Het verbond met Abraham
In het paradijs heeft God een verbond gemaakt met Adam. De Heere wil vrijwillig gediend worden, daarom staat er in de hof van Eden de boom der kennis des goeds en des kwaads. Als Adam daar niet van eet, dan krijgt hij het eeuwige leven. Door gehoorzaamheid kan hij de zaligheid verdienen. Maar Adam verbreekt dit werkverbond. Nu hebben hij en alle mensen de dood als straf verdiend. Toch wil God niet dat alle mensen verloren gaan. Hij gaat over een ander verbond spreken dat Hij al in de eeuwigheid gemaakt heeft met Zijn Zoon. De vriendschap die de mens gesloten heeft met de duivel zal verbroken worden en God zal vijandschap zetten tussen de mens en de zonden. Lange tijd lijkt het of God Zijn verbond vergeet. Er is broederhaat tussen Kaïn en Abel. De mensen worden steeds goddelozer zodat God de zondvloed als straf geeft. Maar ook daarna zijn er weinig die de Heere dienen. Dan gaat God een afgodendienaar - Abram - roepen uit Ur der Chaldeeën. Hij moet naar het land Kanaän gaan. De Heere belooft Zijn genade en zegen in dit vreemde land. Abram gehoorzaamt de Heere en gaat de onbekende toekomst tegemoet. In Kanaän wordt hij een machtig herdersvorst. Abram en Saraï worden al oud en ze hebben nog steeds geen kinderen, dus geen erfgenamen die hun bezit en vooral de belofte van het land Kanaän kunnen krijgen. Toch belooft de Heere door alle onmogelijkheden heen dat er een zoon zal komen en dat er een groot volk uit hen zal voortkomen. De Heere laat zien dat Hij Zich voor eeuwig verbinden wil aan Abram en zijn zaad, want Abram moet een verbondsoffer klaarmaken. Enkele dieren moeten geslacht worden en de stukken moeten tegenover elkaar gelegd worden. Dan wacht Abram wat de Heere verder doet, want hij weet dat volgens gewoonte de twee partijen die het verbond maken tussen de stukken door moeten gaan. Zoals de stukken bij elkaar horen zo horen de partijen door dit verbond bij elkaar. Als het nacht geworden is, ziet Abram tot zijn schrik een rokende vuurgloed tussen de stukken doorgaan. Het is het teken dat de Heere het verbond sluit. Hij alleen gaat tussen de dieren door, want het is een eenzijdig verbond, een genadeverbond. Alle beloften die Abram ontvangt, zijn door genade om de verdienste van Christus' wil. God belooft een zoon, Hij belooft een groot volk dat zal mogen wonen in een prachtig land, maar Hij belooft vooral Zijn zegen. Hij zal hen tot een God zijn. En dat alles uit genade. Abram gelooft de Heere met een vast vertrouwen. Toch wankelt en struikelt hij, maar dan gaat de Heere zijn geloof versterken. Hij herhaalt nog eens Zijn beloften en geeft Abram en Saraï daarom zelfs nieuwe namen. Die namen vertellen dat menigten van volken uit hen voort zullen komen. Dat zaad van Abraham en Sara zal de Heere, Die hen zoveel wil geven, moeten dienen. Als teken zal dit volk de besnijdenis ontvangen. Zo zal de belofte doorgaan van kind tot kind. Izak, en later Jakob en zijn zonen, ontvangen dit teken, deze bevestiging van de beloften. 't Is dan inmiddels een grote familie geworden die uitgroeit tot een groot volk. Uit het diensthuis van Egypte roept de Heere hen terug naar Kanaän, het beloofde land. Want voor dit volk wil Hij zorgen en hen zegenen. Dat laat de Heere door de eeuwen heen duidelijk zien. Het volk van Israël is vaak ongehoorzaam. Ze worden onverschillig of zelfs afgodendienaars. De Heere blijft trouw maar zij verbreken het verbond dat Hij sloot met hun vader Abraham. Door de profeten laat God verkondigen dat er een Ander gehoorzaam zal zijn. De Heere Jezus zal komen om al die zegeningen te verdienen voor Zijn volk en hen te bevrijden van de duivel, de zonde en de dood. Maar als Jezus komt, geloven velen in Israël niet in Hem. Zij zijn er trots op dat ze het zaad van Abraham, het volk van de beloften zijn. En hebben er geen erg in dat zij Jezus' middelaarswerk nodig hebben voor hun hart. Op Golgotha hebben ze de Zoon van God gekruisigd. Die Zoon Die Zijn leven gaf als een offer, waar het bloed van de besnijdenis al van sprak. Dan vallen de grenzen weg tussen Jood en heiden. Ook zij mogen onder de bediening van het genadeverbond komen. Overal mag de boodschap van zaligheid gepredikt worden. De beloften van bekering, vergeving van zonden en eeuwig leven in het hemels Kanaän moet steeds bevestigd worden met het teken van de heilige doop. Zo richt God Zijn verbond op met Zijn gemeente overal op deze aarde.
Van ons wordt wel geloof in Jezus geëist, dat de Heere Zelf door Zijn Geest wil werken. Alleen door dat geloof kunnen we God gehoorzaam zijn en Hem dienen. Op verbondsontrouw staat de straf van de dood. God roept ons tot het doen van een keuze. Kies dan heden wie je dienen zult! 't Is óf de duivel die je meesleept naar de eeuwige ondergang óf de God van het genadeverbond die je het eeuwige leven wil geven.
Toen jij nog een baby was, begon God al in jouw leven te roepen. Je bent gedoopt! Jouw naam werd verbonden met Gods naam. Wat een wonder en wat een verantwoordelijkheid. Zo jij Zijn stem dan heden hoort, geloof Zijn heil en troostrijk Woord. Verhard je niet, maar laat je leiden. Doe je mond wijd open, zegt de Verbondsgod en Ik zal hem vervullen (Ps. 81: 11).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1990
Mivo +12 | 24 Pagina's