JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Wat wil je worden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat wil je worden?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drie jaar zijn de discipelen nu in de naaste omgeving van de Heere Jezus. Ze hebben Zijn woorden gehoord en Zijn tekenen gezien. En nog hebben ze niet het juiste zicht op het werk van de Heere Jezus. Ze denken nog steeds dat Hij gekomen is om de Romeinen te verjagen en om de afgehouwen troon van David in Jeruzalem weer te beklimmen. Reikhalzend zien ze er naar uit dat het grote wonder gaat gebeuren. Altijd hebben ze geleerd dat de profeten dit voorzegd hebben. En... alles wijst er op dat de troonsbestijging nu gaat plaatsvinden. En de Meester zal deze keer de Hosanna's niet afwijzen.
De Heere Jezus wist wel wat Zijn discipelen bezighield. Hij merkte ook dat er onder hen gedrang kwam om de belangrijkste plaatsen in dat koninkrijk. Hij wist ook hoe in de komende dagen hun harten nog meer verzekerd zouden worden van hun verkeerde verwachtingen door de gebeurtenissen die ophanden waren en die niet konden en mochten uitblijven. En daarom probeerde Hij nog eens met kracht Zijn jongeren er op te wijzen waarvoor Hij werkelijk gekomen was. Dat deed Hij door verschillende gelijkenissen waarin Hij er op wees dat Hij van de discipelen weg zou gaan in plaats van een aards koninkrijk op te richten. Maar Hij zou terugkomen om te oordelen en daarnaar moesten de discipelen uitzien. Ze moesten er op wachten. Dat wachten zou niet meevallen. Dat bleek uit de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden die de Heere Jezus eerst uitsprak. Meteen daarna volgt de gelijkenis van de talenten.

Een zekere welgestelde man gaat op reis. Voor zijn vertrek stelt hij natuurlijk eerst orde op zaken. Hij verkoopt zijn bezittingen en laat zijn drie dienaren bij zich komen. Ze moeten het geld tijdens zijn afwezigheid beheren. Ze krijgen niet allemaal evenveel verantwoordelijkheid. De een krijgt vijf talenten, de ander twee en de derde krijgt er een. Ieder krijgt naar zijn vermogen, dus zoveel als hij aankan. De drie mannen gaan met het geld dat ze hebben gekregen aan de slag. De eerste twee gaan er mee handelen en maken ieder een winst van 100%. Maar de derde denkt een betere manier te weten om het geld van zijn heer te bewaren. Hij stopt het in een gat in de grond, een bekende plaats om geld te bewaren, met weinig kans dat het gestolen wordt, want alleen degene die het begraven heeft, weet het.

Met de talenten bedoelt de Heere Jezus de gaven die de Heere aan de discipelen gegeven heeft. Net als de wan in de gelijkenis zal de Heere Jezus Zijn dienaren verlaten. Maar Hij zal terugkomen om verantwoording te vragen over het beheer van de talenten die Hij gegeven heeft. De dienaren moeten de talenten dus zo verantwoord mogelijk beheren en er steeds op bedacht zijn dat de meester elk ogenblik terug kan komen. Maar niet alleen de discipelen hebben gaven gekregen, ieder mens heeft van de Heere gaven en talenten ontvangen. En bij de wijze waarop we die gaven besteden, moeten we er rekening mee houden dat de Heere elk ogenblik kan komen om verantwoording te vragen van die gaven.

Als we nog eens nadenken over deze gelijkenis dan vallen een paar dingen op. De heer vertrouwde zijn knechten tenvolle. Het moet voor de knechten aangenaam geweest zijn dat ze zo'n groot vertrouwen genoten dat ze het gehele bezit mochten beheren. Zouden ze dan niet zo goed mogelijk hun best doen om het vertrouwen van hun heer niet te beschamen?

Zo heeft de Heere ook aan ons veel gaven toevertrouwd. In de eerste plaats is dat de Bijbel. Daarin wordt ons gewezen op de noodzaak en de mogelijkheid van bekering. De Heere komt terug om ons verantwoording te vragen van wat we daarmee gedaan hebben. Maar we hebben ook andere gaven gekregen. Dan kun je denken aan je bezit. Wat doe je daarmee? Besteed je het in dienst van de Heere en tot nut van je naaste? Je kunt bij talenten ook denken aan verstandelijke en creatieve gaven. Ook die heeft de Heere je toevertrouwd, maar ook over het gebruik daarvan komt de Heere rekenschap vragen.

De drie mannen kregen veel geld, maar niet allemaal evenveel. De man met de vijf talenten was er voor geschikt om er op de juiste wijze mee om te gaan. De man met de twee talenten zou er geen vijf "aankunnen" en de man met het ene talent zeker niet. Dat wist die heer precies. Ieder kreeg zoveel als hij aankon.

Zo hebben ook wij allemaal verschillende gaven en talenten ontvangen. De een heeft veel bezittingen en de ander weinig. De een leert erg gemakkeiijk,  de ander is erg technisch of is erg goed in muziek. Dit zijn allemaal gaven die we we van de Heere gekregen hebben. En nu gaat het er niet om hoeveel gaven we hebben, maar of we ze goed besteden. En het is goed om voor jezelf na te gaan welke gaven je gekregen hebt en hoe je die op de juiste wijze besteden kunt. Ook als je nadenkt over wat je later wilt worden, is dat van belang.

Na lange tijd komt de heer terug. Hij roept zijn dienaren bij zich. Ze moeten verantwoording afleggen van wat ze met de bezittingen van hun heer gedaan hebben. De eerste knecht die vijf talenten gekregen heeft, komt en vertelt dat hij met het geld is gaan werken. Hij heeft er vijf talenten bijverdiend. De knecht met de twee talenten heeft ook zijn best gedaan. Hij heeft twee talenten verdiend. De heer is erg tevreden: "Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten, ga in in de vreugde uws heren". Het woordje "wel" is een uitroep. We zouden zeggen: "Goed zo!". Slaven die in die tijd zo trouw waren, kregen de vrijheid en mochten bij hun meester aan tafel eten. De Heere Jezus wilde Zijn discipelen er op wijzen dat degenen die hun gaven en talenten zo trouw als deze twee knechten in dienst van de Heere zouden besteden, een plaats in Gods Koninkrijk zouden ontvangen.

Let er eens op hoe trouw de twee knechten waren. Ze hadden hard gewerkt en dat niet om er zelf rijk van te worden, maar voor hun heer. Dat wijst ons er op hoe we met onze gaven moeten omgaan. Niet om er zelf beter van te worden, niet tot onze eigen eer, maar in dienst van de Heere. Helaas komt daar bij ons niets van terecht. We besteden de gaven die we van de Heere "te leen" gekregen hebben voor ons eigen genoegen. Alleen als ons "ik-hart" veranderd wordt in een "U-hart" gaan onze (Gods) gaven en talenten weer op de juiste wijze besteden.

Ook de derde knecht wordt bij zijn heer geroepen om verantwoording af te leggen van het beheer over het ene talent. De man graaft het geld op en legt het voor zijn heer neer. "Ik wist wel hoe hard en streng u bent. Als ik met het geld was gaan werken, was er een kans dat ik verlies zou leiden. Dan zou u me zwaar gestraft hebben. Daarom heb ik het voor de zekerheid in de grond gestopt. Nu kan ik u alles teruggeven wat u me hebt toevertrouwd." Maar zijn meester neemt met deze verklaring geen genoegen. "Als u wist hoe streng ik was, waarom hebt u het geld dan niet uitgeleend? Dat zou geen gevaar hebben opgeleverd en dan zou u me in ieder geval de verdiende rente nog kunnen overhandigen." De heer doorziet de knecht wel: het is enkel luiheid dat hij niets met het geld gedaan heeft. Daarom zal de straf hem niet ontgaan. Hij heeft het vertrouwen van zijn meester beschaamd. Het hem toevertrouwde talent wordt hem ontnomen en aan de knecht met de vijf talenten gegeven. De luie en boze knecht wordt in de buitenste duisternis geworpen waar wening is en knersing der tanden.
Met deze gelijkenis wilde de Heere Jezus Zijn discipelen leren dat de weg naar de troon niet in Jeruzalem eindigde. Eigenlijk zal ze daar pas beginnen. Jeruzalem zal niet het hoogtepunt, maar het dieptepunt zijn. De Heere Jezus zal Zijn discipelen verlaten. Ze blijven echter niet werkloos achter. De gaven en talenten die ze gekregen hebben, moeten ze besteden tot uitbreiding van Gods Koninkrijk. Jezus zal terugkomen en dan moeten ze rekenschap afleggen.

En ook wij moeten eenmaal rekenschap afleggen. Wat zal dan het antwoord van de Heere zijn"? Ga in in de vreugde uws Heeren"? Of:"Werp hem uit in de buitenste duisternis"?
Een vraag om over na te denken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Mivo +12 | 24 Pagina's

Wat wil je worden?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Mivo +12 | 24 Pagina's