JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

D. Achtergrondinformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

D. Achtergrondinformatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Gods voorzienigheid

Gods handelen met Zijn volk, niet de geschiedenis van Mozes, staat in deze hoofdstukken op de voorgrond. In het vruchtbare land Gosen kan het nageslacht van Jakob in vrede en voorspoed gedurende 130 jaar uitgroeien tot een groot volk. Dan begint de verdrukking, maar alle kwade dingen laat God meewerken ten goede. Voordat Israël in nood tot God roept, heeft God al voor een verlosser gezorgd en Mozes toegerust voor zijn toekomstige taak.

2. Gods beloften

- De belofte aan Abraham was drievoudig. Hij zou: 1. tot een groot volk worden 2. het land Kanaan erfelijk bezitten (Gen. 13:15 en 16) 3. een zegen voor anderen worden (Gen. 22:17 en 18).

- Aan Jakob wordt beloofd (Gen 46:2-4) "Vrees niet van af te trekken naar Egypte, want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten (........) en Ik zal u doen weder optrekken". De terugkeer uit Egypte wordt hier beloofd.

- Jozef spreekt daar ook over, even voor hij sterft (Gen. 46: 24 en 25) en hij geeft bevel van zijn gebeente (Hebr. 11:22).

- Van verdrukking én van bevrijding is ook gesproken tot Abraham (Gen 15:13 en-14) "Weet voorzeker dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat van hen niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaar. Doch Ik zal het volk ook rechten hetwelk zij dienen, en daarna zullen zij uittrekken met grote have".

- Gods beloften zullen vervuld worden, al gaan er 430 jaar voorbij, en zij alle omstandigheden tegen. "En God hoorde hun gekerm en God gedacht aan Zijn verbond" (Ex. 2:24).

3. Onderdrukking

De verdrukking begint als Israël ongeveer 130 jaar in Egypte woont. De strijd tussen slangenzaad en vrouwenzaad komt nu openbaar. De satan onderneemt een aanval om het volk van God ten onder te brengen en zo de komst van de Messias te verijdelen. Het begint met het opleggen van slavendiensten, en eindigt met moord op de jonge kindertjes, verdrinking van pasgeboren jongetjes. De Farao gebruikt de Israëlieten ten eerste voor werk op het veld. Gedurende 5-6 maanden van het jaar moet het land op kunstmatige wijze besproeid worden, (bevloeiing) waarbij veel slavenwerk nodig is. Bovendien gebruikt hij hen voor werk in "leem en tichelstenen". Tichelstenen zijn stenen van klei, soms versterkt met stro, veertien kilo zwaar (4 x ½ x ½ dm) die in de zon gedroogd of in ijzeren ovens gebakken werden. Alle openbare en koninklijke gebouwen werden in het oude Egypte door gevangenen of slaven gebouwd; op sommige werd ook een inskriptie geplaatst dat geen vrije burger aan de "slaven"arbeid had meegewekrt. Een zekere Thoetmosis III, die grote bouwwerken laat verrijzen en steden versterken , laat de Israëlieten bevoorradingsplaatsen aanleggen voor de troepen in de woestijn!

Door deze harde onderdrukking worden de stammen van Israël aan elkaar verbonden tot één volk, Egypte wordt het "diensthuis", het verlangen naar het beloofde land Kanaan komt weer boven, en het volk gaat weer roepen tot God.

4. Mozes aan het hof

Mozes leert aan het egyptische hof lezen en schrijven, spraakkunst en stellen (nodig voor het begrijpen en schrijven van ofciële stukken) aardrijkskunde, sterrenkunde, medicijnen, wiskunde en (heidense!) theologie. Hij moet kennis opdoen van het regeren, theoretisch en praktisch, en wordt waarschijnlijk ook onderwezen in de krijgskunde. Als leider van Gods volk zal deze kennis en ervaring hem later tot groot nut zijn. Denk ook eens aan het schrijven van de Pentateuch -de vijf boeken van Mozes.

5. In de woestijn midian

De tweede veertig jaar Van zijn leven, als Mozes vlucht naar Midian, leert hij het woestijnleven grondig kennen. Hier wordt Mozes door de Heere verder gevormd en zijn geloof geoefend. Hij leert zijn drift beheersen en geduld en zachtmoedigheid oefenen. "Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen, die op de aardbodem waren" (Num. 12:3). Zachtmoedig betekent: geduldig, traag tot toorn, goedertieren, die onrecht kan verdragen. Zó wil God hem op Zijn tijd gebruiken. Het gaat hier niet om een karaktereigenschap, maar om een vrucht van de geest van Christus.

6. De keuze van mozes

In Ex. 2:11 staat heel eenvoudig dat "Mozes uitging tot zijn broederen en bezag hun lasten". Hij zoekt hen op, omdat hij zich aan hen en hun God verbonden voelt. Hoe kan dat? Liefde tot God en Zijn volk is Mozes vast niet bijgebracht door de egyptische "theologen". De oorzaak lezen we in Ex. 2:24: "God gedacht aan Zijn verbond". Hij verkiest Mozes. Als de Heere voor een mens kiest, kiest die mens ook voor de Heere. Het onderwijs en het levende voorbeeld van zijn ouders zijn ongetwijfeld een middel geweest in Gods hand om in Mozes liefde tot God en Zijn volk op te wekken. De Heere heeft zaligmakend geloof in zijn hart geschonken. Als Mozes veertig jaar oud geworden is, doet hij door genade de goede keus. Hij schaart zich aan kant van zijn broeders. Maar bij die goede keus komen ook zondige eigen bedoelingennaar voren. Mozes werpt zich op als rechter en verlosser van zijn volk (Hand. 7:25); hij grijpt vooruit naar de taak waartoe God hem nog niet geroepen heeft. Hij slaat zijn eigen weg in, niet Gods weg. God gebruikt echter in Zijn voorzienigheid de doodslag van de Egyptenaar. Mozes wordt nu gedwongen om openlijk te kiezen.

In Hebr. 11:24-26 lezen we: "Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genaamd te worden; verkiezende liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de*%enieting der zonde te hebben; achtende de versmaadheid van Christus meerder rijkdom te zijn , dan de schatten in Egypte; want_hij zag op de vergelding des loons".

Mozes weigert in eer en aanzien als zoon van Farao's dochter te leven. Hoe goed had hij het aan het hof kunnen hebben, en wat een verachting en versmading valt hem ten deel als hij zich voegt bij Israël, dat maar een opstandig, mopperend slavenvolk is. Toch kiest Mozes de kant van Gods volk boven de "genieting" der zonde. Mozes ziet door het geloof de betrekkelijkheid van alle aardse schatten, van eer en aanzien van mensen. Hij kijkt door die "schijnwereld" heen en mag de werkelijke rijkdommen zien. Het geloof richt zich op God en de middelaar van het genadeverbond: Jezus Christus. Delen in de gemeenschap en weldaden van Christus is de grootste rijkdom, dat is van eeuwigheidswaarde. Mozes ziet daarbij op "de vergelding des loons", niet als eigen verdienste, maar als een uit genade geschonken beloning.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983

Mivo -16 | 26 Pagina's

D. Achtergrondinformatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983

Mivo -16 | 26 Pagina's