JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Informatief: de trek naar de stad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Informatief: de trek naar de stad

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verstedelijking

Eén van de meest in het oog springende problemen in derde wereldlanden is het verschijnsel dat de mensen massaal van het platteland naar de stad trekken. Dat verschijnsel van verstedelijking of urbanisatie heeft zich in de rijke industrielanden al veel eerder voorgedaan. In Nederland begon de trek naar de stad rond 1900 goed op gang te komen. Men verwacht dat rond het jaar 2000 55% van de wereldbevolking in stedelijke gebieden zal wonen. Rond 1900 woonde 90% van de wereldbevolking nog op het platteland!

Duwen en trekken

Waarom trekken mensen naar de stad? Er worden twee soorten oorzaken onderscheiden, duw- en trekfactoren:

Duwfactoren:

Hiermee worden bedoeld de oorzaken die op het platteland mensen naar de stad "duwen". Denk bijvoorbeeld aan een boer die vijf zonen heeft. Eén van die zonen erft de boerderij, de andere vier zullen op een andere manier in het dorp of elders een bestaan moeten opbouwen. De overbevolking op het platteland - een algemeen verschijnsel in derde wereld landen - duwt of drijft mensen dus naar de stad.

Trekfactoren:

Aan de andere kant trekt de stad ook. Op het platteland zul je nooit veel verder komen dan een bestaan als boer of kleine handwerksman. In de stad daarentegen heb je kans om verder te komen, misschien wel rijk te worden. In de stad zijn immers veel meer banen: in de industrie, de handel, de dienstensector, enzovoorts. Dat in de praktijk maar zeer weinigen die van het platteland afkomen, in de stad vooruit komen, houdt de mensen niet tegen. De steden houden een zeer grote aantrekkingskracht. Dat geldt voor alle derde wereldlanden, maar met name ook voor de landen in Zuid-Amerika.

Werkloosheid

Zoals gezegd heeft in ons land en in de andere rijke landen ook een grote trek naar de stad plaatsgevonden. Er is echter een groot verschil met de verstedelijking in de derde wereld. In ons land waren er echte trekfactoren: de belangrijkste was wel de ontwikkeling van de industrie en de handel. Beide groeiden enorm en hadden dus werknemers nodig. Verreweg de meeste plattelanders konden zo aan de slag in de stad. Dat is geheel anders in derde wereld landen. Er zijn bijna geen banen meer en de trek naar de stad gaat bovendien nog veel massaler als destijds bij ons. Onder de nieuwaangekomenen heerst dus grote werkloosheid en er is maar weinig kans dat zij na verloop van tijd werk vinden.

Krottenwijken

Niet alleen werkloosheid treft de nieuwaangekomenen. Ook zijn er voor hen geen huizen beschikbaar. Men vestigt zich dan maar in één van de krottenwijken van de stad. Er wordt met hout en karton, plastic en golfplaat een primitief bouwsel neergezet waar een heel gezin dan in moet leven. Er is geen waterleiding, geen riool, geen elektriciteit: kortom de leefomstandigheden zijn erbarmelijk. Alle grote steden in Zuid-Amerika kennen dergelijke krottenwijken, ook wel favella's of barriades genoemd. Men moet iedere dag maar weer aan eten zien te komen. Mannen verlaten vaak hun gezinnen en vrouwen blijven met een aantal kinderen alleen achter. De criminaliteit is er groot. De politie komt nooit in zo'n wijk. Bendeleiders handhaven met harde hand de orde in de favella. Voor de bewoners van de wijk is er weinig of geen uitzicht op een verbetering van de situatie.

Ecuador

De twee grootste steden van Ecuador, Quito en Guayaquil, hebben beiden grote krottenwijken. Arme landarbeiders trokken in de afgelopen jaren massaal naar de stad, aangetrokken door de "rijkdom" die daar te halen was. Op dit moment werkt nog maar 40% van de Ecuadorianen in de landbouw. Dat was in 1950 nog 70%. Er is voor al die nieuwe stadsbewoners geen werk. Ze moeten maar zien hoe ze aan geld komen: bijvoorbeeld door te werken als schoenpoetser of als straatverkoper. Vrouwen en meisjes werken vaak als dienstmeisje bij rijke families. De barriades van Guayaquil staan bekend als de meest ongezonde en trieste krottenwijken van heel Zuid- Amerika. De nood is er zeer groot.


Een Invasión

De heer G. Nieuwenhuis van de Zending van de Gereformeerde Gemeenten, bezocht enige malen Zuid-Amerika. Eén van de meest indrukwekkende ervaringen daar, zo vertelde hij, was toen hij getuige was van een zogenaamde Invasión:
"In 1986 verbleef ik enige dagen bij de familie Jonkers in de Peruaanse hoofdstad Lima. Op een morgen reden we langs een terrein waar onafzienbare rijen kleine bouwsels stonden. De dag daarvoor was dit volgens mijn gastheer nog een braakliggend terrein. Het terrein was bouwrijp gemaakt om kantoren en flats neer te zetten. Die nacht waren duizenden mensen naar het terrein gekomen en hadden daar in één nacht een hele nieuwe krottenwijk opgebouwd. Dit verschijnsel wordt een Invasión genoemd. De mensen wonen daar dan enige tijd, zonder riolering, zonder waterleiding. Er is eigenlijk niets dan alleen een vlak stuk land met daarop een mengeling van tentachtige krotten. Dit duurt tot het moment dat er daadwerkelijk gebouwd gaat worden. Dan komen de bulldozers en moeten de mensen vertrekken en elders maar weer zien dat ze iets bouwen. Ik vond het heel aangrijpend om deze mensen zo te zien ploeteren om zo dan toch maar in de stad te kunnen wonen".


Patricio is schoenpoetser

Zoals in bijna alle ontwikkelingslanden vind je in de steden van Ecuador werkende kinderen. Kleine jongens en meisjes die geld proberen te verdienen met schoenen poetsen, kauwgom en snoep te verkopen of kranten aan de man te brengen. In de hoofdstad Quito (1,1 miljoen inwoners) werken zo honderden kinderen op straat. Één van hen is Patricio. Hij poetst schoenen op één van de pleinen van de stad. Hij is destijds met zijn ouders mee naar de stad getrokken. Zijn vader kon echter geen werk vinden en al vroeg moest Patricio mee helpen de kost te verdienen. Niet lang daarna verdween zijn vader en zijn moeder overleed spoedig daarna. Meestal sliep Patricio sindsdien ergens in een portiek en heel soms bij zijn oudere broer die ergens een klein kamertje had. Op een keer werd hij toen hij in ergens lag te slapen door iemand aangesproken die zei dat hij naar een opvanghuis moest gaan. Quito kent twee van dergelijke opvanghuizen, namelijk Mi Caleta en El Sotano. Nadat hij 's morgens gewerkt heeft, gaat Patricio tegenwoordig 's middags naar Mi Caleta. Daar bergen hij en de andere schoenpoetsers hun spullen op, maken hun vieze kleren schoon en krijgen dan eten. Vervolgens doen ze met elkaar de afwas en voetballen wat met elkaar. Daarna kunnen ze lessen volgen om een beroep te leren. Patricio wil graag timmerman worden. Het geld dat hij met schoenpoetsen verdient, probeert hij te sparen om straks gereedschap van te kopen. De situatie van Patricio en de andere straatkinderen van Quito steekt gunstig af tegen die van de straatkinderen elders in Zuid-Amerika. In de meeste steden is er geen mogelijkheid om nog uit dat zwervend bestaan te komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +12 | 72 Pagina's

Informatief: de trek naar de stad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Mivo +12 | 72 Pagina's