JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Agrippa

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Agrippa

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen: Handelingen 26 : 1-6 en 24 t/m 32

Zingen:
Ps. 7 : 1 en 5
Ps. 72 : 1
Ps. 98 : 1 en 2
Lofzang v. Zacharias : 1 en 2
Ps. 57 : 1 en 5
Ps. 56 : 1, 2, 4, 5, 6

Kerntekst: Handelingen 26 : 28: "Gij beweegt mij bijna een Christen te worden."


"Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?". Machtig klinkt de stem van God in Saulus' oren. Angstig antwoordt hij: "Wie zijt Gij Heere?" Dan antwoordt die stem: "ik ben Jezus, Die gij vervolgt." Bevend vraagt Saulus: "Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?"

Na deze wonderlijke dag van zijn bekering heeft Saulus, die later ook Paulus genoemd wordt, deze vraag nog heel vaak gesteld. "Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?"
Die vraag wordt nu nog dagelijks in allerlei verschillende talen gesteld door mensen over heel de wereld. Weet je wanneer je die vraag stelt? Als je de Heere dient. Als je naar Zijn geboden wilt leven, omdat Zijn Heilige Geest in je hart werkt. Dan wil je niet meer zondigen, maar dan wil je, wat God wil.

Wat is er veel gebeurd in Paulus' leven na zijn bekering. Hij heeft in vele plaatsen in Syrië, op het eiland Cyprus, in Klein-Azië en in Griekenland het evangelie verkondigd. Telkens als hij vertelde dat Jezus van Nazareth de Messias is, waren er mensen die dat geloofden en die zich bekeerden. Maar er waren ook steeds weer mensen die niet wilden geloven dat de Heere Jezus uit de dood is opgestaan. Zij begonnen Paulus te haten en in veel van die plaatsen wilden mensen hem gevangen nemen of doden. Hij mocht niet spreken over de Heere Jezus. Ook in Jeruzalem waren Joden die niet geloofden dat de Heere Jezus de Zoon van God is. De leden van het Sanhedrin wilden ook niet dat Paulus over Jezus sprak. Ze hebben Jezus door Pilatus ter dood laten veroordelen en nu wilden ze zijn volgeling Paulus ook laten doden. Daarom beschuldigden ze Paulus voor stadhouder Felix ervan dat hij oproer veroorzaakte onder het volk. Maar stadhouder Felix wist geen raad met Paulus en hij liet hem in de gevangenis zitten.
Paulus zit al twee jaar in de gevangenis van Cesaréa als er een nieuwe stadhouder in de plaats van Felix komt. Zijn naam is Festus.

Als Festus nog maar net stadhouder is geworden, reist hij naar Jeruzalem. Hij wil wel eens kennis maken met de hogepriester en de voornaamste Joden.
"Wilt u ons een plezier doen?" vragen ze. "U weet dat Paulus nog steeds gevangen zit in Cesaréa. Zouden wij hem hier in Jeruzalem mogen ondervragen?" O, wat hopen de Joden dat Festus het goed vindt. Ze hebben een duivels plan bedacht. Als Paulus van Cesaréa naar Jeruzalem gevoerd wordt, zullen ze hem onderweg overvallen en doden.
Maar Festus vindt het niet goed. "Paulus blijft in Cesaréa", zegt hij, "maar als jullie hem willen ondervragen, kunnen jullie met mij mee terugreizen naar Cesaréa. Dan kunnen jullie hem daar ondervragen."
Na tien dagen gaat Festus terug naar Cesaréa. De volgende dag laat hij Paulus uit de gevangenis halen. De meegereisde Joden mogen hem beschuldigen. Ze vertellen allemaal leugens over Paulus, die ze niet kunnen bewijzen. Paulus mag zichzelf verdedigen. "Ik heb niet tegen de wet van de Joden gezondigd of de tempel ontheiligd", zegt hij, "en ik heb ook nooit iets verkeerd over de Romeinse keizer gezegd."
Festus voelt de haat van de Joden die Paulus vals beschuldigen. Hij kan Paulus niet onschuldig veroordelen, maar hij wil ook de Joden gunstig stemmen. Daarom vraagt hij aan Paulus: "Wilt u naar Jeruzalem, zodat uw zaak door het Sanhedrin behandeld kan worden?" Maar Paulus weet dat zijn zaak verloren zal zijn, als hij dat goed vindt. Daarom zegt hij tegen Festus: "Als Ik echt iets verkeerds heb gedaan, dan zou het eerlijk zijn als ik veroordeeld word, maar ik vind het onrechtvaardig dat u mij aan de Joden wilt overleveren om hen gunstig te stemmen. Daarom beroep Ik mij op de keizer."
Nu Paulus zich op de keizer van Rome beroepen heeft, kan niemand anders hem meer veroordelen voordat de keizer hem heeft gehoord. Paulus kon zich op de keizer beroepen omdat hij een Romein was. Hij was immers in Tarsen geboren!
Het plan van de Joden is weer mislukt. Ze kunnen Paulus niet doden. De Heere had eens tegen Paulus gezegd dat hij naar Rome zou gaan om van de Heere Jezus te vertellen en nu zal dat In vervulling gaan. Ook Festus' plan om van Paulus af te komen, is mislukt. Paulus zal nu In de gevangenis blijven, totdat hij naar Rome gaat.

Op een dag komen koning Agrippa en zijn vrouw Bernice op bezoek bij Festus. Ze willen wel eens kennismaken met de nieuwe stadhouder.
Het huwelijk tussen Agrippa en Bernice is een zondig huwelijk, want Bernice is niet alleen zijn vrouw, maar ook zijn zus. Agrippa is tussen de Joden opgegroeid. Hij weet veel van de Joodse godsdienst. Daarom denkt Festus dat hij de leer van Paulus wel zal begrijpen en hij wil hem om raad vragen. Hij zegt: "Agrippa, ik heb een gevangene, die hier door de vorige stadhouder Felix is achtergelaten. Eerst dacht Ik dat hij een oproermaker was, maar ik ben er achter gekomen dat het helemaal niet zo is. Het gaat over hun godsdienst. Er schijnt een zekere Jezus van Nazareth geleefd te hebben. De Joden zeggen dat hij gestorven is, net als ieder ander mens, maar Paulus beweert dat Jezus nog steeds leeft."
"Ik zou die Paulus wel eens willen horen", zegt Agrippa. "Dat kan", zegt Festus, "morgen zult u hem horen."

De volgende dag stroomt het rechthuis vol. Festus heeft de voornaamsten van de stad uitgenodigd en alle Romeinse legerofficieren, die elk duizend man onder zich hebben. Koning Agrippa en Festus zitten op de stoelen van de rechters. Bernice is er ook. Ze heeft haar mooiste kleren aan. Tegenover dit deftige gezelschap staat Paulus.
Felix begint te spreken: "Koning Agrippa en alle aanwezigen, hier voor u staat een man, die de Joden willen doden. Ik heb de beschuldigingen tegen hem onderzocht, maar ik vind geen schuld in hem. Nu hij zich beroepen heeft op de keizer, moet ik een brief aan de keizer schrijven, maar ik weet niet wat ik moet schrijven. Daarom wil Ik Paulus hier, voor jullie en vooral voor u, o koning Agrippa nogmaals ondervragen. Misschien dat ik daarna een beschuldiging tegen hem in de brief aan de keizer kan schrijven. Eens stond de Heere Jezus voor stadhouder Pontius Pilatus. "Ik vind geen schuld in deze Mens", zei hij. Toch liet hij Jezus geselen en daarna aan het kruis nagelen.
Nu staat Paulus voor stadhouder Festus. "Ik heb niets in hem gevonden, waarvoor hij zou moeten sterven", zegt Festus. Maar toch wil hij een beschuldiging schrijven in de brief aan de keizer. Want je kunt iemand natuurlijk niet zomaar' naar de keizer sturen.
Dan zegt koning Agrippa tegen Paulus: "U hebt toestemming om te spreken."
"Ik acht mijzelf gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles waarover ik van de Joden beschuldigd word." Paulus staat rustig voor al die voorname mensen en voor koning Agrippa. Hij weet dat de Heere hem zal helpen. "Ik weet dat u de Joodse godsdienst kent. U kent ook de gewoonten van de Joden. Daarom vraag ik u zo goed te zijn om naar mij te luisteren. Ik ben de zoon van een Farizeeër en ik heb zelf als een Farizeeër geleefd. Ik haatte de volgelingen van Jezus van Nazareth en ik heb ze vervolgd. Tot ik op een dag, toen ik op weg was naar Damascus, de Heere Jezus zelf ontmoette.
Midden op de dag was er een fel licht, dat mij verblindde, en ik hoorde een stem die riep: "Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?". De Heere Jezus heeft mij toen gezegd dat ik Zijn Evangelie moest gaan verkondigen aan de heidenen en dat heb ik vanaf dat moment gedaan.
De Joden wilden niet horen dat Jezus van Nazareth de Zoon van God is en dat Hij opgestaan is uit de doden. Daarom hebben ze mij gegrepen. En daarom sta ik nu hier voor u. ik heb nooit iets anders verkondigd dan Mozes en de profeten hebben gedaan. Zij hebben al gezegd dat de Messias moest lijden en sterven, maar dat hij ook weer zou opstaan. Dat heb ik ook verkondigd aan de heidenen. Ik mocht hen vertellen dat de opgestane Christus een Licht tot verlichting der heidenen is."
Als Festus dat hoort, roept hij: "Je raast Paulusl Je bent zo geleerd dat je erdoor in de war bent geraakt. Je weet niet meer wat je zegt!" Paulus antwoordt: "Ik raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek de waarheid, met een gezond verstand. Koning Agrippa weet waar ik het over heb. Hij kent ook de profeten die van Christus hebben geprofeteerd.
Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft."
"Gij beweegt mij bijna een Christen te worden", zegt Agrippa. Hoor je dat? 'Bijna', zegt Agrippa. Maar bijna een christen is geen christen. Je dient de Heere, óf je dient Hem niet. Dan hoor je bij de duivel. Wantje kunt de Heere niet half dienen. Het is alles... of niets!
"Ik wenste wel", zegt Paulus, "dat niet alleen u, maar ook iedereen die hier in de zaal is, net zo was als ik. Dat u zich over zou geven aan de Heere Jezus, om Hem te dienen met heel uw hart. Ik ben gelukkiger dan jullie allemaal, ook al ben ik een gevangene, want ik zal de zaligheid ontvangen."
Dan staan Festus, Agrippa en Bernice op. Ze zeggen tegen elkaar: "Deze man doet niets waarvoor hij zou moeten sterven." En Agrippa zegt tegen Festus: "Deze man kon losgelaten worden als hij zich niet op de keizer beroepen had."

Paulus wordt naar de keizer in Rome gebracht. Festus vindt dat hij onschuldig is, maar toch wordt hij niet vrijgelaten. Festus weet niet dat hij hiermee Gods Woord in vervulling laat gaan.

Eens werd de Heere Jezus door de soldaten van Pilatus naar Golgotha gebracht. Pilatus vond dat Hij onschuldig was, maar toch werd Hij niet vrijgelaten. De Heere Jezus moest onschuldig sterven. Pilatus wist niet dat hij daarmee Gods Woord in vervulling liet gaan.

Zie je dat God altijd Zijn plannen uitvoert, ondanks de duivel en ondanks zondige mensen? God laat alles, wat in Zijn Woord voorzegd is, in vervulling gaan. God wilde dat Paulus over de Heere Jezus ging vertellen in Rome, in Europa. Hij wilde dat ook daar mensen zalig zouden worden. Ook in ons land zijn zendelingen gekomen die Zijn Woord hebben verkondigd. Wij hebben Gods Woord en daarom kunnen wij zalig worden. Wat een genade van de Heere, dat hij tot jou wil spreken door Zijn Woord. Dien je Hem, zoals Paulus dat deed? Geloof je Gods Woord? Geloof je dat de Heere Jezus jouw zonden wil vergeven? Zeg je 'bijna', zoals koning Agrippa? Het is alles of niets. Je dient God of je dient Hem niet. Voel je de last van je zonden? Vlucht dan maar tot de Heere Jezus, belijd Hem al je zonden. Hij wil zondaren ontvangen en zalig maken.

Aantekeningen bij de tekst

HANDELINGEN 25
vers 1: de provincie: Judea, waarover Festus de nieuwe stadhouder is geworden
Cesaréa: De residentie van de Romeinse stadhouder
vers 9 Wilt gij naar Jeruzalem opgaan?: Festus ziet het geschil als een interne Joodse aangelegenheid. Daarom wil hij het door Het Joodse hooggerechtshof uit laten maken.
vers 12 de raad: de leden van de rechtbank (dus niet het Sanhedrin)
vers 13: de koning Agrippa: Herodes Agrippa II, koning over Calilea en Perea. Hij is joods. Hij is de zoon van Herodes Agrippa I en de kleinzoon van Herodes de Grote.
vers 23: werd Paulus op bevel van Festus voorgebracht: het woord van de Heere Jezus aan Paulus gaat in vervulling: "Deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen voor de heidenen en koningen." (Hand. 9 : 15).
Van alle apostelen geldt: Zij zullen u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen: en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om mijn Mijns Naams wil. (Lukas 21 : 12).

HANDELINGEN 26
vers 24: Gij raast: u spreekt wartaal
vers 32: Deze mens kon losgelaten worden: Festus kan Paulus nog steeds loslaten als hij dat wil, maar hij doet het niet om de Joden ter wille te zijn. Het is een goedkope uitvlucht.

Achtergrondinformatie

Voor de vertelling is gebruik gemaakt van Bijbelgedeelten uit Handelingen 9, 25 en 26.

BIJBELGEDEELTEN

Handelingen 9
FARIZEEËR
Hoewel Paulus in Tarsen in Klein-Azië is geboren, is hij een Jood uit de stam van Benjamin. Op jonge leeftijd gaat hij naar Jeruzalem. Daar wordt hij leerling van de Farizeeër Gamaliël. Als Farizeeër geloofde Saulus niet dat Jezus de Messias is. Hij vervolgt Zijn volgelingen, die zich in Saulus' ogen niet meer aan de Wet houden. Hij denkt er goed aan te doen om deze mensen gevangen te nemen of zelfs te doden. Het voortbestaan van de Joodse  godsdienst wordt bedreigd. Saulus doet dit niet omdat hij God haat. Hij denkt juist dat hij de dienst van de Heere hiermee bevordert. Dat maakt hem niet minder schuldig, het betekent wel dat er voor hem vergeving is.

Handelingen 25 en 26 
MOORD
De hogepriester en de voorname Joden willen Paulus zonder vorm van proces uit de weg ruimen. Dat wilden ze twee jaar geleden al. Terwijl zij juist de taak hebben om de Wet van God te handhaven, overtreden zij die Wet schaamteloos met liegen en moorden. Wat dat betreft handhaaft Festus het recht dan nog beter. 

ROMEINS STAATSBURGER 
Paulus is niet alleen een Jood van geboorte, maar door zijn geboorte in Tarsen is hij ook een Romeins staatsburger. Dat leverde hem de bijbehorende rechten op. Daarbij hoorde ook dat hij zich mocht beroepen op de Romeinse keizer, de hoogste rechtsinstantie in die tijd. God gebruikt Paulus' staatsburgerschap zodat Paulus door zijn beroep op de keizer de gelegenheid heeft het Evangelie in Rome te verkondigen. 

RECHTSPRAAK
Ondanks dat Paulus onschuldig wordt bevonden, wordt hij niet vrijgelaten. Er zijn veel overeenkomsten tussen Jezus' rechtsgang bij Pilatus en die van Paulus voor Festus. in de loop van de kerkgeschiedenis is het veel christenen overkomen dat hen geen recht werd gedaan.

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. Felix
2. Saulus
3. In Cesaréa
4. Dat is een list. Ze willen hem op de weg van Cesaréa naar Jeruzalem vermoorden.
5. Bernice
6. Omdat ze ook zijn zus was.
7. Festus vertelt Agrippa over Paulus. Agrippa wordt nieuwsgierig en vraagt of hij Paulus een keer mag horen. Dat vindt Festus goed.
8. "Gij raast."

Om over te praten

VRAAG 1
a. Paulus spreekt in Gods kracht. De Heere Jezus had hem ook voorzegd dat hij zou spreken voor koningen en andere hooggeplaatsten. Paulus vertrouwt op de Heere.
b. Verschillende antwoorden mogelijk. Kinderen kunnen hier de ruimte krijgen om een situatie of voorval te vertellen waarin zij over de Heere spraken of moesten spreken.
c. Spreek er met de kinderen over dat zij altijd hun toevlucht tot de Heere mogen nemen. In grote en in kleine zaken. Vertel hen dat God zorgt voor de jonge raven als Hij hen hoort roepen (Psalm 147 : 9) en dat er niet één musje op de aarde kan vallen zonder dat God dat wil (Mattheüs 10 : 29)

VRAAG 2
a. Agrippa gebruikt een uitvlucht. Hij neemt Gods woord niet serieus, maar hij spot ermee. Hij is niet 'bijna' zalig. Met deze woorden laat hij juist zien de Heere niet te willen dienen.
b. Er kunnen hier verschillende antwoorden komen: Als je de Heere dient, als je zonden vergeven zijn, als je bekeerd bent. Maar het is ook mogelijk dat er antwoorden komen als: Als je naar de kerk gaat, als je bidt, als je naar een christelijke school gaat, als je ouders christen zijn. Spreek met de kinderen over uiterlijk de Heere dienen (naamchristenen) of innerlijk, met je hart de Heere dienen. Dat zal ook uiterlijk zichtbaar zijn (de vruchten van het geloof), maar het fundament ligt dan in Christus.

VRAAG 3
a. Dan kon hij daar ook van de Heere Jezus getuigen voor de keizer.
b. 1. Paulus spreekt onbevangen over datgene wat hij verkondigt, dat deed de Heere Jezus ook toen Hij voor het Sanhedrin stond en toen Hij in de synagogen leerde.
2. Paulus wordt onschuldig verklaard, maar niet losgelaten. De Heere Jezus is ook onschuldig, maar Hij wordt niet losgelaten.
3. Paulus denkt niet aan zichzelf en aan zijn lijden, maar hij waarschuwt de stadhouder dat het Evangelie het waard is om aangenomen te worden. Zo waarschuwt de Heere Jezus de hogepriester en ook Pilatus.

Puzzels

1. Oplossing: "Gij beweegt mij bijna een Christen te worden." (Handelingen 26 : 28)

2. Oplossing: Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? (Handelingen 26 : 27a)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2007

Mivo -12 | 23 Pagina's

Agrippa

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 2007

Mivo -12 | 23 Pagina's