JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Zending onder moslims

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Zending onder moslims

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Iedere godsdienst is genoemd naar haar stichter of naar de gemeenschap en natie waarin die godsdienst ontstond. Bijvoorbeeld: het Christendom dankt zijn naam aan zijn profeet Jezus Christus; het Boedhisme aan zijn stichter Gautama Boeddha; het Zorastrianisme aan zijn stichter Zoraster; en het Jodendom aan de naam van de stam Juda. Dat is ook het geval met andere godsdiensten.

Maar niet met de Islam. Deze religie heeft het unieke onderscheid niet zo'n band te hebben met een bepaald persoon of bepaald volk. Het woord "Islam" geeft niet zo'n verhouding weer. Want de Islam behoort niet toe aan één speciaal mens, volk of land. Het is noch het produkt van enig menselijke geest, noch is het beperkt tot een speciale gemeenschap. Het is een universele religie, die als doel heeft in de mens de kwaliteit en houding van Islam te creëren en ontwikkelen.

Islam is in feite een titel die een eigenschap weergeeft. Iemand die deze eigenschap bezit is een moslim en het doet er niet toe tot welk ras of land, welke stam of gemeenschap hij behoort. Volgens de Koran, het heilige boek van de moslims, zijn er onder elk volk en in alle eeuwen goede en oprechte mensen geweest, die deze eigenschap gehad hebben. En zij waren alle moslims."

Deze woorden schrijft de Pakistaanse Maududi in zijn boek "Towards understanding Islam" (naar een beter verstaan van de Islam). Maududi zette zich in om aan niet-moslims duidelijk te maken wat moslims geloven en waarin zij zich onderscheiden van aanhangers van andere godsdiensten. Deze kennis is noodzakelijk voor een goed verstaan van het zendingswerk onder moslims. Voordat in dit hoofdstuk gekeken wordt naar het zendingswerk in Guinee, zullen enkele belangrijke uitgangspunten van de Islam worden besproken.

Vijf zuilen

Een moslim dient vijf plichten na te komen. Deze plichten worden "de vijf pilaren/zuilen van de islam" genoemd. De Islam rust als het ware op deze vijf zuilen.

1. Het regelmatig uitspreken van de geloofsbelijdenis (de shahada). Deze geloofsbelijdenis moet in het Arabisch worden uitgesproken en luidt als volgt: "la ilaha illa wa moehammad rasoel allah" (Er is geen god behalve Allah en Mohammed is de boodschapper van Allah).

2. Het verrichten van de gebeden (salat).

Een moslim moet vijf keer per dag op gezette tijden bidden. Het eerste gebed vind 's morgens vroeg plaats nog voordat de zon is opgekomen.

3. Het geven van aalmoezen (zakat).

De zakat is het geven van geld voor maatschappelijke en religieuze doeleinden. Het gaat hier om een verplichte bijdrage die ten goede komt van de armen, de Koranleraar of imam, de bouw en het onderhoud van een moskee enz.

4. Dertig dagen vasten (saum).

In de maand Ramadan moeten moslims tussen zonsopgang en zonsondergang vasten.

5. De bedevaart naar Mekka (hadjj).

De hadjj is niet verplicht. Wie deze bedevaart niet kan maken om financiële redenen, behoeft niet te gaan. Degenen die wel een bedevaart hebben gemaakt, staan in hoog aanzien.

De Koran

Het heilige boek van de moslims wordt de Koran genoemd. Volgens een moslim heeft Mohammed de tekst van de Koran van de engel Gabriël ontvangen. Ook al heeft Mohammed dit zelf niet opgetekend, wordt de Koran gezien als het eeuwige en ongeschapen woord van God. Ieder woord en iedere letter is van hemelse afkomst. De Koran is geschreven in het Arabisch, voor moslims een heilig schrift.

Koran betekent letterlijk "te lezen", dat wil zeggen: "de (hardop) te lezen tekst". De Koran wordt daarom hardop gelezen. Een moslim kan genieten van het mooie, zangerige voorlezen van de Koran.

Het meest bekende gedeelte uit de Koran is de openingssoera. Ook in de gebeden herhalen moslims deze soera meerdere malen.

Behalve de negende soera, begint iedere soera met de woorden "In de naam van Allah, de Barmhartige, de Erbarmende".

De geloofsleer

De basisbelijdenis van de moslim is de belijdenis dat Allah de enige God is en dat Mohammed zijn gezant/profeet is. Op deze belijdenis is de geloofsleer gebouwd. Aan de zes artikelen van de geloofsleer moeten moslims vasthouden. Deze zes artikelen zijn:

1. Het geloof in één God. Allah is de schepper en zendt zijn profeten en gezanten naar de volkeren. De openingssoera van de Koran luidt: "In de naam uan Allah, de Barmharige Erbarmer. Lof aan Allah, de Heer der wereldwezens. De Barmhartige Erbarmer. De Heerser op de Dag des Gerichts. U dienen wij en U vragen wij om bijstand. Leid ons op het rechtgebaande pad. Het pad dergenen, wie Gij Uw weldaden schenkt; over wie geen toorn is en die niet dwalen". Uit deze openingssoera blijkt dat de moslim gelooft dat Allah eenmaal zal oordelen, gericht zal houden.

2. Het geloof in engelen. Tot de engelen behoren Gabriël en de aartsengelen, de lagere engelen en de engelen die de mensen die reeds gestorven zijn ondervragen in het graf. Engelen staan in rangorde onder de mens. Mensen zijn uit de aarde geschapen en engelen uit licht. De duivel is voor moslims een gevallen engel. God had Adam geschapen en had de engelen bevolen om voor Adam te buigen. Alleen Ilblïs weigerde en "verhovaardigde zich en hij werd van de ongelovigen" (Soera 2: 34).

3. Het geloof in de profeten van God. Van Adam tot Mohammed hebben een hele rij profeten geprofeteerd. Te denken valt onder andere aan: Abraham, Lot, Mozes, David, Johannes, Jezus. Moslims benadrukken dat zij in alle profeten geloven, inclusief Jezus en Mohammed. Volgens Soera 33: 40 is Mohammed het zegel of sluitstuk van de profetische bediening.

4. Het geloof in de boeken van God. Volgens de geloofsleer heeft God regelmatig boeken door Zijn profeten naar mensen gezonden. Zo zijn er de boeken van Abraham, de Torah van Mozes (Tawrat), de Psalmen van David (Zaboer) en het Evangelie van Jezus Christus (IndjTl). De boeken van Abraham zijn verloren gegaan en de andere boeken zijn volgens de moslims veranderd. Alleen de Koran, als het laatste door God geopenbaarde boek, is betrouwbaar.

5. Het geloof in een leven na de dood. Alleen Allah kent het tijdstip van het laatste oordeel. Alle mensen zullen dan uit hun graven opstaan en voor Allah moeten verschijnen. Degenen aan de linkerzijde komen in de hel en degenen die aan de rechterzijde staan, gaan naar het paradijs.

6. Het geloof in de voorbeschikking. De voorbeschikking wordt aan Allah voorbehouden. Alles gebeurt volgens Gods wil. Regelmatig vermeld de Koran de woorden 'gelijk Hij wil".

Het zendingswerk in Guinee is zendingswerk onder moslims. In dit hoofdstuk hopen we daar nader kennis mee te maken door in gedachten mee te gaan met de diverse zendingsarbeiders in Guinee.

Drie situaties zullen aan de orde komen, namelijk:

1. het bezoek aan een moskee op vrijdagmiddag

2. een gesprek met twee onderwijzers in Boke

3. het bezoek aan een ziekenhuis, en

4. een ontmoeting met een ex-moslim vrouw.

Het is vrijdagmiddag. De mannen komen thuis van hun werk om zich gereed te maken voor het middaggebed in de moskee. Het is rustig in het dorp Garama, een dorpje in het oerwoud van Guinee.

Zendeling Commelin is onderweg naar het dorp, samen met zijn helper Abdourama. Abdourama is een jongen van ongeveer 23 jaar en woont in Boke. Abdourama is een toegewijd moslim die echter wel belangstelling heeft voor de Bijbel. Regelmatig helpt hij de zendeling die bij hem in de buurt woont. Abdourama kan namelijk goed Susu lezen en kan de zendeling helpen met het vertalen, indien dit nodig is. Ook deze vrijdagmiddag gaat Abdourama mee naar Garama.

Na een uur gereden te hebben komen zij aan in het dorp. De zendeling gaat direkt naar het huis van de dorpsoudste waar hij hartelijk wordt ontvangen. Na een kort gesprek geeft de dorpsoudste toestemming om met de inwoners van het dorp te spreken. Dit zal gebeuren na de gebedsbijeenkomst in de moskee.

Rustig neemt de zendeling de tijd om wat door het dorp te lopen en om hier en daar wat kontakten met de bevolking te leggen. De inwoners van het dorp zijn gastvrij en vriendelijk.

Na enige tijd gaan de mensen naar het centrum van het dorpje waar de moskee staat. In een soort hut naast de moskee, leest de imam (de geestelijke leider) delen voor uit de Koran. De dorpsoudste waarmee de zendeling gesproken heeft, is ook aanwezig. Een grote bril heeft hij nodig om de arabische letters te kunnen lezen. Toegewijd leest hij mee in zijn Koran.

Na enige tijd stopt de imam en wordt het tijd voor de dienst in de moskee. De hut stroomt leeg. Voor de moskee beginnen de mensen hun schoenen uit te trekken en zich te reinigen. Zorgvuldig worden de handen en het gezicht gewassen. Alleen de mannen gaan de moskee binnen. De vrouwen verzamelen zich in de twee hutten buiten de moskee Buiten wacht de zendeling tot het volk

Buiten wacht de zendeling tot het volk klaar is. Stilte ligt er over het dorp. Een enkele keer wordt de stilte doorbroken door de mouezzin die vanuit de moskeetoren op zangerige toon enkele zinnen uitroept. Daarna is het weer stil in het dorp. Met toewijding buigen de mensen op hun gebedsmatje en prevelen een gebed. Allah wordt aangeroepen... En buiten wacht de zendeling tot hij kan vertellen over het Licht dat in de wereld is gekomen om mensen uit de duisternis te trekken.

Nog één keer zingt de stem van de mouezzin over het dorp heen. Dan stroomt de moskee weer leeg.

Ontspannen groeten de mensen elkaar, alvorens zij weer één van de hutten binnengaan. Ook de zendeling gaat naar binnen met zijn helper Abdourama. Ze nemen plaats. Tegenover hem zit de imam en in het midden van de hut de oude dorpsoudste. Hij begint te spreken... het volk is stil. De dorpsoudste geeft zendeling Commelin het woord. Nadat hij zichzelf heeft voorgesteld, vraagt hij de imam of hij iets meer mag vertellen over de "Indjil".

Hij leest een gedeelte uit de bergrede en het volk luistert: "Gij hebt gehoord dat gezegd is: Gij zult niet doden, maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door de grote raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur...". Iedereen luistert aandachtig. Een enkele keer knikt de imam instemmend.

Hierna vraagt de zendeling aan Abdourama, zijn helper om de gelijkenis te lezen van de rijke man en Lazarus.

Opnieuw luistert het volk. Hier en daar wordt instemming betuigd.

De zendeling gaat zitten en wacht de reaktie af. De dorpsoudtse geeft het woord aan de imam. De geestelijke leider van dit dorp begint met het herhalen van enkele wetten die de zendeling heeft gelezen. Zijn donkere ogen zijn gericht op de inwoners van Garama. Zijn stem wordt harder wanneer hij het uitroept: "Er is maar één God". Het volk moet het nazeggen. Als uit één mond klinkt het diverse malen: "Er is maar één God".

De zendeling knikt... er is maar één God! En toch? De mensen verkeren nog zo in duisternis! Wat zou er in zijn hart omgaan? Eén God, maar wanneer zal het Licht in hun harten opgaan?

Het volk zwijgt en de imam richt zich tot de zendeling: "U heeft goede geboden gelezen, maar deze geboden kennen wij al". Ook het verhaal van de rijke man en Lazarus vindt instemming bij de geestelijke leider. "De goede wordt beloond en de slechten gaan naar de hel" zo concludeert hij.

De zendeling krijgt het woord. Hij erkent dat er maar één God is. Toch zijn er verschillen te noemen. Zo staan er bijvoorbeeld geschiedenissen in de Thora en in het Evangelie die niet in de Koran staan. Bovendien, de Koran is in het Arabisch geschreven, terwijl het Evangelie beschikbaar is in de Susu-taal. Volgens de imarn zijn dit geen grote verschillen. Een onderwijzer neemt het woord en stelt de vraag wat het verschil is tussen moslims en christenen. Wat moet de zendeling zeggen? Moet hij wijzen op het geloof in Jezus Christus? Moet hij uitleggen wat de verschillen zijn, bijvoorbeeld: Koran en Bijbel? Of moet hij...?

Hij wijst erop dat de mensen de boeken van God moeten onderzoeken en dan zullen zij zelf achter de verschillen komen. In een persoonlijk gesprek met de persoon gaat hij na afloop van de bijeenkomst hier nader op in.

De donkere ogen van de imam rusten op de zendeling. Een kleine glimlach ligt er op zijn gezicht. Hij vertelt de zendeling dat ze het helemaal met hem eens zijn. En als teken dat er geen verschillen zijn, vraag hij of de zendeling wil bidden met het volk. De zendeling wil aan dit verzoek voldoen. Hij deelt mee dat hij dit in de Franse taal zal doen en dat hij zal bidden in de naam van Jezus Christus. Dan staat de zendeling op... vouwt zijn handen en sluit zijn ogen. Rustig klinken zijn woorden. Geen bewegingen, geen gebedsmatje, geen buigingen... maar alleen gesloten ogen en gevouwen handen. Zo draagt hij de inwoners van dit dorp op aan de troon van Gods genade. De mensen luisteren naar de woorden van de zendeling.

Veel mensen blijven na afloop met de zendeling praten. Enkele jongeren zijn geïnteresseerd in het Evangelie in de Susu-taal. Hier en daar worden pamfletten uitgedeeld met daarop de gelijkenis van Lazarus en de rijke man.

Met de imam knoopt de zendeling een gesprek aan. Ook de onderwijzer wil de zendeling nog even spreken. Aan beiden overhandigt hij een bijbel. De onderwijzer krijgt een gedeelte uit het Nieuwe Testament in de Pulaar-taal. Aan de imam overhandigt hij de eerste twee boeken van Mozes in de Susu-taal, maar dan in Arabisch schrift. Het zaad is gestrooid...

Een gesprek met twee onderwijzers

In de vorige situatie ging het vooral over het leggen van kontakten met de mensen in de dorpen. De moskee is voor moslims tevens een ontmoetingsplaats.Daarom is deze plaats geschikt voor het leggen van de eerste kontakten. In de stad Boke, waar zendeling Commelin woont, worden de kontakten vaak gelegd door individuele gesprekken. Vooral 's zondags trekt zendeling Commelin er op uit. Onder zijn arm een tas waarin enkele bijbels en pamfletten zitten. Doel van het bezoek is een huis aan de rand van de stad waar een onderwijzer woont.

Er is al eerder kontakt geweest tussen de onderwijzer en de zendeling. De zendingswerker had hem toen het boek Mattheüs gegeven. Aangezien de onderwijzer Arabisch kan lezen, had hij een exemplaar van Mattheüs in Arabisch schrift ontvangen. Ontcijfert iemand de Arabische tekens, begrijpt hij wat er staat aangezien de taal zijn eigen taal is.

De onderwijzer blijkt thuis te zijn.

Hartelijk wordt de zendeling begroet. Uit enkele vragen die worden gesteld blijkt dat de onderwijzer delen uit het Evangelie heeft gelezen. Het is hem opgevallen dat er niet veel verschil is met de Koran, zo meent hij. "In het boekje wordt ook gesproken over Jezus Christus. Jezus is een Redder. Dus is het allemaal hetzelfde" zo concludeert de onderwijzer.

Heiligheid

Toch zijn er wel verschillen. "Mag ik een vraag stellen?" zo begint de zendeling. "Kun je heilig voor God leven?" De onderwijzer denkt na... "Het kan wel, maar het is moeilijk". De zendeling vraagt of hij Matth. 5 eens wil lezen. Dat wordt gedaan... rustig... woord voor woord spellend. Immers, het is Arabisch schrift.

Naast het huisje van deze moslim, onder de brandende zon, klinken de woorden: "Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden, maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht". De onderwijzer verduidelijkt wat hij heeft gelezen. Hierdoor weet de zendeling dat de onderwijzer de woorden heeft begrepen.

"En", zo stelt de zendeling opnieuw de waag. "is het mogelijk om rein voor God te leven?"

Er komt bezoek bij de onderwijzer. Een kollega. Hij mengt zich al snel in het gesprek. Of het mogelijk is om rein voor God te leven? Beide onderwijzers zijn van mening dat het toch wel kan, maar dat het "heel erg moeilijk" is.

Opnieuw wordt Gods Woord geopend. De zendeling vraagt om Matth. 15 te lezen: "Verstaat gij nog niet, dat al wat ten monde ingaat, in de buik komt, en in de heimelijkheid wordt uitgeworpen?

Maar die dingen die ten monde uitgaan, komen voort uit het hart en dezelve ontreinigen de mens. Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen. Deze dingen zijn het, die den mens ontreinigen; maar het eten met ongewassen handen ontreinigt de mens niet" (17-20). Volmondig geven de beide onderwijzers nu toe: het is onmogelijk om rein voor God te leven. Het is onmogelijk want de mens is onrein van hart.

Rechtvaardig

Nu gaat de zendeling een stap verder. Hij wijst op Gods rechtvaardigheid. Volgens de onderwijzers is God rechtvaardig: "Jazeker, God is rechtvaardig. De ene mens maakt hij gelukkig en de ander niet". Een fatalistische gedachte!

Willekeur...? Oneerlijk? De onderwijzers gaan nog een stap verder: "God wil het kwaad". Wie moeten zij anders de schuld geven? "Wij maken toch niet de ziekte in de wereld? Wij zorgen er toch niet voor dat er zoveel ellende in de wereld is? God doet dat!"

De zendeling vraagt naar de plaats van satan in het onheil van deze wereld. Daar hebben de onderwijzers snel een antwoord op: "Satan is een bedrieger. Satan verleidt tot de zonde. Satan heeft een overeenkomst met de zonde afgesloten. Maar... God wil dit zo. Hij is immers rechtvaardig".

Oorzaak?

In het gesprek is er nu ruimte om te wijzen op de schepping. Uit de Franse Bijbel leest de zendeling het voor: "En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed". God had alles goed geschapen. Niet God heeft de schuld, maar wij hebben geluisterd naar de stem van satan. "En hoe moet het dan wanneer straks het oordeel komt? God behagen kan immers niet!" zo stelt de zendeling. "Ja, maar God kan wel vergeven" zo zegt één van de onderwijzers. "Hel en hemel zullen vol zijn. De hel zal vol zijn met slechte mensen en de hemel met goede". De zendeling vraagt of het moeilijk is om in de hemel te komen. Volgens de onderwijzers is dit niet moeilijk. Hier stuit de zendeling op een tegenstrijdigheid. Een tegenstrijdigheid die hij hun voorhoudt: het is niet moeilijk om in de hemel te komen... toch zijn we allemaal onrein... Dan klopt er toch iets niet?

En dan gebruiken de onderwijzers een woord dat de zendeling niet had verwacht: predestinatie. God heeft het zo besloten. Wij kunnen dat niet veranderen. Het noodlot heeft dit bepaald... God heeft dit bepaald... God is hetzelfde als het noodlot, in de gedachte van de twee moslim onderwijzers.

Duisternis... daar heeft de mens voor gekozen. De zondeval! Ook daar wijst de zendeling op. Dat is de reden dat we God niet kunnen behagen.

Met behulp van een Franse Bijbel wordt gewezen op de zondeval. Ook de moslim kent een scheppingsverhaal en een verhaal van zondeval. Een nadere studie is noodzakelijk. De zendeling verlaat de woning van de onderwijzer met de uitnodiging om 's middags langs te komen om hier verder over door te praten. Het zaad wordt gestrooid...

Geen andere Naam...

Voor de zending is het niet gemakkelijk om aan moslims het Evangelie door te geven. Het hart van het Evangelie ligt namelijk in de persoon van Jezus Christus. Paulus zegt: "Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken. Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden".

Uit de Koran blijkt dat Jezus echter geheel anders door moslims wordt gezien. Hij is niet meer dan een groot profeet. Volgens de moslims hebben de joden Jezus niet gekruisigd, maar heeft God ervoor gezorgd dat er iemand op Hem leek. De profeet Jezus is door God opgenomen. Een moslim schrijft: "Volgens het ware islamitische geloof is het hoogst ongehoord dat de Messias zou sterven door een vernederende kruisiging. God, die rechtvaardig is, zou de rechtvaardige Messias niet toestaan om op die manier te lijden". Moslims geloven dat Allah de Messias van het kruis heeft verlost.

Daar komt nog een ander probleem bij. Een moslim zal met afschuw worden vervuld wanneer hij hoort over Jezus als de Zoon van God. Voor hem is het oneerbiedig om te denken dat God getrouwd is en een zoon kreeg. Een moslim kan niet menselijk over God spreken en denken. Dat zou Gods heiligheid aantasten.

Er zijn begrippen die door moslims op een andere wijze worden ingevuld. Dit is gebleken uit het gesprek met de onderwijzers. De zendeling vult het woord 'predestinatie' anders in dan de moslims. Deze andere invulling heeft te maken met een ander godsbeeld. Bij een moslim bestaat er geen persoonlijke band van mensen met God. De verhouding tussen God en mens wordt gezien als een heer-slaaf relatie. In dit kader krijgen woorden als vrees, nederigheid, dankbaarheid een andere invulling. In de Koran worden deze begrippen ingevuld in de heer-slaaf verhouding, terwijl de Bijbel de persoonlijke band tussen God en mens door Jezus Christus ziet als een Vader-kind verhouding. "Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3: 16). Het Evangelie is een boodschap waar de liefde in doorklinkt.

Deze verschillen maken het zendingswerk onder moslims moeilijk. De boodschap van het Evangelie druist in tegen het moslim-geloof. De zendingswerkers in Guinee zijn er echter van overtuigd dat de Heere de arbeid zal zegenen. Hoe onmogelijk het lijkt, toch zal de Heere ook uit dit land Zijn kerk vergaderen.

Volgens de werkers gaat het niet alleen om de geloofsleer, maar heeft de levenswandel ook een belangrijke invloed in hun werk. Juist op deze wijze kunnen moslims jaloers worden op christenen. Een ex-moslim in Iran schreef eens: "Woorden alleen brengen moslims niet aan de voet van het kruis Christenen moeten in hun lenen laten zien dat het christendom de waarheid is. De vleeswording van Gods liefde De meeste moslims die ik ken, die Christus zijn gaan dienen, hebben dat gedaan vanwege een leven van offers en volhardende liefde van één of andere christelijke vriend. Je kunt geen moslim tot Christus leiden, tenzij je Hem persoonlijk hefhebt". Hoe belangrijk dit is zal blijken wanneer we met Carla de Bruyn een bezoek

Hoe belangrijk dit is zal blijken wanneer we met Carla de Bruyn een bezoek afleggen in het ziekenhuis van Conakry. Ze gaat op bezoek bij haar buurjongen, Abdullayi.

Abdullayi in het ziekenhuis Stil ligt Abdullayi voor zich uit te kijken.

Stil ligt Abdullayi voor zich uit te kijken. Naast zijn bed staat de arts. Een grote map in zijn hand. 't Is stil op de zaal. De ogen van Abdullayi spreken en vragen. Abdullayi is een moslim-jongen. Vorig jaar is hij uit een palmboom gevallen. Na een periode van therapie was hij zover dat hij zich wat kon voortbewegen met behulp van krukken. Toch wilde de genezing niet doorzetten. Bij nader onderzoek kwam men tot de ontdekking dat Abdullayi ook nog tuberculose had. Momenteel wordt hij verzorgd in het zie- kenhuis van Conakry, zo'n 50 km van zijn woonplaats af.

Na het ongeluk kwam de zendings-werkster tot de conclusie dat Abdullayi opgenomen moest worden in een ziekenhuis.

Met veel moeite heeft ze een plaats kunnen krijgen in het ziekenhuis van Conakry. Voor opname is niet alleen geld nodig, maar tevens heeft de patiënt een verzorger nodig.

Abdullayi heeft nog één broer. De twee broers zijn nauw aan elkaar verbonden. Na lang wikken en wegen zou Abdullayi door zijn broer worden verzorgd. Maar: wie zorgt voor het geld?

De zendingswerkster bezoekt regelmatig deze moslim-jongen. Ook de middag dat de arts naast zijn bed staat. Het gezicht van de arts staat bedenkelijk. Abdullayi verliest urine. De arts adviseert om een catheter in te brengen en medicijnen toe te dienen. Maar... er moet betaald worden.

De zendingswerkster neemt het op haar om in deze kosten te voorzien. Ze verdwijnt met de dokter en betaalt. Nee, ze wil dit niet in aanwezigheid van Abdullayi's broer doen.

De zendingswerkster blijft bij Abdullayi totdat de catheter is geplaatst.

Als de zendingswerkster de ziekenzaal verlaat, blijft er een dankbare jongen achter. Abdullayi's broer ontvangt nog enkele penningen voor de verzorging.

Een moslim-jongen die door een christen wordt geholpen.

Ook dat is Evangelie-verkondiging.

Immers, het is de opdracht in praktijk brengen die Jezus gegeven heeft: "Ga heen, en doe gij desgelijks" (Luk. 10: 37).

En de vruchten? Al meer dan een jaar wordt deze jongen verzorgd. Het is bekend dat Abdullayi uit de Bijbel leest. Het lijkt alsof hij dit met veel interesse doet. Er wordt gezaaid... Maar het is de Heere die de wasdom geeft.

Een ex-moslim

Hoe denken de moslims over christenen? Het zendingswerk in Guinee staat nog in de 'kinderschoenen'. Vandaar dat er weinig praktijk-situaties bekend zijn waaruit zou blijken hoe de moslims over het christelijk geloof denken. Wel heeft Carla de Bruyn al geruime tijd kontakt met een vrouw die christen is geworden.

Als ex-moslim ervaart ze veel tegenstand van familie en van de geestelijke leiders. De vrouw is 34 jaar. Haar ouders behoren tot één van de hogere klassen in de samenleving. Aangezien ze liever niet uitgehuwelijkt wil worden, heeft ze al diverse malen een huwelijksaanzoek van de hand gewezen. Dit kan ze zichzelf permitteren, aangezien ze van hoge afkomst is en zelf in haar onderhoud kan voorzien.

Als moslim is ze groot geworden. Inmiddels is ze christen geworden. Ze vertelt dat ze christen geworden is omdat ze heeft gezien dat christenen iets hebben wat moslims niet hebben. Christenen in haar omgeving hebben haar een Bijbel aangeboden. En ze is gaan lezen. Het gestrooide zaad is opgekomen. Het jongen plantje heeft vruchten gedragen.

"In de wereld zult gij verdrukking hebben". Deze woorden zijn in haar leven werkelijkheid geworden. Deze ongehuwde vrouw staat voor twee problemen. Het eerste is haar ongehuwd-zijn. Een ongehuwde vrouw leeft bij de moslims onbeschermd. De vrouw is namelijk bij de man inbegrepen. Een ongehuwde vrouw leeft dus zonder bescherming. Dit betekent dat ze in problemen geen beroep kan doen op haar omgeving. Het tweede probleem is haar christenzijn. Ze is door haar ouders en door de moskee (mannen in de moskee) ver-vloekt. Op deze wijze wordt deze ongehuwde christen-vrouw uit de samenleving verstoten. Was ze gehuwd, mocht ze nog rekenen op de bescherming van haar man. Was ze moslim, mocht ze rekenen op de familie.

Bovenstaand verhaal wijst erop dat het niet alleen moeilijk is om het Evangelie te verkondigen onder moslims, maar dat de nazorg ook speciale aandacht vraagt.

Hierbij moet opgemerkt worden dat iedere situatie weer anders is.

Carla de Bruyn weet van verschillende mensen in Dubreka en in de omgeving van Conakry die christen zijn geworden en die het momenteel erg moeilijk hebben.

Afronding

Vier situaties zijn in dit hoofdstuk beschreven om kennis te maken met het zendingswerk in Guinee. In de eerste situatie ging het over het kontakt leggen met de bevolking. Uit het gesprek met de onderwijzers bleek dat het van groot belang is om te luisteren naar de ander, maar ook dat het noodzakelijk is om voorzichtig aansluiting te zoeken bij de belevingswereld van de ander. Tevens is duidelijk gemaakt dat het bij het zendingswerk onder moslims niet alleen gaat om de woorden en om de leer. Juist de levenswandel is van groot belang. Op deze manier kunnen mensen ook belangstelling krijgen voor de God van de Bijbel.

Dat het zendingswerk in de toekomst mogelijk tegenstand en vijandschap zal ontmoeten, blijkt uit de situatie van de 34-jarige vrouw die moslim was. Tot op dit moment heeft de zending hier nog niet veel mee te maken. Wel houdt het team er rekening mee dat er in de toekomst vijandschap openbaar zal komen. Commelin: "Momenteel worden we gastvrij ontvangen. Wanneer het Evangelie zijn kracht zal doen in de harten van de mensen hier in Guinee, zal dat ongetwijfeld gepaard gaan met verdrukking. Jezus heeft het Zelf gezegd: "In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen".


Voor moslims is het een schande om niet gastvrij te zijn. Bij de bereiding van een maaltijd houdt men er meestal rekening mee dat er bezoekers kunnen komen. Gastvrijheid en onbaatzuchtigheid staan hoog genoteerd. Voor zendingswerkers is het daarom moeilijk te bepalen of de gastvrijheid gemeend is of dat dit voortkomt uit de moslim-cultuur.

Wanneer een moslim bidt, moet dit gedaan worden in de richting van Ka'bah te Mekka. De schoenen moeten van de voeten en men moet gebruik maken van een gebedskleedje of -tapijt. Men moet voor men gaat bidden zichzelf reinigen. Hoe dit moet plaatsvinden is voorgeschreven. Een moslim bidt in verschillende houdingen die zorgvuldig zijn voorgeschreven. Ook de woorden zijn voorgeschreven en komen bijna geheel uit de Koran.

Kinderen nemen niet deel aan de gebedsdienst Alleen de mannen gaan de moskee binnen. Volgens de moslim zijn man en vrouw wel gelijkwaardig, maar niet gelijk. Ze hebben niet dezelfde rol, maar vullen elkaar aan.

Mouezzin. de samenroeper om te komen tot het gebed.

Imam: geestelijke leider die de Koranschool heeft doorlopen.

Moslims geloven in de heilige boeken, waaronder het "Evangelie van Jezus". Zendingswerkers grijpen deze geloofsleer aan om ingang te vinden bij de mensen. In de Koran wordt echter gesproken over verdraaiing van de tekst. Soera 3: 78 luidt: "En onder hen is er een groep die hun tongen verdraaien bij (het voorleven van) het boek, zodat jullie zullen denken dat het uit het boek is, terwijl het niet uit het boek is. En zij zeggen: 'Het komt van God', terwijl het niet van God komt.

Het eerste artikel van de geloofsleer handelt over het geloof in één God. Het godsbeeld van de moslim is echter geheel anders dan het bijbelse Godsbeeld. Volgens de moslim blijft God onbekend. In de Bijbel blijkt de grootheid van God luist in de Zelfopofferende liefde voor zondaren in Zijn Zoon Jezus Christus.

Soera 56 1-57 zegt: "De mensen, aan de rechterkant zijn in tuinen van vreugde en plezier . op prachtig bewerkte rustbedden, tegenover elkaar liggend, terwijl eeuwig jong blijvende knapen hen bedienen met kopjes, kannen en kommen, gevuld met brondrank, waarvan ze geen hoofdpijn krijgen of dronken worden, en met fruit, waarvan ze het beste kunnen uitzoeken en met vlees van vogelen, wat ze maar lusten en paradijsmeisjes met mooie ogen als ingelegde parels De mensen aan de linkerkant zijn in een gloeiende hitte en kokend water en onder een zwarte rook zonder koelte of weldadige verfrissing"

Arabisch is voor een moslim heilig schrift, omdat dit direkt te maken heeft met de Koran die in het Arabisch schrift is geschreven. Voor een moslim is het daarom ook een hele ontdekking dat hij niet alleen Arabisch kan lezen muur ook begrijpt wat er staat. Op deze wijze kun de belangstelling voor het Woord van God worden aangewakkert.

Het vierde artikel van de geloofsleer handelt over het geloof in de boeken van God Men heeft weinig kennis van deze boeken.

Helaas is slechts een deel uan Gods Woord in Arabisch schrift verkrijgbaar en nog alleen maar in de Pulaartaal.

In de Koran wordt lovend over "Jezus, de zoon van Maria" gesproken. Hij wordt "een woord van God" en "een geest van God" genoemd. De kloof tussen de Koran en de Bijbel ligt in Gods verlossingswerk in Jezus Christus. Zowel de kruisiging als de opstanding uan Jezus worden in de Koran ontkend.

De zendeling probeert de onderwijzer de spiegel voor te houden. Volgens moslims kan de mens de zonde zelf overwinnen en uan zich af schudden. De wereld is een soort examen waar mensen aan een test worden onderworpen.

Hoe belangrijk is het voor een moslim om rein en heilig voor Allah te leven. Daardoor verdient hij een plaats in de hemel.

Aan de hand van Gods Woord probeert de zendeling weer eens de spiegel voor te houden. Doordat de onderwijzer dit zelf in arabisch schrift leest, krijgt dit gedeelte een extra accent.

Uit de reaktie van de twee onderwijzers blijkt dat zij in Gods rechtvaardigheid geloven Ze twijfelen er niet aan of God zou onrechtvaardig zijn. Het begrip rechtvaardigheid moeten we echter bij moslims zien in de heer-slaaf verhouding. Het is voor moslims ook ondenkbaar dat God de vernederende kruisdood zou moeten sterven. Dit past niet bij de rechtvaardigheidsgedachte aver God.

De zendeling zoekt wegen om de onderwijzers de spiegel te blijven voorhouden. Hij wil de onderwijzers laten zien dat mensen luisteren naar de satan, naar het boze. We zijn niet in staat om heilig voor God te leven, omdat ons hart God niet wil dienen.

Het Oude Testament is nog niet vertaalt in de taal uan het volk.

Het zesde artikel van de geloofsleer hamleli ouer hel geloof in de voorbest hikking (predestinatie). In dit artikel wordt beleden dat alles gebeurt volgens Gods wil. "Allah laat dwalen wie Hij wil en leidt recht wie Hij wil" zo lezen we in Soera 14: 4 Predestinatie wordt door moslims gezien als een soort noodlot: iets overkomt je omdat God dat zo wil hebben. Predestinatie is in Gods Woord een poort om behouden te worden: omdat God verkoren heeft, is het mogelijk voor mensen om zalig te worden. Opmerkelijk is dat de noodlots-gedachte ook onder christenen voor kan komen.

Het zendingsteam ervaart het als een groot gemis dat het Oude Testament nog niet vertaald is in de taal van het volk.

Het ziekenhuis in Conakry staat niet best bekend vanwege de corruptheid. Wanneer een patiënt geen geld geeft, weigert men iets voor hem of haar te doen.

Een verzorger is iemand die de patiënt helpt. Hij/zij zorgt voor het eten, voor de was e.d.

Uiteindelijk is hij verantwoordelijkheid voor de verzorging van zijn broer.

Wanneer er complicaties opdoen, moet de zendingswerkster met de arts hierover kunnen spreken. Ze moet weten dat er niet iets verkeerds gedaan is bij het plaatsen van de catheter. Bovendien wil ze voorkomen dat ze wel betaald heeft, maar dat de catheter niet wordt geplaatst. Op deze wijze probeert ze de corruptheid die er is, tegen te gaan.

Het huwelijk is niet gebaseerd op liefde. maar bestaat meer uit een contract tussen twee families

Door te letten op de levenswandel uan christenen is deze vrouw geïnteresseerd geraakt in het christelijk geloof.

De bescherming van de familie is in deze cultuur uan graat belang. Denk bijvoorbeeld aan opname in het ziekenhuis (zoals Abdulayi). Iemand uit de familie moet dan mee als uerzorger(ster).


In gesprek met een moslim

In de onderstaande opdrachten komen vier aspekten van het onderwerp "Zending onder moslims" aan de orde. In de eerste opdracht gaat het over de plichten van een moslim. De tweede opdracht handelt over de visie van moslims op het Godsbestuur. In de derde opdracht komt het probleem van het zendingswerk naar voren. De laatste opdracht handelt over de noodzaak van de christelijke levenswandel.

Opdracht 1

Een moslim dient vijf plichten na te komen: 1. het regelmatig uitspreken van de geloofsbelijdenis; 2. het vijf keer per dag verrichten van de gebeden; 3. aalmoezen geven; 4. dertig dagen vasten; 5. zo mogelijk een bedevaart naar Mekka. Wanneer deze plichten nagekomen worden, maakt dit van iemand en goede moslim.

a. Wat maakt van iemand een "goed" christen?

b. Wat zijn volgens jou de christelijke plichten?

c. Wat is het verschil tussen de plichten van de moslim en de plichten van een christen?

Opdracht 2

Een moslim zegt: "God is rechtvaardig. De ene mens maakt hij gelukkig en de ander niet".

a. Wat zou jouw antwoord hierop zijn? b. Dezelfde moslim zegt: "Wij maken toch niet de ziekte in de wereld? Wij zorgen er toch niet voor dat er zoveel ellende in de wereld is. God doet dat!"

Geef op grond van de Schrift een antwoord op deze verkeerde zienswijze!

c. Wat is het verschil tussen de christelijke mening op het Godsbestuur (gegrond op de Schrift) en de mening van een moslim op het bestuur van Allah (God)?

Opdracht 3

"Volgens het ware islamitische geloof is het hoogst ongehoord dat de Messias zou sterven door een vernederende kruisiging. God, die rechtvaardig is, zou de rechtvaardige Messias niet toestaan om op die manier te lijden", zo schrijft een moslim.

a. Kun je deze gedachte van een moslim begrijpen? Motiveer.

b. Hoe zou je deze moslim duidelijk maken dat Jezus uit liefde gestorven is voor zondaren (zie bijvoorbeeld Romeinen 10: 8b en 9)?

c. Wat zou deze moslim op jouw antwoord terug zeggen?

d. Wat moet je doen om deze moslim te overtuigen van de waarheid... tot behoud van zijn ziel?

Opdracht 4

a. Wat zou je doen wanneer een marokkaan (moslim) aan je vraagt of je hem financieel wilt helpen?

b. Wat zou je doen wanneer een marokkaan (moslim) aan je vraagt of je hem wilt helpen om Nederlands te leren?

c. Een ex-moslim schreef: "Woorden alleen brengen moslims niet aan de uoet van het kruis. Christenen moeten in hun leven laten zien dat het christendom de waarheid is. De vleeswording van Gods liefde. De meeste moslims die ik ken, die Christus zijn gaan dienen, hebben dat gedaan vanwege een leven van offers en volhardende liefde van één of andere christelijke vriend. Je kunt geen moslim tot Christus leiden, tenzij je Hem persoonlijk liefhebt".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +16 | 44 Pagina's

3. Zending onder moslims

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +16 | 44 Pagina's