JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De rede van Paulus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rede van Paulus

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rede van Paulus zou in vier delen verdeeld kunnen worden, namelijk: vers 4 t/m 8

vers 4 t/m 8 vers 9 t/m 11

vers 9 t/m 11 vers 12 t/m 20

vers 12 t/m 20 • vers 21 t/m 23

• vers 21 t/m 23 leder deel wordt door middel van gespreksvragen besproken. Daarbij wordt gebruik gemaakt

Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kanttekeningen bij het Schriftgedeelte.

1. Dit gedeelte zou een "Inleiding" genoemd kunnen worden. Paulus grijpt daarbij terug op zijn beschuldiging. Wat is volgens jou de meest centrale tekst in dit gedeelte? Motiveer je antwoord.

2. Wat bedoeld Paulus met "de hoop der belofte"?

3. Hoe kan Paulus in vers 10 spreken over "de heiligen", als hij aan de gemeente van Rome schrijft: "Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn; gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één" (Rom. 3: 9 en 10)? 4. Paulus spreekt in dit gedeelte over zijn verleden. Waarom zou hij tegenover Festus en Agrippa zo spreken? 5. Paulus zegt in vers 9: "Ik meende waarlijk..." Het was zijn vaste overtuiging dat hij destijds goed bezig was. a. Welke zonden heeft hij gedaan in zijn onwetendheid? b. Worden de zonden die we doen in onwetendheid ook gestraft? Motiveer. c. Hoe kunnen we bewaard worden voor dwalingen (immers, ook Paulus dwaalde eertijds met de beste bedoelingen)?

Dit gedeelte zouden we kunnen opsplitsen in drie delen: 1. Paulus verklaart wat er in zijn leven door genade is gebeurd (vers 12 t/ 15) 2. Paulus vertelt wat zijn Goddelijke opdracht is geworden (vers 16 t/m 18 3. Paulus maakt duidelijk dat Hij God niet ongehoorzaan is geweest (vers 19 en 20)

Hand. 26: 12 t/m 20

6. Geef aan waarom deze versen zo belangrijk zijn in ae reaen van

7. Wat wordt bedoeld met de woorden "Het is u hard tegen de prikkels de verzenen te slaan" (vers 14)?

8. Kun je de bekering van Paulus "bijzonder" noemen? Zo ja, in welke zin? Zo niet, waarom niet?

9. Waarom is de Heere Jezus aan Paulus verschenen?

10. Geef vers 17 in eigen woorden weer.

11. Geef de volgende woorden/zinsneden in eigen woorden weer (zie daarbij vers 18): • ogen openen

• ogen openen • bekering

• bekering • vergeving der zonden

• vergeving der zonden • geheiligden

• geheiligden

• geloof in Christus Jezus

12. Wat is het verschil tussen wedergeboorte en bekering?

13. Paulus wist dat hij tot stilstand was gezet op zijn eigen levensweg. Niet iedereen weet dit zo duidelijk aan te geven. a. Kun je enkele bijbelse voorbeelden geven van mensen die geen

a. Kun je enkele bijbelse voorbeelden geven van mensen die geen "Paulus-bekering" kende?

b. Wat hadden Paulus en de anderen (vraag a.) gemeenschappelijk?

c. Hoe kun je weten of je in Christus gelooft of niet?

14. Hoe is Paulus het hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest (vers 20)?

15. Paulus heeft verkondigd dat de Joden en de heidenen zich "zouden beteren en tot God bekeren, werken doende der bekering waardig".

a. Wat staat hierbij centraal: verbetering, bekering, goede werken of geloof in Jezus Christus?

b. Wat moet de inhoud van de verkondiging van het Evangelie zijn?

16. "Om dezer zaak wil hebben mij de Joden in de tempel gegrepen". Welke zaken bedoeld Paulus in dit vers?

17. Paulus zegt in vers 22 dat hetgeen hij zegt gegrond is op Gods Woord. Waarom is het belangrijk dat hetgeen wij zeggen gefundeerd is op de Bijbel?

18. Volgens vers 23 zijn er drie zaken volgens Paulus van groot belang, namelijk; Christus' lijden, Zijn opstanding en de verkondiging van het Evangelie.

a. Geef aan waarom deze drie zaken zo belangrijk zijn.

b. Waarom denk je dat je onder de verkondiging van het Evangelie verkeerd?

c. Waarom verkeer jij, volgens art. 3 van hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels, onder de verkondiging van het Evangelie?


In deze verwerkingsvorm komt de de reden reden van Fautus (Hand, 26: 4 t/m 23) uitvoerig aan de orde. Aan de hand van de kanttekeningen wordt dit gedeelte in tensief behandeld, behandeld. Advies: Maak de gespreksgroepen niet te groot (ongeveer 3 a 4 personen). Deze verwerkingsvorm bevat veel kennisvragen en is bijzonder geschikt voor vereni- gingen met oudere leden.


Hand. 26: 4 t/m 8

4 4 Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden,

5 Als die van overlang mij tevoren gekend hebben 5 (indien zij het wilden getuigen), dat ik naar de ' bescheidenste sekte van onzen godsdienst, [a/s] een Farizeër geleefd heb. 6 En nu sta ik en word geoordeeld over

6 En nu sta ik en word geoordeeld over *de hoop 'der belofte, die van God tot de vaderen geschied is; 7 Tot dewelke 'onze twaalf geslachten

7 8Tot dewelke 'onze twaalf geslachten 'Ogeduriglljk nacht en dag [God] dienende, "verhopen te komen ; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van 12 de Joden word beschuldigd.

8 13 Wat? Wordt het bij ulieden ongeloofeliik geoordeeld dat God de dooden opwekt?

4 Dat Is, hoe Ik geleefd, of mij gedragen heb.

5 Or. vait boven aan: dat Is. van verletten lijden.

6 Of, scherpste, volkomenste. 21e Hand. 22 3, en 23 : 8. — a Oen. 3 : IS m 22 : 18, en 26:4, en 49: 10; Dcut. lb; .5, 2 Sam. 7 : 12: Ps. 132 : II: Jes. 4 : 2, en 7 : 14, en 9 : 5, en 40:10; Jer. 23: 5 en 33 : 14; Ezech. 34 : 23, en 37 ' 24 • Dan. 9 : 24; Micha 7 : 20. 7 Dat is, van de vervulling der be

7 Dat is, van de vervulling der belolte, van de gerechtigheid en zaligheld door den Messias Ie verkrijgen, vb. 22, 23. 8 Namelijk hoop, dat Is gehoopte raak,

8 Namelijk hoop, dat Is gehoopte raak, Ol belofte, dat la beloolae zaak.

9 Namelijk de godvruchllge Joden uit de twaalt geslachten Israels, niet alleen In Judea woonachtig, maar ook door de ^geheele wereld verstrooid; Jak.

10 Or. tn gedurigheid, ol tn vurigheid. 11 Welke hoop namelijk In zlchzelve wel goed Is, maar hierin gebrekkelijk, dal zij nog hopen oI verwachten hetgeen In Christus Jezus aireede Is vervuld. 13 Dat Is, over de vervulling van welke

13 Dat Is, over de vervulling van welke hoop, enz. Waarin ook de hoop der opstanding der dooden en vooral van den Messias la begrepen; helwelk hU zonder IwUlel uit de Schrillen der rolelen had bewezen, gelijk bU doet K and. 13 : 33, en vervolgena; geluk de navolgende reden van Paulus verklaart 13 DM schijnt hij gesproken te hebben,

13 DM schijnt hij gesproken te hebben, zich keerende lot Festut en andere heidenen; want Agrippa gelooide de proleten, vi. 27 en derhalve ook de opstanding der dooden, va. 7. — b Hand. 8 : 3, en 9 : I, en 22 : 4; 1 Cor. 15:9; Oal. I : 13; I Tim. I : 13.


Hand. 26: 9 t/m 11

9 b 14 Ik meende waarlijk bij mijzelven dat ik tegen den naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.

10 Hetwelk ik ook gedaan heb tejeruzalem, en ik heb velen van 15 de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpriesters ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, 16stemde ik het toe.

11 En door al de synagogen heb ik hen 17dikmaals gestraft en 18gedwongen te lasteren ; en bovenmate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd ook tot in de buiten- \landsché\ steden.

14 Namelijk gelijk de anderen nu doen, met een blinden IJver, zonder rechte weienschap.

16 Dat Is, degenen, die In Chris/ut geloofden.

16 Qr. bracht Ik mijn stem daartoe. Van het Orlekschc woord psephos, zlc Hand. 2 : 17.

17 Namelijk die volstandig bleven In hun geloof.

18 Dat Is, met pijnigen endrelgementen gedwongen Christus te verloochenen, ja zelfs le vloeken, gelijk dit ook wa> de wijze der heidenen la het vervolgen der Christenen. Zie Plln. Jun. InEpIst. ad Trojanum.


12 19Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welke [ik] van de overpriesters [had], 13 Zag ik, o koning, in het midden van

13 Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon van den c hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende. 14 En als wij allen ter aarde nederge

14 En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, 20 hoorde ik eene stem tot mij sprekende, en zeggende in de 21 Hebreeuwsche taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij mij ? Het is u hard tegen de prikkels de verzenen te slaan. 15 En ik zeide: Wie zijt gij, Heere? En

15 En ik zeide: Wie zijt gij, Heere? En Hij zeide: Ik ben Jezus, dien gij vervolgt.

19 Hetgeen in dit verhaal verklaring van noode heelt, daarvan zie de aanteek. op het 9e h. ~ c Hand. 9 : 3. 20 Dat Is, zoowel die mei mij reisden,

20 Dat Is, zoowel die mei mij reisden, ala Ik, hoewel Ik bleel liggen, en zij terstond al verbaasd opstonden; Hand. 9:7.

21 Hieruit schijnt dat Paulus Agrlppa en Festus In het Hebreeuwsch niet heelt aangesproken, maar In het Grieksch of In het Latijn,als hun beier bekend.


Vers 16 t/m 18

16 Maar richt u op, en sta op uwe voeten ; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot' een dienaar 22 en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u [nog]

Verlossende u van dit volk en [van] de heidenen, tot dewelken 23 Ik u nu zend;

18 Om hunne oogen te openen, en [hen] te bekeeren d van 24 de duisternis tot het licht, en [van] de macht des Satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen en 26 een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in mij.

22 0f, van u nellen. Van de manier van deze verschijning, zie de aanteek. Hand. 9 : 17.

23 Namelijk der Joden, die u zullen vervolgen. — d Jes. 60 : I. 24 Dat Is. hun verstand, namelijk door

24 Dat Is. hun verstand, namelijk door de predikatie mijns Evangelies.

20 Dat is, van de natuurlijke blindheid en wereldsche onwetendheid, lot de rechte en ware kennis Qods ter eeuwige zaligheld. 20 Qr. een lol; omdat de erideelen

20 Qr. een lol; omdat de erideelen veeltijds door het lot uitgedeeld worden. - e Hand. 9 : 19. 28. en 22: 17, 21.


Vers 19 t/m 20

19 Daarom, o koning Agrippa, ben ik dat hemelsch gezicht niet ongehoorzaam geweest ;

20 Maar heb eerst dengenen, die te Damaskus e waren, en te Jeruzalem, en in het geheele land van Judea, en den heidenen verkondigd, dat zij zich zouden beteren en tot God bekeeren, werken doende der bebekeering 27 waardie.

27 Zie hiervan dc verklaring Mattf 3 : 8 . - / Hand. 21 : 3a


Hand. 26: 21 t/m 23

21 Om dezer zaken wil hebben mij de Joden 1 in den tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.

22 Uan, hulp van God verkregen hebbende, 28 sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden 29 klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben dat geschieden zou,

23 TNamelijk} dat de Christus lijden moest, en dat Hij 30 de eerste uit de opstanding der dooden zijnde, 31 een licht zou verkondigen dit volk en den heidenen.

28 Dat is, ben Ik nog In het lever behouden, en daarom niet Irager geworden om het Evangelie Ie verkondigen.

29 Dat la, een Iegelijk, van wat staal of bediening hij iQ.

30 Namelijk om eeuwlglljk le leven want eenlge, die tevoren opgestaan waren, zijn wederom gealorven. Docfc Paulus ziet hier niet alleen op de orde maar Inzonderheid op de kracht van Chrlilus ala van het hoold, waardooi de geloovlgen al zijne leden te zljnei tijd ook tot het eeuwige leven zullen opstaan. Zie 1 Cor. 15 : 22, 23; Col. 1 : 18.

31 Zie va. 18.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's

De rede van Paulus

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's