan zij goed vonden. Hij zei van Zichzelf dat Hij de macht had om de zonden te vergeven.
De joden wisten dat alleen God zonden kan vergeven. Daarom beschuldigen zij Jezus van godslastering, omdat Hij gezegd had: "Mens, uw zonden zijn u vergeven" (Luk. 5 : 20). In hun ogen was Jezus wel een bijzonder mens die wonderen kon doen. Maar iemand de zonden vergeven, kon God alleen. Daarmee lieten ze duidelijk weten, dat ze Jezus niet als God erkenden.
De joden hadden het grootste vertrouwen in hun eeuwenoude geschiedenis. Zij waren het volk van de God van de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob. Jezus weet dit en Hij spreekt hen hierop aan. Hij erkent dat zij het nageslacht van Abraham zijn. Maar tegelijk zegt Hij dat zij niet doen wat Abraham wel deed. Abraham geloofde het woord van God. Maar nu er een Mens naar hén toekomt die ook met het woord van God tot hen komt, geloven zij niet en willen Hem zelfs doden. Als ze Hem even later vragen wat Hij van zichzelf denkt en of Hij de meerdere is van Abraham, dan zegt Hij het eerlijk: 'Eer Abraham was, ben Ik'. Zo'n antwoord hadden ze niet verwacht. Zo'n antwoord mocht een mens ook niet geven, maar Jezus zegt het wel van Zichzelf. Voor de joden is dit een goede reden om Hem te willen stenigen.

Er is nog een punt aan te wijzen waaruit blijkt dat Jezus zei dat Hij meer was, dan de joden van hem verwachtten. De tempel, als het centrum van de joodse eredienst, was voor de joden de meest heilige plaats. Het was de plaats waar God aanwezig was, zodat in het Heilige der Heiligen niemand zomaar binnen mocht gaan. Slechts één keer in het jaar mocht de priester die allerheiligste plaats in de tempel binnengaan. Terwijl iedereen met verwondering over de tempel sprak, zegt Jezus, dat Hij meer is dan de tempel. Voor degenen die in Jezus niet meer zagen, dan een gewoon mens, moet dit een zeer grote lastering zijn geweest. Hij durft zich zomaar te vergelijken met de grootste eer en trots van het volk.

Het joodse volk ergerde zich niet alleen aan de grootheid en de waardigheid die Jezus voor Zichzelf opeiste. Aan de andere kant ergerde het zich ook aan Zijn nederigheid. Juist voor hen die verwachtten dat Hij als een held het volk zou verlossen van de Romeinse overheersing, voldeed Hij niet. De geschiedenis van Israël kent genoeg voorbeelden van mensen die hard zijn opgetreden tegen overheersers. Ook in de tijd van de Romeinse overheersing, waren er groepjes opstandelingen die de Romeinen zoveel mogelijk tegenwerkten. Er zijn geen plaatsen in de Evangeliën aan te wijzen, waaruit blijkt dat Jezus aan deze verwachting van het volk beantwoordt. Hij vormt geen leger om zich heen om tegen de Romeinen te gaan vechten, maar Hij geeft zelfs opdracht om aan de keizer te geven wat hem toekomt. Uiteindelijk eindigt Zijn leven niet op een koningstroon, maar aan het vervloekte kruis. Deze Jezus hadden de joden niet verwacht en daarom ergeren zij zich aan Hem. En juist dit aanstootgevende beeld van Jezus is in de Evangeliën opgenomen.

Een ergernis voor de discipelen
Tot nu toe is alleen gesproken over de joden in het algemeen, die zich een beeld over Jezus hadden gevormd, maar waaraan Hij niet voldeed. Dat zij zich aan Hem ergerden is nog wel te begrijpen. Daarom is het goed om ook te kijken naar de groep van Zijn trouwe volgelingen. Welk beeld hadden zij van Jezus? En wat hebben zij daarvan doorgegeven, dat nu in de Evangeliën is opgeschreven? Als men ergens een ideaalbeeld zou verwachten, dan toch wel in de groep van Jezus' discipelen, die Hem trouw zijn gebleven tot na Zijn dood. Maar ook in de kring van Zijn discipelen is Jezus voortdurend bezig geweest om allerlei verkeerde opvattingen recht te zetten. Ook de discipelen hadden zich iets anders voorgesteld bij de afkomst van Jezus. Want zij hadden ook niet gedacht dat Hij uit Nazareth zou komen.
Vandaar dat Nathanaël zich verwonderd afvraagt: "Kan uit Nazareth iets goeds zijn?" (Joh. 1 : 46). Bij de discipelen was ook de verwachting te merken, dat Jezus Israël zou verlossen. Zij hadden dan ook de verwachting dat er voor hen wel een goede positie in dat nieuwe koninkrijk zou zijn. Zo vragen de zonen van Zebedeüs om aan de rechter- en linkerkant van Jezus te mogen zitten als Hij in Zijn heerlijkheid gekomen is (Mark. 10 : 37). En Iemand die op het punt staat te laten zien dat Hij koning is, kan zich niet te veel bezighouden met andere dingen, of met geringe mensen die Zijn hulp voor iets anders nodig hebben. Vandaar dat de discipelen er bij Jezus op aandringen om de Kananese vrouw weg te sturen. Daarom ook willen zij de blinde aan de kant van de weg het zwijgen opleggen. Maar juist met deze mensen houdt Jezus Zich voortdurend bezig. Zijn zachtmoedigheid en nederigheid wijzen er bepaald niet op dat Hij de Romeinse bezetting wil verdrijven.

Vooral heeft de aankondiging van het eigenlijke doel van Zijn komst naar de aarde weerstand en ergernis opgeroepen bij de discipelen. Als Jezus spreekt over het lijden en sterven dan volgt er heel veel onbegrip en tegenspraak. Het gaat zelfs zover dat Petrus de Heere Jezus hiervoor bestraft (Mark. 8 : 32). Dit zou hun Meester toch nooit kunnen overkomen? Tot het laatste moment toe zijn ze gereed om Hem met het zwaard te verdedigen.
Zelfs Johannes de Doper, die voor de Heere Jezus werd uitgezonden, om Zijn komst aan te kondigen, wordt overvallen door de twijfel. Hoewel hij anderen gewezen heeft op de Messias, als het Lam van God dat de zonden der wereld wegneemt, wordt ook hij van zijn stuk gebracht. Ook hij had zich dit niet voorgesteld van de Messias. Vandaar dat hij zijn discipelen erop uitstuurt, om aan Jezus te vragen of Hij de verwachte Messias is. Jezus wijst hem erop dat de blinden ziende worden en de kreupelen wandelen, dat de melaatsen gereinigd worden en de doven horen, dat de doden opgewekt worden en dat aan de armen het Evangelie verkondigd wordt.
Het is een samenvoeging van teksten uit de profetieën van Jesaja: 29 : 18, 35 : 5; 61 : 1. Aan de hand van het Oude testament zelf bewijst Hij de beloofde Messias te zijn. Tegelijk waarschuwt Jezus voor een heel groot gevaar: "zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden" (Luk. 7 : 23).
Iedere keer weer als de discipelen allerlei misvattingen hebben over de eigenlijke reden van Zijn komst naar deze aarde, wijst de Heere hen op de Schriften. Daar is het bewijs te vinden dat Hij werkelijk de Messias is. Maar daar is ook te vinden, hoe Hij als Messias te kennen zal zijn.
De evangelisten hebben het ook iedere keer tot schaamte voor zichzelf opgeschreven, dat zij eerst niet begrepen hebben wat er in het Oude Testament beschreven was. Zij hebben het niet verzwegen dat ook zij zich geërgerd hebben aan het optreden van Jezus. Later hebben zij het wel begrepen waarom Jezus niet met geweld de Romeinen ging verjagen en waarom Hij zich juist zo nederig opstelde.

Een dwaasheid voor de Grieken
Sommige wetenschappers twijfelen eraan of de Evangeliën wel geschreven zijn door joodse volgelingen van Jezus. Volgens hen zijn de Evangeliën ontstaan in een niet-joodse omgeving. De Griekse cultuur heeft in hun ogen veel invloed gehad op de ontwikkeling van de verhalen die in de Evangeliën zijn opgeschreven. Als dit zo is, dan zal het beeld dat van Jezus gegeven wordt ook wel voldoen aan de verwachting van zo'n cultuur. Het tegendeel is echter waar: ook in de ogen van een hoog ontwikkelde Griek geven de Evangeliën geen ideaalbeeld van Jezus. Jezus is niet de 'wijze' waarnaar de Grieken op zoek waren, maar voor hen is Hij eerder een dwaas. Een wijze was voortdurend op zoek naar eer, roem en aanzien bij de mensen.
Vol hoogmoed ging men voorbij aan de gewone en geringe mensen. De wijze nam de eer die hem werd bewezen door voorname mensen graag in ontvangst, omdat hij zichzelf ook zo voornaam voelde. Als hij geëerd werd door gewone mensen, moest hij die eer verachten, omdat hij ver verheven was boven zulke mensen. Het gewone en het alledaagse kon een wijze achter zich laten, want daarmee kon hij toch geen eer behalen. Bij Jezus is iets geheel anders te zien. Hij vernedert Zichzelf. Zo wast Hij de voeten van Zijn leerlingen voordat de maaltijd begint. Zo'n taak behoorde eigenlijk een slaaf te doen, en ais die er niet was kon een leerling dit bij zijn meester doen.
Maar Jezus deed het Zelf bij Zijn leerlingen.
Een wijze Griek zou zich verheven voelen boven de eer die kinderen hem zouden geven. Maar Jezus is verheugd over het hosanna-geroep van de kinderen in de tempel. Hij bestraft zelfs de Farizeeën die Hem over dit geroep vermanen (Mat. 21 : 16). Jezus is nooit in hoogmoed voorbij gelopen aan een arme of een zieke, mensen van wie Hij geen eer te verwachten had.

Een wijze moest zich niet alleen verheffen boven de mensen, maar hij moest zich ook verheffen boven de omstandigheden. Ook al waren er nog zulke grote problemen, dan nog behoorde men een makkelijke oplossing te verachten. Zo heeft een zekere Alexander vol trots zijn helm met water leeggegooid, toen hij verschrikkelijk dorst had. Uit hoogmoed en verachting van de wereld kozen sommigen vrijwillig voor een leven in armoede. Bij Jezus is deze hou ding niet te vinden. Als Hij vermoeid is gaat Hij rusten en probeert Hij Zijn dorst te lessen (Joh. 4 : 6). Een kostbare zalving door een vrouw gaat Hij niet uit de weg, maar Hij bestraft zelfs de discipelen die hierover aanmerkingen hebben (Joh. 12 : 1-11).

Een wijze mocht zich niet laten leiden door allerlei indrukken op zijn gemoed.
Het beste was zelfs om die gemoedsindrukken uit de weg te gaan. Met iemand meeleven mocht wel, maar door het leed van een ander echt geraakt worden was verkeerd. Van Jezus is daarentegen in de Evangeliën te lezen, dat Hij zeer bewogen werd in de geest, toen Hij op weg was naar het graf van Lazarus (Joh. 11 : 33).
Ook heeft Jezus geweend over Jeruzalem, omdat haar inwoners Hem niet erkenden (Luk. 19 : 42).
Uit al deze voorbeelden blijkt, dat Jezus niet voldoet aan het ideaalbeeld dat men had van een wijze. In de ogen van de hooghartige Grieken was niet alleen de boodschap van Jezus dwaasheid, maar was Hijzelf een dwaas. Zouden nu juist die Grieken die zo'n voorstelling van een wijze hadden een Evangelie schrijven, waarin het tegendeel blijkt?

Geen ideaal maar werkelijkheid
Op verschillende manieren is nu duidelijk geworden dat het beeld dat de Evangeliën geven over het leven van Jezus beslist geen ideaalbeeld is. Zeker geen ideaalbeeld dat door de mensen zelf verzonnen zou zijn. Op allerlei manieren blijkt het in tegenspraak te zijn met de verwachting van mensen. Juist ook van die mensen die wel een verwachting hadden over de komst van de Messias. Tegelijk is duidelijk geworden dat het optreden van Jezus ergernis en onbegrip oproept. Zelfs bij degenen die het dichtst bij Jezus leefden en het meeste onderwijs van Hem ontvingen. Van een ideaalbeeld wordt toch iets anders verwacht? Het beeld dat nu door de Evangeliën de wereld in wordt gebracht, roept nog steeds ergernis op. Ook nu is het nog geen beeld dat aantrekkelijk is voor de natuurlijke mens.
Vandaar dat veel mensen met dat beeld niet goed uit de voeten kunnen. Zij gebruiken slechts een klein deel daarvan.
Zo wordt Jezus gezien als het grote voorbeeld, dat navolging verdient. Voor de eigenlijke reden van zijn komst naar deze wereld, de verzoening voor de zonden, is geen plaats. Duidelijk wordt, dat het beeld dat de Evangeliën ons geven, geen ideaal beeld is dat verzonnen is door mensen. Alle eeuwen door heeft het ook geen aantrekkingskracht gehad op natuurlijke mensen, die het daarom ofwel naast zich neerlegden, ofwel het hebben veranderd naar hun eigen inzicht. Maar net zoals Jezus niet van deze wereld was, is ook het beeld dat de Evangeliën van Hem geven niet van deze wereld, maar van Boven (Joh. 8 : 23).

Het laatste hoofdstuk van deze schets gaat alleen over de kritiek die op de Evangeliën is gegeven. Andere bijbelboeken zijn buiten beschouwing gelaten. Zij vragen ook om een andere benadering. Met verschillende voorbeelden is aangegeven hoe er antwoorden gegeven kunnen worden op de stelling dat de Evangeliën onbetrouwbaar zijn. Er zijn meer voorbeelden te bedenken. Uit de genoemde voorbeelden blijkt dat het mogelijk is om de dingen die je aan het twijfelen kunnen brengen, besproken kunnen worden. Het is niet nodig om alle kritiek te negeren. Aan de andere kant is het eerlijk om te zeggen dat er zoveel kritische vragen te stellen zijn, waarop niet zo gemakkelijk een antwoord te vinden is. Maar het denken erover en het zoeken naar antwoorden blijkt mogelijk te zijn.

De verwerking op de verenigingsavond

Het thema "apologetiek' is niet het gemakkelijkste onderwerp om op de vereniging aan de orde te stellen.
Het vereist best wat inspanning om bijvoorbeeld iemand als Lewis te volgen in zijn gedachtegang. Toch is het wel een heel belangrijk onderwerp. Iedereen heeft er tenslotte mee te maken. De één meer, de ander minder, maar toch...
Om een avond over apologetiek aantrekkelijk te maken, moet je drie spitsen in de gaten houden:
1 Met name onder studenten bestaat behoefte om in het gesprek met medestudenten en docenten het christelijk geloof zoveel als mogelijk is te bewijzen. Apologetiek kan daarin een grote rol spelen. De vraag is welke?
2. Ook jongeren op de werkvloer moeten soms verdedigen waarom en waarin zij geloven. De denksporen van bijvoorbeeld Lewis en Schaeffer zijn in hun belevingswereld en werkterrein niet zo relevant. Hoe kunnen ook zij op eenvoudige wijze gebruik maken van apologetiek?
3. Ook bij een meelevend kerkmens en zelfs bij een waar gelovige kan twijfel over het Godsbestaan, de waarheid van de Bijbel, de uniciteit van het christelijk geloof het hart binnensluipen. Welke rol kan apologetiek daarin spelen?

Je ziet, op deze manier betrekken we iedereen erbij. Om die drie spitsen echter in één verenigingsavond te verwerken, zal niet meevallen. Enkele handvatten, gecombineerd met de aangeboden verwerking, kunnen je misschien helpen.

JeV-avond met workshops
Opening n.a.v. 1 Petrus 3 vers 15
Introductie thema n.a.v. Paulus op de Aréopagus (Hand. 17 : 16-34)
Pauze
Workshops*
Plenaire afronding**
Sluiting

* Bij de workshops kunnen uitstekend kerkenraadsleden en deskundigen uit de gemeente betrokken worden.
** De plenaire afronding kan op verschillende manieren: forum, presentatie per workshop, afrondend kringgesprek, slotwoord door de inleider, de dominee of een ouderling.

1. Apologetiek in de vroege kerk
2. C.S. Lewis over het bestaan van God
3. Uitleggen wat je gelooft
4. De betrouwbaarheid van de Bijbel
5. De zin van het lijden

JeV-avond over 'Uitleggen wat je gelooft'
Opening
Inleiding 1      in de Bijbel...*
Inleiding 2     in theorie...**
Inleiding 3     in de praktijk...***
Pauze
Verwerking in groepjes n.a.v. pagina 21 t/m 23
Plenaire afronding
Sluiting

* Na een korte actuele instap kan het thema geïntroduceerd worden n.a.v. 1 Petrus 3 vers 15 en Hand. 17 : 16-34.
** Deze inleiding kan verschillend ingevuld worden; vanuit de kerkge schiedenis, de apologetiek, het boek van Alister McGrath 'uitleggen wat je gelooft'. Pas op voor een te hoog niveau!
*** Deze inleiding kan door iemand verzorgd worden die in z'n werk tegen situaties aanloopt waar bij hij moet uitleggen waar hij voor staat.

Verwerking

1. Bijbelstudie Handelingen 17 : 16-34
Een bijbels voorbeeld van apologetiek is de toespraak van Paulus op de Aréopagus. Het is goed om wat dieper op dit bijbelgedeelte in te gaan.

Lees het gedeelte eerst aandachtig door.

a. Paulus werd geprikkeld door de omstandigheden (v. 16). Hoe kijk jij naar de wereld om je heen?
b. De stad was zeer afgodisch. Dat is: vol afgoden. Welke afgoden waren dat? Zie je dat ook nog in deze tijd? Geef eens enkele voorbeelden (niet te ver van huis...).
c. Epikureïsche en Stoïsche filosofen twistten met Paulus over zijn nieuwe leer. Ga eens na wat die voor wijsgeren waren of hoe hun denkbeelden in onze tijd nog voorkomen.
d. Vanaf vers 22 lezen we dat Paulus probeert de mannen van Athene te overtuigen. Wat kun je leren van de manier waarop hij de mensen benadert?
e. Geef de verschillende onderdelen van zijn toespraak aan. Wat kunnen we hieruit leren met betrekking tot apologetiek?
f. Alister McGrath schrijft in 'Uitleggen wat je gelooft': "Je kunt mensen het koninkrijk van God niet binnen praten!" Hoe is de ervaring van Paulus in Athene? Wat is nodig?
g. Denk je dat de zondagse preek ook elementen uit de toespraak van Paulus moet bevatten?
h. Wat zou jou het meeste aanspreken als je zo n toespraak van Paulus zou horen? Hoe zou jij tot bekering komen (zie vers 30)?

2. Praktijksituatie
Oefening baart kunst. Misschien ook wel bij het apologetisch gesprek. Bereid een (begin van een) apologetisch gesprek voor wat op de vereniging gevoerd kan worden.
Bijvoorbeeld:
Jeanet: "Heb je dat gezien op TV? Afschuwelijk hè, zo n hongersnood in Soedan. Al die kinderen.. zo uitgemergeld."
Karin: "Nee, ik heb het niet gezien - wij hebben geen TV. Maar ik heb het wel in de krant gelezen. Inderdaad afschuwelijk. En hulpverlening schijnt heel moeilijk te zijn. Vanuit onze kerk wordt er ook hulp geboden."
Jeanet: "0, da's wel goed. Dus jij bent gelovig? Toch snap ik dat niet. Jullie geloven in God. Als Hij zo machtig is als jullie altijd zeggen, dan moet Hij dit toch niet toelaten. Moet je die kinderen zien! Ik dacht dat God liefde was! En jullie intussen maar vrolijk hulpverlenen..."
Karin: "Ja, maar het is niet eerlijk om God direct te verbinden met zo'n hongersnood! Ik denk dat een hongersnood verschillende oorzaken kan hebben waarvan je God niet de schuld kan geven..."

Laat twee JeVers bovenstaand gesprek (wellicht nog iets uitgebreider) voeren. De (in groepjes verdeelde) JeVers kijken toe.
Laat de groepjes onderstaande vragen beantwoorden.
a. Herken je zo'n gesprek?
b. Reageert Karin goed op de opmerkingen van Jeanet?
c. Hoe zou je het gesprek voortzetten?
d. Bereid als groep een voortzetting van het gesprek voor t.b.v. de plenaire afronding.
Laat enkele groepjes opdracht d. uitvoeren voor de hele groep.
Probeer als inleider en/of voorzitter tot een goede afronding te komen.

3. Apologetiek en Evangelisatie
Dr. W.H. Velema schrijft in zijn RD-artikel 'Verdediging en verantwoording' (13 januari 1998) het volgende:
"Apologetiek gaat uit van het Evangelie van Jezus Christus. Zij is erop gericht tot geloof in Jezus Christus te brengen. Apologetiek is daarom wel genoemd een tweelingzuster van de evangelistiek. Zij hebben hetzelfde doel, maar gaan op verschillende wijze te werk."
a. Kun je het verschil aangeven tussen apologetiek en evangelisatie?
b. Denk je dat het altijd twee gescheiden terreinen zijn?
c. Op welk moment komt het toch op 'getuigen' aan?

4. Oefening 'Evangelie in notendop'
Zo nu en dan zal je gevraagd worden: "Wat geloof je nu als christen?" Je hebt dan vaak maar korte tijd om een antwoord te formuleren. Als je dan een korte samenvatting van het Evangelie voor handen hebt, kun je zelfs een goed antwoord geven.

Vragen
a. Zoek in je Bijbel naar passages waar een samenvatting van het Evangelie gegeven wordt.
b. Raadpleeg nu de Belijdenissen achter in je Bijbel. Kun je daar een samenvatting vinden?
c. Kunnen de gevonden passages dienen als antwoord op de vraag: "Wat geloof je nu als christen?"
d. Zou je ook andere dingen in je antwoord kunnen betrekken? Denk bijvoorbeeld aan de kerkgeschiedenis, (eigen) ervaringen, citaten van anderen.

Opdracht
1. Probeer in vijf minuten datgene te zeggen wat je in ieder geval kwijt wilt. Schrijf als groep het antwoord ook op.
2. Vraag je nu af hoe effectief je antwoord was. Wat is de kern? Heb je echt vijf minuten nodig? Probeer je antwoord 'in te dikken' tot twee minuten.
3. Neem nu één minuut de tijd.
4. ...en nu dertig seconden.

Vergelijk plenair de antwoorden van de groepjes. Kun je uit de verschillende antwoorden een 'modelantwoord' formuleren?

5. De bijbelse grond
Apologetiek komt van het Griekse woord apologia. Het wordt in het Nieuwe Testament drie keer gebruikt, waarbij het steeds om het verdedigen van het christelijk geloof gaat: Filippenzen 1 vers 7, vers 16 en 1 Petrus 3 vers 15.
a. Wat is de context van deze teksten?
b. Ga na wat de Kanttekenaren en andere verklaarders van deze teksten zeggen.
c. Is de in de Mivoschets behandelde apologetiek bijbels gefundeerd?
d. Zoek de verklaring van Calvijn bij 1 Petrus 3 vers 15. Volgens dr. W H. Velema is Calvijns commentaar "zoiets als een programma voor de apologetiek."
Wat zou hij bedoelen?
Wat leert Calvijn ons daar?

6. De zondige mens
Eén van de aspecten van apologetiek is het geïnteresseerd zijn en het kennen van de mensen met wie je het gesprek aan gaat. De zondige mens zou je kunnen typeren met de volgende kernwoorden (is niet uitputtend!):
(1) verloren (2) hongerig (3) dorstig (4) leeg (5) eenzaam (6) zonder hoop (7) verdwaald (8) schuldig
a. Welke kernwoorden spreken jou het meest aan?
b. Kun je elk woord praktisch invullen?
c. Wat zegt de Bijbel over deze woorden?
d. Wat stelt het Evangelie tegenover elk van deze woorden?
e. Kun je daar iets mee in het gesprek met de ander?

7. Vragen over...
Probeer redelijke antwoorden te geven op de volgende vragen:
a. God bestaat toch niet?!
b. Wat heeft Jezus met mij te maken?
c. Wie zegt mij dat de Bijbel gelijk heeft? Alles is toch subjectief?
d. Hoe kan Jezus ook God zijn?
e. Als God liefde is, waarom dan zoveel lijden in de wereld?
f. Wie gelooft er nu in een opstanding uit de dood?
g Waarom zou ik in de schepping geloven? De evolutietheorie is veel waarschijnlijker!
h. Waarom zou ik gered moeten worden?
i. Wat is nou zonde?
j. Je hebt een aardig verhaal, maar moet je eens kijken wat een zooitje jullie christenen ervan maken?

Literatuur

• Blauw, G.A. en H. Ferguson-Postma (red.), Met reden geloven.
• C.S. Lewis over denken en geloof, Den Haag 1983. 
• Borchert, Otto, De Christus der Schriften, een ergernis - een dwaasheid, Kampen 1922 
• McGrath, Alister, Bruggen bouwen: over het effectief doorgeven van het christelijk geloof, Den Haag, 1997. 
• McGrath, Alister, Uitleggen wat je gelooft, Kampen , 1997. 
• Lewis, C.S., Onversneden christendom, Amsterdam 1999. 
• Sayer, G., C.S. Lewis, biografie, Kampen , 1996 
• Ubbink , G., Pleidooi voor het christelijk geloof, Ede/Antwerpen 1984. 
• Landelijk Contact Jeugdverenigingen Chr. Ger. Kerken, Handreiking 'Christen in de verdediging' 
• Mauritz , J.H., Een woord op z'n tijd', in 'Oriëntatie en evaluatie', jubileumbundel CGO onder redactie van dr. R. Seldenrijk.

In het Reformatorisch Dagblad heeft in januari-maart 1998 een serie gestaan over 'Apologeten van de 20e eeuw'. Na een algemeen artikel over apologetiek van de hand van dr. W.H. Velema, passeren de apologeten F. Schaeffer, W. Aalders, C.S. Lewis, J.G. Machen, H. Dooyeweerd, G. Wisse, J.H. Bavinck, C. van Til en J.E.L. Newbigin de revue. Als je geïnteresseerd bent, vraag het dan aan bij het RD in Apeldoorn of raadpleeg het RDNet: 'Dossiers' op www.reformatorischdagblad.nl. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

Mivo +16 | 24 Pagina's

Wat is waarheid? Christenen in de verdediging?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

Mivo +16 | 24 Pagina's