Simeon en Anna

1. Liefst 5 maal wordt in dit bijbelgedeelte (in vers 22, 23, 24, 27 en 39) benadrukt, dat de Heere Zich onder de wet gesteld heeft. Van het begin van Zijn leven af heeft Hij Zijn gehele omwandeling op aarde getoond, dat Hij als Borg op deze aarde gekomen is in de plaats van Zijn kinderen. Galaten 4:4 en 5: geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen die onder de wet waren verlossen zou.
2. De besnijdenis en de voorstelling in de tempel worden nog al eens door elkaar gehaald. Op de achtste dag na de geboorte werden volgens de opdracht van de Heere aan Abraham gegeven (Gen. 17: 12) alle jongetjes besneden. Dit gebeurde bij de ouders thuis. De eerste veertig dagen waren, als een zoon geboren werd, moeder en kind onrein. Voor een meisje was dit tachtig dagen. Met de oudste geboren zoon moesten de ouders dan naar de tempel in Jeruzalem. Deze behoorde de Heere toe. Bij de uittocht uit Egypte had de verderfengel alle eerstgeborenen in Egypte gedood. Alleen waar bij de Israëlieten het bloed gestreken was aan bovendorpel en de deurposten, ging de verderfengel voorbij. Maar deze eerstgeborenen waren de Heere gewijd. Zij moesten afgezonderd worden voor de dienst van de Heere. Sinds de wetgeving op Sinaï hebben de Levieten de plaats van de eerstgeborenen ingenomen. Zie Lev. 12, Num. 3 en Num. 8. Alle ouders van een eerstgeboren zoon moesten na veertig dagen naar de tempel in Jeruzalem gaan en daar het losgeld van vijf sikkels betalen. Ook moest het reinigingsoffer worden gebracht. Voor rijken bestond dit uit een lam ten brandoffer en een duif ten zondoffer; armen mochten met twee duiven volstaan.
3. Simeon verwachtte de vertroosting Israëls. Heel sterk leefden de Israëlieten onder het oude verbond bij de verwachting van de Messias, Die Israël verlossen en vertroosten zou. De profeten van de oude dag hebben Zijn komst aangewezen. In het bijzonder als Trooster lezen wij van Hem in Gen. 5: 29, waar Lamech bij de naamgeving van zijn zoon Noach zegt: Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft! Ook Jesaja sprak van deze Trooster (Jes. 40: 1): Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen