JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Het Brood des levens / God zoekt wat verloren is

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Brood des levens / God zoekt wat verloren is

37 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Brood des levens 

Vertelschets 


LEZEN: Johannes 6 : 48-55; 66-71

KERNTEKST: Johannes 6 : 48: Ik ben het Brood des Levens

ZINGEN:
psalm 8 : 1, 4
psalm 23 : 1, 2
psalm 24 : 1
psalm 33 : 10
psalm 65 : 8, 9
psalm 81 : 12, 13, 18 
psalm 107 : 5, 22
psalm 146 : 1, 5


Wat een mensen lopen er door de heuvels van Galilea! Het zijn er duizenden! Hard gaat het niet. Dat kan ook niet met zoveel mensen. Vlakbij is een groot meer. Langs het meer gaat het nu omhoog, een berg op. Na een poosje staan al die mensen stil.
Allemaal kijken ze naar één Man. Hij staat in het midden. Het is Jezus. Hem zijn ze achternagegaan. Het gaat om Hem. De mensen zien dat Hij gaat zitten. Zijn discipelen gaan bij Hem zitten. Het is etenstijd. De avond begint. De mensen moeten eten. Ademloos hebben ze naar Jezus geluisterd. Nu is het al laat. De zon gaat bijna onder. Ze moeten terug naar huis. Maar dat is nog zo ver en ze hebben ook honger... Brood hebben de meesten niet meegenomen.
De discipelen spreken met elkaar. Jezus zegt: "Waar kunnen we brood kopen?" Filippus, één van. de discipelen, zegt tegen Jezus: "Brood kópen? Dat kan niet! Zoveel brood kunnen we nooit betalen! Zelfs tweehonderd penningen is te weinig om brood te kopen voor al die mensen. Ze allemaal te eten geven? Nee, de mensen zullen hongerig naar huis moeten." Andreas, ook één van de discipelen, komt met een kleine jongen aanlopen. "Heere", zegt hij, "deze jongen heeft vijf kleine broden bij zich en twee visjes." Hij kijkt naar de Heere Jezus. De jongen ook. Andreas haalt zijn schouders op en gaat verder: "Maar, dat is nooit genoeg. Er zijn zoveel mensen, wel duizenden. Nee, die broden en vissen zijn maar voor een paar mensen." Filippus denkt dat ze niet genoeg geld hebben. Andreas denkt dat er niet genoeg brood en vis is. Maar wat denkt Jézus? "Laat de mensen in het gras gaan zitten," zegt Hij tegen zijn discipelen. Dat gebeurt. De mensen gaan in grote groepen bij elkaar zitten. Ze wachten.
Jezus buigt zich naar de jongen toe. "Mag Ik jouw brood en de visjes?" vraagt Hij vriendelijk. De jongen knikt en geeft het eten aan Jezus. De Heere Jezus neemt het aan. Dan kijkt Hij omhoog en strekt Zijn armen uit naar de hemel. Hij dankt Zijn Hemelse Vader voor het eten. Ook vraagt Hij er een zegen over. En dan begint Hij het brood en de vis te breken. De discipelen kijken toe. Ze denken dat Jezus zó klaar zal zijn. Vijf broden en twee vissen. Dat zal misschien net genoeg zijn voor Jezus en Zijn discipelen. Maar verbaasd zien ze dat Jezus blijft breken. Hun verbazing wordt verwondering. Hun hart stroomt vol van eerbied. Jezus breekt het brood en de vis en het gaat maar door en door. Jezus geeft de stukken brood en vis aan de discipelen. Ze staan ermee in hun handen, terwijl Jezus doorgaat met het breken. "Geef het aan de mensen", zegt de Heere. Dat doen de discipelen. De manden die ze bij zich hebben zijn al snel gevuld met brood en vis.
Daar loopt Filippus. Hij heeft een mand vol brood en vis bij zich. Hij mag daarvan aan de mensen geven zoveel als ze lusten. Betalen? Tweehonderd penningen? Filippus denkt er niet meer aan. Hij is vervuld met eerbied voor Jezus. Daar gaat Andreas. Ook hij heeft een mand vol bij zich. En hij deelt uit. Zo veel als de mensen nodig hebben. Als zijn mand leeg is, gaat hij terug naar Jezus. En er is steeds weer nieuw brood en steeds weer meer vis. Niet genoeg? Andreas ziet het wonder voor zijn ogen gebeuren. Bij de Heere Jezus is altijd meer dan genoeg. Eerbied vervult zijn hart.
Daar staat Jezus. Zijn vingers breken het brood. Zijn handen geven het eten door aan de discipelen. Zijn ogen rusten op de mensen. Zijn hart is vervuld met liefde voor hen. Hij is ook verdrietig. Al die mensen lijken nu wel schapen die geen herder hebben. Hij wil hun Herder zijn. Hij wil zo graag dat ze Hem als de Herder volgen. Willen de mensen Hem ook volgen?
Daar komen de discipelen weer terug. "De mensen hebben genoeg," zeggen ze, "en er is brood en vis over." De Heere Jezus zegt: "Haal maar op wat er overgebleven Is." Daar gaan de discipelen weer. Nu niet om uit te delen, maar om op te halen. Twaalf volle manden staan er tenslotte bij Jezus. Tweehonderd penningen, Filippus? Nee hoor. Zonder iets te betalen hebben de mensen gegeten. Niet genoeg, Andreas? Kijk eens naar de manden, vol met brood en vis. Allemaal over! Stille eerbied vervult het hart van de discipelen. En de mensen? Ze hebben gezien wat er gebeurd is. Ze hebben gegeten van het brood en de vis. Ze zien de volle manden staan. Ze zeggen tegen elkaar: "Jezus is de beloofde Profeet. We moeten hem Koning maken. Hij zal ons verlossen van de Romeinen." Zo'n Koning willen ze hebbenl Ze dringen naar voren. Maar Jezus wil niet dat zij Hem Koning maken. Hij houdt hen tegen. En even later stuurt Hij hen zelfs weg. Het is een lange dag geweest. Nu moeten de mensen weer vertrekken. "En jullie", zegt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen, "varen jullie alvast maar naar de overkant van het meer, naar Kapernaüm," En Jezus zelf? Hij gaat ook weg. Hoger de berg op. Daar gaat Hij. Hij wil alleen zijn. Het is nu helemaal donker geworden. Langzaam verspreiden de mensen zich. De discipelen varen in een schip naar de overzijde van het meer. Jezus is alleen op de berg. Hij bidt.

De volgende morgen lopen honderden mensen door de heuvels van Galilea. Hard gaat het niet. Ze zoeken Jezus. Cisteren was Hij hier. Waar is Hij nu? Ze kijken en zoeken, maar zien Hem niet. Niet op het strand en niet op de berg. Ze weten dat Jezus niet met Zijn discipelen meegevaren is. Waar is Hij dan wel? "We gaan de discipelen maar achterna," zeggen de mensen tegen elkaar. "Misschien is Jezus wel naar hén toe gegaan." Er liggen wat scheepjes aan de oever van het meer. Ze vragen of de vissers hen naar de overkant van het meer willen varen, naar Kapernaüm. Achter de discipelen aan. Naar de plaats waar ook Jezus vaak is. Daar gaan de scheepjes. Vol met mensen. Op zoek naar Jezus.

Door de straten van Kapernaüm loopt een groep mensen. Ze kijken en vragen. Is Jezus hier? Even later weten ze het: "De synagoge! Jezus is in de synagoge!" Al snel zijn de eerste mensen bij Hem. Blij, maar ook verbaasd kijken ze Hem aan. "Rabbi", zeggen ze, "wanneer bent U hier gekomen en hoe?" Dat willen ze graag weten. Maar Jezus geeft geen antwoord op hun vraag. Hij zegt iets heel anders. "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt." Wat vreemd! De mensen kijken elkaar aan. Het lijkt of Jezus hen bestraft. En Hij geeft helemaal geen antwoord op hun vraag. Ze willen het nog eens vragen, maar Jezus gaat al verder. "Jullie werken voor het brood dat je elke dag moet eten. Maar brood wordt oud. Dan kun je het niet meer eten. Je zou je veel drukker moeten maken om het eeuwige Brood. Je zou het werk van God moeten doen." Eeuwig Brood? Werk van God? Wat bedoelt Jezus? Ze vragen het aan Hem. Het antwoord komt direct. Jezus zegt: "Geloof in Hem, Die door God de Vader gezonden is. Mijn Vader geeft jullie het ware Brood, dat uit de hemel naar de aarde komt en het eeuwige leven zal geven aan de wereld." De mensen spitsen hun oren. "Heere," zeggen ze, "geef ons altijd van dit Brood!" En dan zegt Jezus: "Ik ben het Brood des Levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten." Maar jullie geloven Mij niet. Ik heb dit al eerder gezegd. Ik ben uit de hemel nedergedaald om de wil van Mijn Hemelse Vader te doen. Hij wil u het eeuwige leven geven. Mijn Vader wil dat jullie het ware Brood uit de hemel ontvangen en in Hem geloven. Ik ben het Brood, Dat uit de hemel nedergedaald is. Hij wil dat iedereen die in Mij gelooft, zalig zal worden."

De mensen hebben stil geluisterd. Maar nu niet meer. Wat was dat? Wat hoorden ze daar? Durft deze Jezus te zeggen dat Hij uit de hemel naar de aarde gekomen is? Noemt Hij Zichzelf het Brood des Lévens? Hoe waagt Hij het!
Godslastering! Ze luisteren niet meer naar Jezus. Ze praten met elkaar en hun stemmen klinken boos. "Deze man is toch gewoon de Zoon van Jozef? We kennen Zijn moeder ook. Hoe durft Hij te zeggen dat Hij uit de hemel is nedergedaald!" Hun stemmen klinken steeds bozer. Hun ogen fonkelen.

De ogen van Jezus zijn vriendelijk. Tegenover Hem ziet Hij de boze ogen van de mensen. Hij hoort hun harde stemmen. Hij heeft pijn. Pijn in Zijn hart. Pijn omdat ze Hem niet geloven. Pijn, vooral omdat ze niet in Hem geloven. Ze geloven wel in de wonderen. Ze zijn Hem wél achterna gekomen om Zijn tekenen. Niet omdat Hij de Zaligmaker is, maar omdat Hij ze te eten gaf. Jezus, het Brood uit de hemel nedergedaald? Dat geloven ze niet!
En jij? Geloof jij in de Heere Jezus? Geloof jij dat Hij het Hemelse Brood is, de Zaligmaker? Ook tegen jou zegt Hij dat je, als je in Hem gelooft, het eeuwige leven zult ontvangen.

De ogen van Jezus zijn vriendelijk. Zijn stem klinkt niet boos. De mensen luisteren weer. Hun gemopper stopt. "Wees niet boos," zegt Jezus, "luister liever, ik zeg het nog eens. ledereen die door Mijn Hemelse Vader getrokken wordt en tot Mij komt en in Mij gelooft, ontvangt het eeuwige leven. Ik ben het Brood des Levens. Weten jullie nog van eeuwen geleden?" De mensen luisteren nu gespannen. Eeuwen geleden? Gaat het over hun voorvaders? Dat vinden ze belangrijk. Wat zegt Jezus? "Jullie voorvaders hebben in de woestijn het manna gegeten." Verschillende mensen knikken. Jazeker, een gróót wonder! "Maar," gaat Jezus verder, "ze zijn ook in de woestijn gestorven. Het manna kon hen niet in leven houden. Maar Ik ben het levende Brood. Als je van dat Brood eet, zal je tot in eeuwigheid leven. En weet je wat Ik je geef als dat Brood? Mijn eigen vlees, dat geef Ik."

"Hoe kan dat nu?" zegt één van de mensen die dicht bij Jezus staan. "Zijn vlees te eten geven?" Even lijkt het erop of het gemopper weer gaat beginnen, maar ze luisteren naar wat Hij nog meer gaat zeggen. "Niemand heeft zelf het echte leven," zegt Jezus, "Je kunt het eeuwige leven alleen ontvangen als je Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt. Mijn vlees is werkelijk Voedsel en Mijn bloed is werkelijk Drank!"

Ogen fonkelen, vuisten ballen zich. Verschillende mensen draaien zich om en lopen weg. Opeens klinkt er een stem. Het is één van de discipelen. "Wat ú allemaal zegt, is wel heel erg moeilijk. Niemand begrijpt het. En het kan toch ook gewoon niet? Uw vlees eten, Uw bloed drinken? Hoe kunt U dit van ons vragen?" De Heere Jezus begrijpt hun moeilijkheden wel. Hij weet alle dingen. Vriendelijk zegt Hij: "Erger je jezelf aan Mijn woorden? Het is waar. Als je het met je eigen verstand moet begrijpen, gaat het nooit. Je moet tot Mij komen en in Mij geloven. En je kan alleen maar tot Mij komen als Mijn Vader je dat geeft."

Kijk eens, de één na de ander loopt weg. Gisteren waren er duizenden mensen, vanmorgen honderden en nu nog maar een paar. Gisteren hebben ze allemaal brood en vis gegeten, dat ging goed! Vanmorgen was het al minder. Ze moesten Jezus zelfs zoeken. En nu, nog geen wonder gedaan, alleen maar woorden, woorden die moeilijk te begrijpen waren en waar ze zich aan ergeren. Nee, zo'n Jezus willen ze niet. En weer lopen er een paar weg. Tenslotte staan daar Jezus en Zijn twaalf discipelen. Zij alleen.

"En jullie?" vraagt de Heere Jezus. "Willen jullie ook niet liever weggaan?" Filippus denkt na. Gisteren wist hij het niet. Geen geld en toch die duizenden mensen te eten geven? Dat kon niet! En toch is het gebeurd. Een stukje verder staat Andreas. Vijf broden en twee vissen? Nooit genoeg! En toch hebben al die mensen te eten gehad. En er waren mandenvol eten over. De vraag klinkt nog na. "Willen jullie ook niet weggaan?" Maar terwijl Filippus en Andreas nog beschaamd terugdenken, zegt één van de discipelen al wat. Petrus! "Heere", zegt hij, "tot wie zouden we moeten gaan? U hebt de woorden van het eeuwige leven! Wij geloven dat U de Christus bent, de Zoon van de levende God!" Wat een mooi antwoord van Petrus. Deze belijdenis komt uit zijn hart.

En jij? Geloof jij dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God? Dan geloof je ook dat Hij het Brood des Levens is. Heb je genoeg geld om dat Brood te kopen? Zal er wel genoeg Brood zijn? Filippus dacht dat er geld tekort zou zijn, Andreas was bang dat er niet genoeg te eten was. Maar Jezus? Hij geeft aan duizenden mensen brood en vis zonder dat ze één penning betalen. Hij geeft zoveel dat er manden en manden vol overblijven.

Geloof je dat? Ik ben het Brood des Levens. De Heere vraagt niet of je geld hebt. Hij vraagt om in Hem te geloven. En tegelijk wil Hij dat geloof geven. Zonder dat je ervoor hoeft te betalen. En er is nooit tekort, altijd genoeg.

Duizenden mensen waren Jezus gevolgd. Honderden hadden Hem gezocht. Tientallen hadden Hem verlaten. Eén sprak de belijdenis uit: "Wij hebben geloofd dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."
Hoor je bij de duizenden of bij de honderden? Blijf Hem dan volgen en zoeken! Hoor je bij de mensen die Hem de rug toekeren? Dan zegt Jezus ook tegen jou: "Ergeren deze woorden je? Word je boos om de woorden die Ik zeg? Bekeer je en geloof in Mij!" Of mag je de belijdenis van Petrus naspreken? Dat doe je niet met duizend of met honderd mensen tegelijk. Dat doe je met de Heere alleen. Door het geloof, want "Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven." Door Jezus Christus, Die het Brood des Levens is.

Aantekeningen bij de tekst

Vers 1: Zee van Galilea: ook bekend als Zee van Tiberias of Meer van Genésareth, een meer in het noorden van Kanaan in de provincie Galilea, met een aantal bloeiende steden eromheen waar het overgrote deel van de bevolking van Galilea woonde.
Vers 4: Pascha: het feest waarbij de uittocht uit Egypte herdacht werd. (Instelling Pascha: Deuteronomium 16 : 1-6)
Vers 5: Grote schare: van vijfduizend mannen alleen al (zie vers 10)
Vers 6: Beproevende: dus: om Filippus, zijn geloof en zijn vertrouwen op de proef te stellen.
Vers 7: Penningen: Eén penning was het dagloon van een arbeider. De Griekse naam was denarie (schelling, reaal) met ongeveer de waarde van ongeveer € 0,15.
Vers 9: Gerstebroden: dit waren kleine, grove, gewone broden die als eten voor de armen gezien werden. 
Vers 11: En gedankt hebbende: Dat is: met dankzegging die gezegend hebbende. Jezus spreekt het gewone Joodse tafelgebed uit, de zogenaamde Beracha.
Vers 13: Korven: Dit zijn de zogenaamde draagmandjes, waarin elke Jood op reis zijn brood meenam, om niet misschien onderweg genoodzaakt te worden van een heiden onrein brood te kopen.
Vers 16: Zee zie vers 1
Vers 19: Stadiën: Eén stadie is een lengte van ongeveer 125 stappen.
Vers 22: Andere zijde van de zee. Wel de zijde van Tiberias, waar ze de vorige dag gegeten hadden, maar de andere zijde, gezien vanuit de Heere Jezus en Zijn discipelen.
Vers 25: Rabbi: letterlijk: Meester. Een Hebreeuws woord, met de betekenis van iemand die in geleerdheid en aanzien uitsteekt en meer is dan anderen.
Vers 25: voorwaar, voorwaar: letterlijk wat er staat: Ik vertel u wat waar is.
Vers 33: Wereld: dat is, de uitverkorenen en gelovigen door de hele wereld, zowel heidenen als Joden. (kanttekening)
Vers 41: Murmureren: mopperen, morren
Vers 39, 40, 54: Opwekken ten uiterste dage: de nieuwe vertaling heeft hier "opwekken in de laatste dag". De kantekeningen voegen er aan toe: Namelijk, tot de eeuwige zaligheid. Want anderen zullen ook opgewekt worden, maar ter verdoemenis.
Vers 60: Hard: onredelijk. Of, letterlijk genomen, inderdaad hard.
Vers 70: Duivel: een kind en instrument van de duivel.

Achtergrondinformatie

VOLGORDE VAN GEBEURTENISSEN
In hoofdstuk 5 : 1 wordt gesproken over 'het feest der Joden'. Jezus en Zijn discipelen zijn daar aanwezig geweest. Waarschijnlijk is het verblijf in Jeruzalem van korte duur geweest en zijn zij daarna naar Galilea teruggegaan. Aan het begin van hoofdstuk 6 wordt beschreven dat de Heere Jezus en Zijn discipelen aan de westelijke oever van het Meer van Galilea zijn aangekomen. Van de reis er naar toe verhaalt Johannes niets. Aan deze westelijke oever voltrekt zich het wonder van de spijziging. De discipelen gaan dan in een schip naar het plaatsje Kapernaüm. Jezus blijft alleen achter op de berg om te bidden. In de nacht wandelt Jezus op het water naar Zijn discipelen. Ze verkeren in grote nood vanwege het zware weer. Jezus stilt de storm. Dit deel is niet in de schets verwerkt. De dag na de spijziging zijn veel mensen naar die plaats teruggekomen, in de hoop Jezus daar weer te ontmoeten en nieuwe wonderen te zien. Maar Jezus is er niet. Ook niet aan het strand, waarheen zij zich daarna begeven. Ze weten niet waar Hij wel kan zijn. Over zee, zo redeneren ze, kan Hij niet gegaan zijn, want gisteravond lag er maar één scheepje waarmee de discipelen vertrokken zijn. Ze hebben zelf gezien dat Jezus Zijn discipelen wegzond en Zelf niet meeging. Ze moeten Jezus gaan zoeken. Andere scheepjes zijn intussen aangekomen, waarschijnlijk vissersscheepjes. Daarmee worden de mensen overgevaren naar Kapernaüm.

BROOD DES LEVENS
Het onderwijs van de Heere Jezus is uitgelopen op de personificatie van Jezus met het Brood des Levens. De Joden hebben in hun antwoord een vergelijking gemaakt tussen het wonder van het manna en het wonder van de broden (vs. 31) Jezus neemt de termen van die vergelijking over en wijst op hun grote dwaling alsof Mozes dat manna gegeven zou hebben (vs. 32) Bovendien, en nu gaat Jezus verder en dieper, het manna was niet het ware brood. De Heere wijst uiteindelijk op Zichzelf als het Brood des Levens. Dit Brood gééft leven (vs. 51) en leeft Zélf. Met alles wat Christus geeft is het leven verbonden omdat Hij de Levensbron is (Johannes 1 : 4). Hij vervult alles met leven. De Bijbel spreekt dan ook over "levend water" (Joh. 4 : 10), het levende woord (Hebr. 4 : 12), een levende weg (Hebr. 10 : 20), een levende offerande (Rom. 12:  1), een levende hoop (1 Pet. 1 : 3) en levende stenen (1 Pet. 2 : 4, 5) Dat Jezus het leven geeft wordt, wonderlijk genoeg, zichtbaar aan het kruis. Daar waar Hij, als het Brood des Levens, Zijn leven gaf, mogen Zijn kinderen in geloof het leven ontvangen. Als, aan de voet van het kruishout op Golgotha, dat Brood in geloof aanschouwd en gegeten mag worden, is de weg van verootmoediging, schuldbelijdenis, dankzegging en aanbidding een weg van het geloof in werking.

WIL VAN GOD - VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE MENS
De spanning tussen Gods verkiezende liefde en wil en de verantwoordelijkheid van de mens komt in de verzen 37 t/m 40 van dit hoofdstuk duidelijk naar voren. Die spanning hoeft echter geen spanning te zijn die moedeloos maakt, maar één die uitzicht en verwachting geeft. In vers 36 duidt de Heere Jezus op de ongelovigheid van veel mensen. Maar door de ongelovigheid van die velen mislukt Zijn werk niet. Er zullen er komen. Degenen die komen (de uitverkorenen) komen niet door eigen kracht, maar de Vader leidt hen tot Christus, (zie ook vs. 44 en Kol. 1 : 12, 13). Maar als ze getrokken zijn, komen ze ook. Een ieder die komt, zal zalig worden. Dat is ook de opdracht: bekeert u! Dat is ook wat Paulus de stokbewaarder toevoegt: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. (Hand. 16 : 31) Wij weten de verborgen wil van God niet, maar weten wel dat Hij ons nodigt en beveelt tot Hem te komen. Dat de verkiezende en trekkende liefde van de Vader de reden is van het komen, is tot troost, maar ontslaat nooit van de verantwoordelijkheid.

Bij het ledenblad

Antwoorden

Weet je het nog?
1. Andreas.
2. Vijf gerstebroden en twee vissen.
3. Bidden op de berg.
4. Ze wilden Hem Koning maken.
5. In de synagoge in Kapernaüm.
6. Het Brood des Levens.
7 Ze vonden zijn woorden te moeilijk, onredelijk en godlasterend.
8. Zijn twaalf discipelen.
9. Wilt gijlieden ook niet weggaan?
10. Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. (En wij hebben geloofd en bekend dat Gij zijt de Christus, de Zoon van levende God.)

Om over te praten
De vraag met een sterretje (vraag 3) is wat moeilijker, dus voor oudere kinderen geschikt.

JOHANNES 6 : 11.
Ja, we mogen ook danken vóór het eten. Danken omdat het eten weer op tafel staat. Danken voor alles waarmee de Heere voor ons zorgt. Maar ook bidden om een zegen over het eten. De Heere Jezus deed dat ook. In vers 11 staat, letterlijk vertaald, dat Hij "met dankzegging het eten zegende" (kanttekeningen). Hij vroeg niet om een zegen, maar zegende het eten Zelf omdat alles op deze aarde Zijn eigendom is.
Dit is een persoonlijke vraag. Het eerste deel zal waarschijnlijk beaamd worden. Het gesprek naar aanleiding van het tweede deel zal waarschijnlijk gestuurd moeten worden door de leidinggevende, evenals bij het derde deel. Doorvragen zou hier heel fijne gesprekken kunnen opleveren, bijv: Geloof je ook dat de Heere wil en kan geven waar je om bidt? Hoe weet je dat? Weet je ook voorbeelden uit de Bijbel? Ook bij het derde deel kan er, als de gelegenheid er is en het gepast is, doorgevraagd worden over de houding ten opzichte van het gebed.
Idem als bij vraag 2b, maar nu gericht op danken.

JEZUS ALS HET BROOD DES LEVENS GESTORVEN AAN HET KRUIS
We hebben brood nodig als we honger hebben. Om het lichaam te laten doen wat we moeten doen, hebben we steeds weer eten nodig. We hebben de Heere Jezus altijd nodig, maar we weten dat niet en willen het ook niet weten. Als we door het geloof gaan zien wie de Heere Jezus is en wat Hij gedaan heeft voor Zijn kinderen, gaan we ook zien dat wij veel zonden gedaan hebben. Dan krijgen we Hem nodig! Want door het geloof in Hem ontvangen wij vergeving van zonden. Het Heilig Avondmaal is een gedenken van Zijn dood, Zijn gebroken lichaam en Zijn vergoten bloed (= het Brood des Levens). We hebben dat ook steeds weer nodig tot versterking van ons geloof.
Aan het kruishout op de heuvel Golgotha waar Hij Zijn leven gaf.

HET HEILIG AVONDMAAL
Goede Vrijdag. We noemen het GOEDE Vrijdag omdat het de dag is waarop de Heere Jezus de last van de zonde en van de toorn van God tot op het laatst toe gedragen heeft. "Het is volbracht!" riep Hij uit met een luide stem.
Daardoor kunnen Zijn kinderen het eeuwige leven verkrijgen uit genade, door het geloof in de Heere Jezus als hun Redder en Zaligmaker. Op drie of vier zondagen in het jaar wordt het Heilig Avondmaal gevierd in de gemeente. In de tweede dienst op die zondagen wordt er een nabetrachting gehouden. Als het Heilig Avondmaal gevierd wordt, worden Gods kinderen uitgenodigd om "de dood des Heeren te verkondigen totdat Hij komt". Dit gebeurt door aan de tafel des Heeren plaats te nemen en te eten van het brood en te drinken van de wijn die rondgedeeld wordt. Door het geloof mogen Gods kinderen dan zien op het gebroken lichaam van de Heere Jezus aan het kruis waar Hij voor hun zonden betaalde zo het eeuwige leven voor hen bereidde.
Het brood betekent het gebroken lichaam van de Heere Jezus. De wijn betekent het bloed van de Heere Jezus dat aan het kruishout op de aarde drupte.
Elke zondag denken we aan de opstanding van de Heere Jezus. De zondag is de eerste dag van de week, de dag waarop de Heere Jezus opstond uit het graf. Met het paasfeest wordt heel in het bijzonder herdacht dat de Heere Jezus opgestaan is.

Puzzel

1) Tekenen    (vers 1)       L
2) Andreas    (vers 8)      E
3) Waarlijk    (vers 14)     V
4) Schepen   ( vers 24)   E
5) Gegeten    (vers 26)    N
6) Geloven     (vers 30)   D
7) Opwekke   (vers 39)   B
8) Iegelijk       (vers 45)   R
9) Levende     (vers 51)    O
10) Ulieden     (vers 63)   O
11) Woorden   (vers 68)   D 


God zoekt wat verloren is

Vertelschets


LEZEN Lukas 15 : 1-3 en 8-10

KERNTEKST: Lukas 15 : 10 "Alzo zeg Ik u is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert." en Lukas 19:10 "Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was."

ZINGEN:
Ps. 31 : 5, 17
Ps. 113 : 1, 3, 4
Ps. 33 : 7
Ps. 118 : 7
Ps. 106 : 26
Ps. 149 : 1, 2, 5


Ben jij wel eens iets verloren? Iets waar je zuinig op was, wat je heel mooi vond? Misschien een ringetje? Of een mooie sleutelhanger? Toen was je wel verdrietig. Je kon vast nergens anders meer aan denken. Je miste dat ringetje of die sleutelhanger zo... En je zocht en zocht! In je rugtas, onder je bed, achter de kast... Je zocht net zolang tot je het gevonden had. Of niet soms?

Weet je dat jij zelf ook verloren bent? Weet je dat je ver weg bent van de Heere? Je was van Hem. Hij heeft je gemaakt, Hij is je Schepper! Maar de zonde is gekomen. Verkeerde, boze dingen zijn er nu in je hart. En door die zonde ga je steeds verder bij de Heere vandaan. Je denkt niet zo vaak aan Hem. En je doet liever wat je zelf wil dan dat je luistert naar Gods stem in Zijn Woord. Maar de Heere heeft er verdriet over dat je niet meer bij Hem wilt horen. Hij wil niet dat er iemand van de mensen voor altijd verloren gaat! En daarom zoekt Hij Zelf verloren zondaren op! Hij zoekt... net zolang tot Hij ze heeft gevonden!
God is in de hemel. Maar om te zoeken gaat Zijn enige Zoon, de Heere Jezus Christus, naar de aarde! De Heere Jezus is gekomen om zondige, verloren mensen te zoeken en om voor hen te lijden en te sterven. Zo kan Hij zondaren zalig maken. Jezus zegt het Zelf: "Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was!"

De Heere Jezus weet wel dat de mensen die Hem horen praten vaak niet alles begrijpen. Dat is voor ons ook wel eens moeilijk. Soms denken de mensen ook verkeerde dingen over Hem. Zo vinden de farizeeërs het heel erg dat de Heere Jezus praat met zondige mensen, bij hen in huis gaat en ook nog met ze eet! Ze denken: "Het is net of Jezus de zonde helemaal niet erg vindt!" Maar ze begrijpen niet dat de Heere Jezus speciaal voor zondaren naar de aarde kwam. Juist voor hen, voor verloren mensen, is de Heere gekomen, om hen te zoeken en zalig te maken. En om dat uit te leggen, vertelt Jezus een verhaal, een gelijkenis. Zo kunnen de farizeeërs, de discipelen en de mensen om Jezus heen het goed begrijpen en onthouden. En wij ook!
Heel stil luisteren de mensen als de Heere gaat vertellen...

Ergens in een huis, in een dorpje in Israël, is een vrouw zingend aan het werk. Met een vrolijk gezicht zit ze aan haar weefgetouw om een prachtige mantel te weven. De jas is voor haar man. Hij is nu niet thuis maar aan het werk op het land. Ze hoopt dat de nieuwe mantel vandaag nog klaar komt. Dat zal een verrassing zijn! Een poosje geleden is ze met haar man getrouwd. Wat een feest was er toen! Er kwamen zoveel vrienden, vriendinnen en familie op de bruiloft! Prachtige cadeaus kregen ze. Maar het allermooiste was toch wel de ketting! Elke dag draagt ze die prachtige, glanzende bruidsketting. Tien mooi opgepoetste munten zijn heel kunstig aan elkaar gemaakt met een koord erdoor. Zo vormen die tien munten, tien penningen, met elkaar een schitterend sieraad! En welke jurk ze ook aan heeft... ze ziet er altijd prachtig uit met deze ketting!
Ook vanmorgen heeft ze de ketting weer om gedaan. Voorzichtig voelt ze met haar hand langs het koord. Een mooi glad koord met daaraan vast de penningen. Haar vingers voelen de munten. Zachtjes telt ze: "Een, twee, drie, ... acht, negen... O!" Er is een penning weg! Eén van de tien is kwijtgeraakt! Nog eens gaat ze met haar hand over de ketting. Vergist ze zich niet? Heeft ze misschien niet goed geteld? Ze voelt een kapot, pluizig eindje van het koord... O! Het is echt waar! Ze heeft een penning verloren! Eén van de tien is weg...
Wat een schrik! Gelijk staat ze op van haar werk. De mantel voor haar man kan wel even wachten. Ze moet nu eerst de penning zoeken. Geknield op de grond voelt ze met haar hand onder het weefgetouw. Ze vindt stof, pluizen, zand, een kevertje... maar geen penning.
Het is ook wel erg donker in huis. Ramen zijn er niet. Het wordt anders overdag te warm en 's nachts te koud in huis. Er zijn alleen een paar kleine openingen. Dat is voor de rook van de oven. Maar daardoor komt zo weinig zonlicht binnen. Het meeste licht is bij de open deur. Maar met dat kleine beetje licht kan ze niet goed overal in huis zoeken! Snel pakt ze een brandende kaars. Nu kan ze wat meer zien. En ijverig zoekt ze verder... Met een bezem veegt ze onder de kast en het matje voor het bed. Ze veegt onder de tafel en de stoelen. Maar nergens is de penning te vinden.
De vrouw krijgt het warm... Haar handen worden vies en ruw van het voelen over de grond... Haar knieën doen pijn van het kruipen door het huis... En toch, ja toch zoekt ze door! Ze wil zo graag die ene penning vinden! Haar ketting is niet meer mooi als er een muntje mist. Ze is er verdrietig van. Zingen doet ze niet meer. Alleen maar zoeken, zoeken, overal. Ze houdt het kaarsje wat dichter bij de grond zodat ze alles beter kan zien. Met haar vingers voelt ze over de vloer langs de muren. Geen plekje slaat ze over.
In het huis is ook een stukje waar 's nachts de dieren leven. De woonplek van de mensen ligt een stukje hoger. Met een trapje kun je van de dieren naar de mensen gaan. Zou de vrouw ook bij de dieren zoeken? Moet ze echt met haar handen in het stro voelen? Denk je dat ze er vieze, stinkende handen voor over heeft om de penning te vinden?
Ja! Zelfs bij de dieren zoekt ze! Er is maar één ding belangrijk: ze moet de penning vinden! Alles heeft ze er voor over. Ze kan ook niet blij zijn ais die ene penning niet gevonden is. En daarom gaat ze het trapje af naar de dieren en knielt neer tussen stro en mest.
Nog dichter houdt ze het kaarsje bij de grond. Het vlammetje zorgt voor goed licht. Zo kan ze alles dat op de vloer ligt, goed zien. In de voerbak van de dieren zoekt ze. Ze kijkt achter de waterbak en in de hoekjes naast het trapje. Ze zet een waterkruik opzij om in een andere hoek te zoeken.
Ja! Daar glinstert wat in het licht van de kaars... Zou het de penning zijn? Met haar vinger veegt ze het vieze stro aan de kant. Nu ziet ze het goed: het is de penning! "O, wat ben ik blij!" roept ze. "Ik heb de penning gevonden, die ik verloren had!" Met een vrolijk gezicht springt ze op. Al haar zoeken is niet voor niets geweest! Eindelijk heeft ze de penning gevonden. De ketting zal weer mooi zijn nu die ene munt weer terug is. Nu is ze niet verdrietig meer. Nu kan ze weer zingen, zingen van blijdschap!
En met haar vuile handen, zwarte knieën en bezwete gezicht rent ze zo naar buiten! Naar de buurvrouw. "Kijk eens..." zegt ze, en ze houdt de penning omhoog in het zonlicht. Het muntje schittert in haar hand. "Kijk eens, deze penning was ik verloren, maar nu heb ik 'm weer gevonden! Fijn hè!" Dan haast ze zich naar haar vriendin die wat verderop woont. "Kom je feestvieren?" vraagt ze. "Ga mee met mij! Want ik ben zo blij! Zie je deze penning? Ik was 'm verloren, maar nu heb ik 'm weer gevonden!"

"Alzo..."zegt Jezus tegen de farizeeërs, de discipelen, de mensen om Hem heen en ook tegen ons. "Alzo is er blijdschap voor de engelen van God over één zondaar die zich bekeert." Net als bij die vrouw toen ze die ene verloren penning weer vond. De Heere wil niet dat je verloren gaat. En daarom zoekt Hij zondige mensen. Net als die vrouw in het verhaal zoekt Hij overal met het licht van Zijn Woord. Hij zoekt mensen die van zichzelf niet zoeken naar Hem. Waar je ook bent, de Heere zoekt je op. Ben je ver weg in een hoek, wil je liever niet luisteren naar Hem?
Toch komt de Heere bij je. Hij roept je tot Hem als je een bijbelverhaal op de club hoort. Ben je vuil van de zonde, doe je elke dag zoveel verkeerde dingen? De Heere ziet je wel, Hij kan je wel vinden. Hij wil je hart graag schoon wassen van al die boze en verkeerde dingen. En daarom komt Hij steeds weer zo dichtbij met Zijn Woord en Zijn boodschap van vergeving van zonden. Is dat geen wonder? Jij zoekt God niet, maar Hij zoekt jou!
Misschien houd je veel van de Heere. Dat is fijn! Toch zijn er elke dag nog zoveel verkeerde dingen. Daarom komt de Heere elke dag weer met Zijn Woord. En iedere keer als er een verloren jongen of meisje gevonden wordt, is er "blijdschap voor de engelen van God" .
Luister dan naar Zijn stem, bid tot de Heere. Weet je wat de Heere het allerliefste wil? Hij wil het liefste dat je niet verloren gaat maar voor eeuwig gelukkig zal worden. Jezus zegt het Zelf: "Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was!"

Aantekeningen bij de tekst

LUKAS
15 : 1 tollenaren en zondaren: tollenaren waren handlangers van de Romeinen. Ze stonden bekend om hun grove afpersingen en werden veracht om hun goddeloze en slechte leven. Zondaren zijn mensen die bekend stonden als slechte mensen die zich uitleefden in zonde.
15 : 2 murmureerden: mopperden
ontvangen: aannemen, met hen te maken willen hebben. Het gezamenlijke eten was een teken, een bewijs hiervan.
15 : 8 penningen, schellingen: de drachme wordt hier bedoeld. Griekse munt die in Jezus' dagen in omloop was. keren, vegen: vegen met de bezem
15 : 10 blijdschap bij de engelen: de joodse godgeleerdheid leert dit alleen wanneer een rechtvaardige in de hemel kwam.

Achtergrondinformatie

WAAROM EEN GELIJKENIS
Een gelijkenis in het Nieuwe Testament is een kort verhaal, dat de gewone dingen van het dagelijks leven weerspiegelt. Het werd verteld om op aanschouwelijke wijze een inzicht te geven in het Koninkrijk Gods. Jezus maakte vaak gebruik van gelijkenissen. Daardoor wilde Hij zaken die moeilijk te begrijpen waren, verhelderen. Meestal gaat het in een gelijkenis om een hoofdgedachte. Men moet oppassen met het overzetten van alle elementen uit een gelijkenis. Wie van een gelijkenis een allegorie maakt kan tot de meest onjuiste conclusies komen en de Schrift alles laten zeggen.

DRIE GELIJKENISSEN
In Lukas 15 staan drie overbekende gelijkenissen van het verlorene: het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. Deze drie horen bij elkaar. Het gaat bij alledrie om Gods liefde voor wat verloren is. Hij zoekt het behoud van de verloren mensheid. Deze liefde is openbaar geworden in de zending van Zijn Zoon.
De gelijkenis van de verloren penning toont Gods liefde in het rusteloos en nauwkeurig zoeken van het verlorene en in de grote blijdschap over het vinden. Opvallend is de nadruk op het zoeken door de Heere en Zijn blijdschap over het vinden. Het gaat in dit verhaal dus om Zijn werk, alle eer is aan Hem!

AANLEIDING TOT DE GELIJKENIS VAN DE VERLOREN PENNING
Jezus' liefde tot verloren mensen wordt zichtbaar in Zijn omgang met grove zondaren. Dit deed Hij met als doel hen te behouden. Bij de farizeeërs riep dit grote irritatie op. Zij hielden zich strikt aan de wetsregel dat men zich niet moest voegen bij de goddelozen. Tollenaars en andere zondaren waren grote wetsovertreders, verraders, dieven etc. Tot hun grote ergernis zagen ze dat Jezus wel met hen omging, zelfs met hen at. De Heere weet dat en gaat daarom Zijn gedrag, Zijn handelsmotief, verduidelijken door het vertellen van deze gelijkenis.

OUDHEIDKUNDIGE INFORMATIE OVER DE DORPSWONING
De dorpswoning is een heel eenvoudig gebouwtje van één verdieping en met één vertrek. Door een deur, die de hele dag openstaat, kom je in de lage, donkere, rokerige woning. Ramen zijn er niet. Ook geen schoorsteen. Er zijn alleen een paar kleine openingen waardoor de rook naar buiten en het zonlicht naar binnen kan.
Wanneer je binnenkomt, is er als eerste het lagere gedeelte dat als stal dient. Door middel van een trapje kom je in het verhoogde deel, onafgescheiden van de stal. Dit vertrek is bedoeld voor alle activiteiten. Er is een kleine stenen oven, een handmolen, potten en kruiken en ander gereedschap voor huiselijk gebruik.
's Nachts slapen hier alle mensen bij elkaar, op een eenvoudig bed, liefst met de voeten naar de oven omdat het dan koud is.

DE PENNINGEN
Over de functie van de penningen wordt door verklaarders verschillend gedacht. Sommigen zien de penningen als betaalmiddel dat toen in omloop was. De tien penningen zouden dan het hele vermogen van de vrouw voorstellen. Wanneer er een penning vermist wordt, is het begrijpelijk dat ze dan ijverig gaat zoeken. Ze is immers tien procent van haar vermogen kwijt. Andere verklaarders beschrijven de penningen als bruiloftssieraad, gegeven door de familie van de vrouw. Er wordt dan ook weer verschil gemaakt tussen een voorhoofdssiersel en een halssieraad. Het mooie van deze verklaring is dat de penning dan ook een emotionele waarde krijgt. Ze is door geen andere penning of financiële gift te vervangen. Het gaat de vrouw dan om die specifieke penning die ze moet terug vinden. Om deze laatste reden is in deze vertelling gekozen voor de verklaring van de penningen als sieraad. Een herkenbaar sieraad is dan het halssieraad.
Welke verklaring ook gekozen wordt... het is duidelijk dat in alle gevallen de penning verloren is, opgezocht moet worden en dat er blijdschap is wanneer de penning weer terug is.

BLIJDSCHAP BIJ GOD
Er staat dat er blijdschap is voor de engelen Gods, over één zondaar die zich bekeert. Het woord 'voor1  is hier een plaatsaanduiding. Voor de engelen is er blijdschap. De engelen staan voor God. Er is dus blijdschap, niet alleen bij de engelen, maar in de eerste plaats bij God, voor Wie de engelen staan.

Bij het ledenblad

Antwoorden:

Weet je het nog?
Het woord wat uit de antwoorden komt is penningen.

Om over te praten
1. Een gelijkenis is een verhaal over dingen uit ons dagelijks leven. Het vertellen van een gelijkenis is bedoeld om moeilijke maar belangrijke dingen wat duidelijker uit te leggen. Daardoor kunnen de mensen de boodschap beter begrijpen en ook makkelijker onthouden.
2. De Heere Jezus vertelt het verhaal van de verloren penning om de mensen wat te leren. De farizeeërs waren namelijk boos op de Heere. Ze ergerden zich aan Hem. Want de Heere Jezus ging praten en eten met tollenaren en zondaren! Dat vonden zij heel slechte mensen. Mensen die zoveel zonde doen... daar kun je maar beter niet mee om gaan, dachten ze. Maar de Heere Jezus denkt daar anders over!
3. Jezus wil hen met deze gelijkenis leren dat Hij juist voor zulke verloren zondaren gekomen is! "Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was!"
Hij wil de mensen om Hem heen ook leren dat de Heere God en de engelen in de hemel heel blij zijn als zo'n zondaar zich bekeert! "Alzo is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert."
4. Verloren mensen zijn mensen die God kwijt zijn. Dat komt door hun zonden. Ze zoeken uit zichzelf de Heere niet.
5. Ook nu nog zoekt de Heere naar verloren zondaren! Hij doet dat door je te roepen in de Bijbel: 'Mijn zoon, Mijn dochter... geef Mij je hart!' Ook in de bijbelverhalen hoor je Zijn stem. Daarom is het belangrijk om veel te lezen in je Bijbel, en om er met elkaar over te praten. Soms gebeuren er fijne of juist erge dingen. Dat zijn ook roepstemmen van de Heere!
Om verloren mensen te zoeken is de Heere Jezus naar de aarde gekomen. De vrouw in de gelijkenis zocht overal in het huis, ook tussen stro en mest. Zo heeft de Heere Jezus Zichzelf ook vernederd om zondaren te red-den, om verlorenen te vinden! De vrouw in het verhaal had het warm, was moe maar zocht door. Zo heeft de Heere Jezus ook alles er voor over gehad om zondaren te redden. Hij gaf zelfs Zijn eigen leven!
6. De Heere zoekt je. Hij komt dicht bij je met het licht van Zijn Woord. Dat doet Hij omdat Hij niet wil dat je verloren gaat. Hij wil het liefste dat je voor eeuwig gelukkig zal worden. Hij wil je zalig maken! Daarom vraagt Hij je om je vandaag nog te bekeren. Dan is er blijdschap bij God en de engelen in de hemel!
Misschien houd je veel van de Heere. Dat is fijn! Toch zijn er elke dag nog zoveel verkeerde dingen. Daarom komt de Heere elke dag weer heel dichtbij je met Zijn Woord. Elke dag roept Hij je weer: "Kom tot Mij!" Hij wil je zonde vergeven, steeds weer! Ook dan is er blijdschap bij God en de engelen in de hemel!

Puzzel

1. 'f heeft een streepje minder
2. 'i' heeft een stip, die ontbreekt in munt 1
3. de harp heeft geen snaren
4. het streepje boven de 'a' ontbreekt
5. de ster heeft 1 punt minder
6. in de rij links staat 1 stipje minder
7. in het kannetje links staan 2 streepjes die in munt 1 ontbreken
8. boven de T staat een stip
9. het blaadje heeft een nerf
10. de 'm' is een 'n'

Programma suggestie

MUNTENKETT1NG VAN KLEI
Nodig: boetseerklei, voor ieder kind een hand vol; voorwerpen om mee te snijden of reliëf mee aan te brengen, zoals spijkers of prikpennen. Koord of katoen om koord te maken. Voor ieder kind een stuk papier of karton om de munten op te laten drogen.
Probeer afbeeldingen mee te nemen van munten, of maak zelf een voorbeeld. Het laatste is zowieso aan te raden, omdat je dan ziet waar kinderen tegen aan kunnen lopen.

Laat de kinderen eerst munten maken: balletje ter grootte van een knikker, plat maken. Daarna kunnen ze hun munten versieren door er afbeeldingen in aan te brengen. Maak bovenin een gat, bijvoorbeeld met een spijker; niet te groot, anders breekt de munt snel. Geef ieder kind een stuk papier of karton waar de munten op kunnen drogen. Als ze in een oven gebakken worden, zijn ze sterker; maar die heeft niet iedereen tot zijn beschikking.

Een volgende keer kunnen de munten worden gelakt en aan een koord worden geregen. Je kunt bestaand koord gebruiken, maar het de kinderen ook laten maken door katoen (evt. verschillende kleuren) in elkaar te laten draaien.

VARIATIES:
•» Vinden ze een ketting niet leuk? Een armband kan ook, maak dan iets kleinere munten.
•» Je kunt de kinderen ook ieder een grote munt laten maken, die bijvoorbeeld als onderzetter dienst kan doen. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2004

Mivo -12 | 20 Pagina's

Het Brood des levens / God zoekt wat verloren is

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2004

Mivo -12 | 20 Pagina's