JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Verschillende generaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Verschillende generaties

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we in dit hoofdstuk het gaan hebben over de verschillende generaties van de vreemdelingen, denken we vooral aan de tweede en derde generatie. Over de zogenaamde "derde generatie" zijn te weinig gegevens bekend, zodat we daar niet op ingaan.

 

Generatie-conflict

Het tweede-generatie-probleem kan in één woord worden omschreven, namelijk: vervreemding. Dat wil zeggen dat je je niet herkent in een bepaalde situatie. Je weet er geen raad mee. Een andere aanduiding zou "isolement" kunnen zijn.

Wat moet je je daar nu bij voorstellen? Het leven van een persoon uit de tweede generatie staat vooral in het teken van werken. Contact met medemensen, vooral met Nederlanders, ontbreekt. Dat geldt vooral voor meisjes en vrouwen.

De vreemdeling leeft vaak in totaal verschillende milieus: thuis en op school of op het werk. Deze twee werelden zijn vaak niet met elkaar te verenigen. Hij of zij kan in geen van beide werelden alleen leven. Zowel in de ene als in de andere kan de persoon het niet vinden. Dat betekent dat er een zekere afstand moet worden genomen van beide werelden. En dat houdt in dat er grote onzekerheid ontstaat. De jongen uit de tweede generatie hoort niet bij de ene wereld, maar ook niet bij de andere wereld. Hij hoort nergens écht bij. Dat brengt grote eenzaamheid met zich mee.

Het gevolg is vaak een vlucht, een zoeken naar zekerheid en houvast. Men wil ontsnappen aan die ingewikkelde, maar vooral vijandige wereld. Dat kan allerlei vormen aannemen. Is dit misschien een reden waarom zoveel Molukse jongeren verslaafd zijn aan drugs?

 


Nezahat:

Vóór ik wegging uit Turkije, zat ik daar in de tweede klas van een soort Mavo. Ik ging hier met mijn vader naar een Mavo om me op te geven, maar ze wilden me niet, omdat ik geen Nederlands sprak. Ze hebben me toen in de zesde klas van de lagere school geplaatst. Ik was toen dertien. Het ging helemaal niet op die school, terwijl ik in Turkije altijd alles wist. Er was een hele groep Turkse kinderen op die school waar ik terecht kwam en we werden apart gehouden. Ik dacht toen, wat is dat nou voor een volk, die Nederlanders. In Turkije woonden bij ons in de buurt Amerikanen en wij vonden dat leuk, buitenlandse kinderen. We waren aardig tegen hen. Ik zag dat dat hier anders ging. De Nederlandse kinderen zeiden dat wij, omdat we Turken zijn, niets weten. De onderwijzer deed daar niets tegen; we konden het ook niet allemaal uitleggen wat we meemaakten, vanwege de taal. Toch heb ik de zesde klas afgemaakt en toen sprak ik redelijk Nederlands.


 

De overheid is geschrokken van de gewelddadige acties van Molukse jongeren. Dat heeft de overheid wakker geschud. Men is toen heel bang geworden voor soortgelijke (re)acties onder andere groepen vreemdelingen. Zover is het gelukkig niet gekomen, maar we kunnen niet zeggen dat de situatie wezenlijk verbeterd is.

In feite is het probleem van de tweede generatie een generatieconflict. De verklaring hiervoor is tamelijk eenvoudig. De oplossing jammer genoeg niet!

Met de tweede generatie worden de kinderen van de vreemdelingen die naar Nederland kwamen bedoeld. Het feit dat deze jongeren, die inmiddels ook al weer behoorlijk "oud" kunnen zijn, in twee werelden leven, heeft tot tal van problemen geleid. Kort gezegd komt het hierop neer, dat zij noch thuis, noch buitenshuis helemaal begrepen worden. Ze nemen namelijk bepaalde gewoonten over van de Nederlanders. Met deze gewoonten hebben hun ouders veelal moeite. Denk maar aan de houding ten opzichte van het gezag.

 


Ik denk dat veel van ons hier zullen blijven. Ik zelf vind dat niet erg. Ik voel me hier beter en vrijer dan in Marokko, niet iedereen let op mij. Ik kan in Marokko niets beginnen, ik ben daar alles verleerd. Toch ben ik geen Nederlandse.  Er zijn hier ook veel problemen. Wij worden uitgescholden, soms voor Turk. Ik denk: er zijn overal goede en slechte mensen. Ik hoor wel van Marokkaanse vrouwen op spreekuren dat zij de greep op hun kinderen verliezen. Die kinderen gaan stelen of drugs gebruiken. Hun vaders kunnen het allemaal niet betalen, de disco, de bioscoop, kleren. Vervolgens nemen een heleboel het niet meer. Als ze uitgescholden worden, omdat ze Marokkaan zijn, ontstaat er een vechtpartij. Hun vaders zouden zeggen: dank je wel. Eigenlijk weten wij van de tweede generatie niet waar wij bij horen. Als ik daar al te veel over denk, word ik niet goed. Eigenlijk wil ik Nederland en Marokko allebei!


 

Omgekeerd hebben Nederlanders weinig begrip voor allerlei gebruiken van de vreemdeling. Door die achtergrondverschillen moeten jongeren bepaalde drempels overwinnen en achterstanden inhalen (bijvoorbeeld taalachterstand). Dat lukt vaak niet zo best, met alle teleurstellingen vandien.

 

Ter illustratie nemen we een gedeelte over uit een Nederlands dagblad:


Buitenlandse arbeiders.

De situatie onder de jonge buitenlanders is zo mogelijk nog uitzichtlozer. In vergelijking met Molukse, Antilliaanse en Surinaamse jongeren hebben zoons en dochters van buitenlandse arbeiders een aantal extra handicaps.

Hun achtergrond, hun geloof - zeker als het gaat om mohammedaanse Turkse en Marokkaanse jongeren - hun zeden en gewoonten, hun manier van denken en redeneren, hun heftige politieke tegenstellingen, kortweg hun cultuur is volstrekt verschillend van de Nederlandse. Het overgrote deel van deze buitenlandse jongeren is in het kader van de gezinshereniging pas de afgelopen tien jaar gekomen. De regering verwacht dat de komende jaren nog twintig- tot dertigduizend gezinsleden van hier verblijvende arbeiders uit Marokko en Turkije zich in Nederland zullen vestigen (minderhedennota 1981).

Het eerste verschil met de eerder besproken categorieën is dat buitenlandse jongeren gemiddeld vijf tot tien jaar van hun vader gescheiden zijn geweest. Die vader kwam dan wel iedere zomer enige weken thuis, maar de kinderen groeiden toch op zonder het traditionele vaderlijke gezag. Bovendien waren zij in eigen land in de bevoorrechte positie over meer (door vader opgestuurd) geld te beschikken dan vriendjes van wie de vader niet naar West-Europa was getrokken.

Die twee factoren zorgen ervoor dat met name zoons, als zij uiteindelijk in Nederland in gezinsverband herenigd worden, zich moeilijk schikken onder het vaderlijk gezag. Ten eerste zijn ze dat niet meer gewend, maar bovendien heeft de vader de neiging de kinderen nog extra kort te houden om zijn gezag te bewijzen, maar ook om te voorkomen dat de kinderen worden aangetast door de "verdorven" westelijke cultuur en misschien in opstand komen, zoals hij in andere herenigde gezinnen heeft gezien. Die harde discipline werkt meestal averechts.

Het gezag van de vader krijgt in de ogen van de kinderen nog een extra knauw, omdat plotseling blijkt dat pa niet die status heeft ten opzichte van niet-geëmigreerde vaders, maar in Nederland niet meer is dan een ongeschoolde arbeider, die weinig in te brengen heeft.

Een levensecht voorbeeld kan misschien het best illustreren hoe zaken binnen een herenigd buitenlands gezin kunnen gaan: Het is 1977: na  jaren wachten en zoeken heeft Joessoef een woning gevonden. Hij heeft zich er flink voor in de schulden gestoken; in een Utrechtse volksbuurt kocht hij voor 60.000 gulden een pandje dat z'n beste tijd heeft gehad. Hij gaat zijn gezin halen. Toen hij zeven jaar geleden zijn geboortestad verliet was zijn oudste zoon zeven jaar, zijn dochtertjes twee en drie jaar.

Zijn zoon Ali, intussen 14 jaar, is wel naar school geweest in Marokko, maar heeft veel verzuimd. Zijn zusjes zijn helemaal niet naar school geweest. In Nederland zijn ze allemaal leerplichtig. Ali komt in een Internationale Schakelklas (ISK) terecht met allemaal andere buitenlandse kinderen. Hij leert er ondermeer Nederlands, opdat hij binnen twee jaar voortgezet onderwijs kan volgen. Het gaat heel moeizaam. Hij trekt uitsluitend op met andere Marokkaanse jongens. Na twee jaar gaat hij naar de LTS om automonteur te worden. Zijn vader drukt hem op het hart flink zijn best te doen, want hij moet zo vlug mogelijk zijn diploma halen en geld gaan verdienen. Immers, het huis kost veel geld en er moet nog geld naar opa en oma in Marokko. 

Ali kan het op geen enkele manier bijbenen, maar moet van thuis toch doorzetten. Terwijl zijn vader denkt dat hij naar school gaat, zwerft Ali met vriendjes door de stad. Sommigen werken, maar de meesten niet. Toch hebben ze voldoende geld. Ali niet. Joessoef ontdekt dat zijn zoon spijbelt en geeft hem een ontzettende afstraffing. Ali komt in verzet en er gaat bijna geen dag voorbij of er zijn enorme scènes thuis. 

Joessoef, die bang is dat zijn zoon zal weglopen, zoals bij sommige andere Marokkaanse families in de buurt, stemt ermee in dat Ali dan maar van school gaat, maar hij moet wel meteen werk zoeken. Via een vriend krijgt hij een baantje in de spoelkamer van een laboratorium. Hij verdient er 150 gulden schoon in de week. Alles wat hij verdient, op tien gulden na, moet hij thuis afdragen. Hij eist meer zakgeld, maar zijn vader wordt vreselijk kwaad. Er vallen klappen. Ali mijdt het ouderlijk huis zo veel mogelijk. 

Het verhaal eindigt met de mededeling dat Ali het ouderlijk huis verlaat en in een kraakpand zijn onderdak zoekt.


Ik was elf toen mijn vader naar Nederland ging, waar hij in een fabriek ging werken. Mijn moeder, broertje, zusje en ik bleven achter. Mijn vader zei dat wij later zouden volgen. Na tien maanden kwam mijn vader met vakantie en toen hebben ze ineens de paspoorten van mijn moeder, broertje en zusje klaargemaakt. Ze wisten niet wat ze met mij moesten doen: in Nederland naar school, waar ik de taal niet kende, of blijven, bij familie of op kostschool. Toen zijn ze zonder mij gegaan, ik bleef achter bij een tante. Dat was toch zo'n grote klap voor mij: eerst mijn vader weg en toen ook nog de rest van het gezin. Ik voelde me zo alleen en bang. Toen is mijn vader tussendoor gekomen, hij wilde kijken hoe het met mij op school ging. Ik was achter geraakt, want ik liep steeds maar te denken aan mijn vader en moeder. Toen heeft mijn vader me toch naar Nederland gehaald. Ik was toch ook erg verdrietig weg te moeten van mijn geboorteland, van mijn school en vrienden. Maar mijn vader zei: 'Het is maar tijdelijk, over twee, driejaar komen we weer terug'.


Rafik wil naar Frankrijk

Met een brede grijns biedt hij wandelende toeristen een paar bloemetjes aan, die hij even daarvóór uit een plantsoen heeft geplukt. Rafik is 13 jaar en woont in Sousse, een bekende toeristenplaats in Tunesië. Hij zwerft de hele dag door de stad en bedenkt allerlei manieren om aan geld te komen. Af en toe leidt hij toeristen rond in de Medina, de oude schilderachtige binnenstad van Sousse met zijn drukke winkeltjes en marktjes. Zonder blikken of blozen vraagt hij voor zijn rondleiding een dinar, ongeveer vijf gulden. De meeste mensen trappen daar niet in en geven hem een paar kwartjes. Maar soms krijgt hij zijn dinar wel en dan is hij weer voor een dag 'binnen'.

Tegen de avond is hij bij de drukke taxistandplaats te vinden, waar altijd rijen toeristen staan te wachten. Wil je vlug een taxi, dan geef je Rafik een paar muntjes, en hij houdt er zo een voor je aan.

Eigenlijk hoort Rafik op school te zitten, want het onderwijs is in Tunesië gratis. Met een onverschillig gebaar vertelt hij in gebrekkig Frans dat hij er gewoon geen zin in heeft om te leren schrijven en om andere dingen te leren. Als hij wat ouder is wil hij gaan werken in Frankrijk, waar zijn vader een half jaar geleden ook naartoe is gegaan. In Sousse was er geen werk voor hem en daarom probeert hij zijn geluk ergens anders.

Rafik's vader werkt nu in Parijs en stuurt nu regelmatig geld op naar huis. Over een poosje wil hij zijn gezin - zijn vrouw, Rafik en zijn 14 jarige zoon Youssef - laten overkomen. Want hij wil zijn zoons een beter bestaan geven dan hij tot nu toe zelf heeft gehad. Waarschijnlijk zullen Rafik en Youssef over een paar jaar in Frankrijk alleen maar ongeschoolde arbeid kunnen verrichten, want ze hebben allebei maar een paar jaar lagere school gehad. Maar ongeschoolde arbeid is ook arbeid. En banen zijn in Frankrijk nog steeds gemakkelijker te vinden dan in Tunesië.


 

Ontheemd in eigen land

Over de moeilijkheden die kinderen van vreemdelingen ondervinden wanneer zij terugkeren, is minder bekend. Toch moeten we ook hieraan enige aandacht schenken.

De kern van het probleem is dat de jongeren, wanneer zij terugkeren naar hun vaderland, tot de ontdekking komen dat zij vervreemd zijn van hun eigen land. Dit vormt dan ook een hindernis om terug te gaan.

In dit geval hebben we informatie over twee groepen, namelijk de Surinamers en de gastarbeiders. Van de Surinamers is bekend dat ze vaak begroet worden met de vraag: "Ben je gekomen om te blijven?" Met andere woorden: anders kun je beter weer vertrekken. Allerminst een gastvrij en hartelijk onthaal. Op zich is deze ongastvrijheid wel te begrijpen omdat de "vertrekkers" gezien werden als "landverraders". Toen het land hen het hardste nodig had, rond de onafhankelijkheid, hebben velen het land verlaten. Daarbij speelt ook de gedachte dat de "blijvers" bang zijn dat het terugkomen alleen maar bedoeld is om snel rijk te worden. Alles bij elkaar ontstaat dan het gevoel bij de teruggekeerden "gast te zijn in eigen land".

Kinderen van gastarbeiders blijken soortgelijke ervaringen te hebben. Ze kunnen moeilijk wennen aan de strengere regels op school, of de grotere nadruk op gezag. Bovendien beheersen zij de taal niet zo goed.

Er wordt meer op hen gelet. De familie speelt een grotere rol, zelfs in regelende zin. Ook hier geldt dat niet alles negatief is. Er zijn namelijk ook voorbeelden dat het uiteindelijk wel goed ging en dat men zich er meer en beter thuisvoelde dan in Nederland.

M. Sinke

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1986

Mivo +16 | 52 Pagina's

3. Verschillende generaties

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1986

Mivo +16 | 52 Pagina's