JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

David vlucht voor Absalom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David vlucht voor Absalom

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelling


Lezen: 2 Samuël 16 : 5 14

Zingen:
Psalm 3 : 2, 3, 4
Psalm 23 : 2
Psalm 25 : 1
Psalm 27 : 1
Psalm 51 : 1, 3, 8
Psalm 141 : 1, 2, 3
Psalm 142 : 1, 2, 3, 4, 5

Kerntekst: Psalm 3 : 4 "Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft."


Hijgend rent een man de stad Jeruzalem binnen. Hij holt regelrecht naar het paleis van de koning. "Waar is koning David", zegt hij zenuwachtig tegen de wachters, "ik moet hem direct spreken. Het is heel dringend." De wachters laten hem door.
"Koning", zegt de man, als hij voor de troon staat, "uw zoon, prins Absalom, heeft zichzelf tot koning uit laten roepen in Hebron. Heel veel mensen stonden te juichen. Ze volgen Absalom na. Ze willen graag dat hij koning wordt."
Onmiddellijk roept David al zijn knechten bij elkaar. "Maak je klaar om te vluchten", zegt hij, "Absalom heeft zichzelf tot koning uitgeroepen. Als hij naar Jeruzalem komt, zal hij ons zeker doden en er zal oorlog komen in de stad."
"Koning, wij zullen alles doen wat u wilt. Wij blijven bij u en wij steunen u," zeggen zijn knechten.

Gaat David nu vluchten voor zijn eigen zoon? Is dat nu die dappere koning die als herdersjongen een leeuw en een beer heeft gedood? Is dat nu die David die de spottende en vloekende reus Goliath versloeg met een slinger en een steen? David weet wel waarom hij nu moet vluchten. Dit overkomt hem vanwege zijn eigen zonden. Jaren geleden heeft David Bathseba tot vrouw genomen. Dat mocht niet, want Bathseba was al getrouwd. Ze was de vrouw van Uria. David pleegde overspel en hij liet Uria op een sluwe manier vermoorden.
Daarna is de profeet Nathan bij hem gekomen en David heeft zijn schuld beleden. Nog hoort David de straf van God uit Nathans mond klinken: "Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, de Hethiet genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij."
En nu merkt David dat die woorden echt waar zijn. Absalom zal hem met het zwaard doden als hij nu niet vlucht. Vechten tegen Absalom? Nee, dat kan hij niet, dat wil hij niet. Hij wil ook niet dat Jeruzalem in een oorlog terecht komt. Wat hem nu overkomt, is immers de rechtvaardige straf van God? David wil buigen voor die God. David heeft deze straf verdiend en daarom vecht hij niet, maar hij vlucht. Hij vlucht voor een jongen die Absalom heet. Zijn naam betekent: 'De vrede van zijn vader'...

Daar gaan ze. Het is een lange stoet, die Jeruzalem verlaat.
David gaat te voet en zijn vrouwen, kinderen en knechten volgen hem.
Zijn lijfwacht laat hem niet in de steek en er gaan ook nog zeshonderd Filistijnse mannen mee, met hun aanvoerder Ithaï. Ze komen uit de stad Gath. "Gaan jullie maar terug", zegt David, "jullie zijn niet eens van mijn eigen volk, jullie kunnen beter naar Gath gaan, daar zijn jullie veilig."
"Nee koning", zegt Ithaï, "zo waarachtig als de Heere leeft, wij gaan met u mee, ook al zouden we voor u moeten sterven."
Dan geeft David toe. Wat een trouw en vriendschap van een Filistijn, die niet eens tot Davids volk behoort, tegenover zoveel ontrouw en vijandschap van Davids eigen zoon.
David huilt en de andere mensen met hem. Wat zijn de gevolgen van de zonde verschrikkelijk. David weet het wel, hij heeft het zelf gezegd: "Want ik ken mijn overtredingen en mijn zonde is steeds voor mij." (Psalm 51 : 5)
Al die verdrietige mensen trekken over de beek Kidron. Langs de kant van weg staan mensen. Zij huilen ook. Zij vinden het heel erg dat David moet vluchten. Zij hebben niet voor Absalom gekozen, zij blijven David trouw.
De priesters Zadok en Abjathar en de Levieten gaan ook de stad Jeruzalem uit. Ze dragen de ark met zich mee. Ze willen met David meegaan, 't Is net alsof ze met die ark willen zeggen: "Kijk eens, God Zelf zal in ons midden zijn."
Maar als David de priesters ziet, zegt hij: "Gaan jullie maar weer terug in de stad. Als de Heere het wil, zal ik de ark weer terug zien, maar als het anders loopt; Zijn wil geschiede. Houden jullie maar goed in de gaten hoe alles verloopt. En als er iets gebeurt wat ik moet weten, laat dan jullie zonen Ahiméaz en Jonathan naar mij toe komen vanuit de stad om de boodschap door te geven." Dan gaat David weer verder, de Olijfberg op. Je kunt zien dat hij verdrietig is, want hij heeft een doek om zijn hoofd gewonden en hij loopt op blote voeten. De andere mensen, die met hem vluchten, hebben dat ook gedaan. Het is een teken van rouw en verdriet.

"Koning, Achitófel is ook overgelopen naar Absalom", zegt één van Davids knechten. David schrikt. Achitófel is zijn belangrijkste raadsman. Hij heeft David al heel vaak goede raad gegeven. En nu zal Absalom voortaan die goede raad krijgen. "O, Heere! maak toch Achitófels raad tot zotheid. Wilt u zorgen dat Absalom zijn raad niet opvolgt," bidt David.
Als David bovenop de Olijfberg komt, ziet hij Husaï, ook een vriend en raadsman van hem. Husaï heeft zijn kleren gescheurd en hij heeft aarde op zijn hoofd gelegd. Ook hij is heel verdrietig nu David moet vluchten.
"Husaï," zegt David, "als je met ons meegaat, zul je ons alleen tot last zijn, maar als je teruggaat naar Jeruzalem, kun je me heel goed helpen. Ga maar naar Absalom en zeg maar dat je net als Achitófel aan zijn kant staat. Probeer Absaloms vertrouwen te winnen. Als je van hem iets belangrijks hoort, kun je het aan Zadok en Abjathar vertellen. Hun zonen zijn snelle lopers. Zij kunnen het dan weer aan mij komen vertellen."

David weet niet hoelang hij nog te leven heeft. Als Absalom met zijn leger Jeruzalem ingenomen zal hebben, zal hij misschien zijn vader achternajagen en hem doden. Is David niet vreselijk bang? Nee, David is niet bang. Hij vertrouwt op de Heere. Tijdens deze vlucht maakt hij Psalm 3: O, HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd!; velen staan tegen mij op. Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God (...) Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
Hoor je dat? David is niet bang, want God is zijn Schild. Ook al zijn er veel mensen die David niet meer als koning willen. Ook als zijn er mensen die zeggen: "David vlucht! Zie je wel, de Heere zorgt niet meer voor David." Toch weet David dat de Hegre wèl voor hem zorgt. Zelfs 's nachts ligt David niet wakker. Hij heeft geen bange dromen, want hij zegt: "Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten. Het heil is des Heeren."
David weet, dat God hem straft voor zijn zonden, maar hij weet ook dat God hem al zijn zonden vergeven heeft. Daarom kan hij rustig slapen. De redding komt bij God vandaan.

David is nog maar een klein stukje verder op de Olijfberg als hem een man tegemoet komt. David kent hem wel. Het is Ziba, de knecht van Mefiboseth. Mefiboseth is de kreupele zoon van Jonathan. David was heel goed voor Mefiboseth geweest. Hij had hem al de bezittingen van zijn vader Jonathan en zijn grootvader Saul na hun dood teruggegeven. Ziba werd zijn belangrijkste knecht.
Kijk eens wat Ziba allemaal bij zich heeft: zwaar beladen ezels. Ze hebben tweehonderd broden bij zich, heel veel vruchten en rozijnen en een leren zak met wijn.
"Wat ga je daar allemaal mee doen Ziba?" vraagt David. "Koning," zegt Ziba, "de ezels zijn voor u. U kunt op de ezels rijden, dan wordt u niet zo moe. En al het voedsel en de wijn is voor uw knechten en alle mensen die bij u zijn, zodat de vermoeiden weer kracht krijgen." "Waar is Mefiboseth eigenlijk?" vraagt David. "O, die wilde graag in Jeruzalem blijven," zegt Ziba, "Mefiboseth heeft tegen mij gezegd dat hij vandaag koning zal worden in Jeruzalem, in uw plaats."
David buigt zijn hoofd. Niet alleen Absalom wil de troon innemen, Mefiboseth wil dat ook. Wat straft de Heere David zwaar.
"Ziba", zegt David, "jij kunt er niets aan doen dat Mefiboseth mij ontrouw is geworden en dat hij dit verraad pleegt. Ik geef jou al de bezittingen van Mefiboseth, omdat jij mij wel trouw bent gebleven."
Tevreden gaat Ziba terug naar Jeruzalem. Hij lacht van geluk, hij is rijk. Al Mefiboseths bezittingen zijn van hem! En niemand weet dat Ziba verschrikkelijk heeft gelogen tegen David. Niemand weet dat Mefiboseth in Jeruzalem is gebleven omdat hij door zijn kreupelheid niet goed kan lopen. Niemand weet dat Ziba degene is die David ontrouw is geworden... Niemand...?

Als David en zijn mensen bij het plaatsje Bahûrim zijn gekomen, komt er een man op hen aflopen. Hij kijkt niet vriendelijk. Nee, dit is geen vriend, zoals Husaï. Het is Simeï, een man uit de stam van Benjamin, uit het geslacht van Saul.
Daar suist opeens een steen langs het hoofd van koning David en nog één! Simeï gooit stenen naar David, terwijl hij woedend schreeuwt en vloekt. Luister eens wat hij roept! "Ga weg, ga weg! U bent een man des bloeds, een moordenaar! De Heere straft u, omdat u koning bent geworden in de plaats van Saul. En nu neemt Absalom uw troon in, omdat u een moordenaar, een Belialsman, een duivelskind bent."
Als Abisaï, de broer van generaal Joab, Simeï de koning zo hoort beledigen, wordt hij woedend. "Zal ik deze vloeker Simeï, deze dode hond, neerslaan koning? Zal ik hem doden? Want ik laat niet toe dat iemand de koning zo beledigt." Maar David schudt zijn hoofd. "Nee, Abisaï," zegt hij, "laat hem maar schelden, laat hem maar vloeken, want de Heere straft mij hiermee." David buigt zijn hoofd. "Simeï heeft nog gelijk ook," denkt hij, "ik bèn een moordenaar, ik heb Uria immers laten doden!"
Tegen Abisaï zegt hij: "Misschien zal de HEERE mijn ellenden aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek te deze dage."
Wat lijkt David hier op de Heere Jezus. Zoals David het hoofd buigt voor het gevloek en gespot van Simeï, zo stond de Heere Jezus in de rechtszaal van Kajafas, terwijl hij bespot en geslagen werd. Zoals David in stilte lijdt en zwijgt, zo deed ook de Heere Jezus zijn mond niet open, terwijl hij leed. Als een lam dat ter slachting werd geleid.
David wist: Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. Daarmee sprak hij zijn vertrouwen uit op de Heere. De Heere Jezus vertrouwde ook volkomen op Zijn Vader. "Vader, in Uw handen beveel ik Mijn Geest," zei Hij, voor Hij stierf aan het kruis. Toch is er ook een verschil: David weet dat God hem rechtvaardig straft voor zijn zonden. Die straf draagt hij geduldig. Maar de Heere Jezus, was onschuldig, Hij werd gestraft voor de zonden van anderen. Hij werd gestraft voor de zonden van zondaren die hun eigen straf niet kunnen dragen, maar die de Heere Jezus als Verlosser nodig hebben. Die straf droeg de Heere Jezus ook geduldig.
Heeft de Heere Jezus jouw straf gedragen? Heeft hij jouw schuld betaald? Begrijp jij die woorden van David: Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. Heeft de Heilige Geest dat vaste vertrouwen op God in jouw hart gewerkt?

David wordt zwaar gestraft door de Heere. Toch laat God David niet in de steek. De Heere zorgt ervoor dat Absalom niet naar Achitófels raad luistert, maar naar HusaTs raad. Vanaf dat moment gaat alles fout voor Absalom. Er wordt een oorlog uitgevochten tussen het leger van Absalom en het leger van koning David. Het leger van David wint die oorlog en Absalom wordt in die strijd gedood door Davids generaal Joab. Dan keert David terug naar Jeruzalem. Hij mag weer de koning van Israël zijn. Davids vertrouwen wordt niet beschaamd. De Heere is een Schild voor hem, de Heere hèft zijn hoofd op.
Zie je dat de Heere gebeden hoort èn verhoort? Als je in de Heere gelooft en op Hem vertrouwt, zoals David, dan is Hij je Schild. Als je zó tot Hem bidt, dan zal Hij jouw vertrouwen ook niet beschamen.

Achtergrondinformatie

BIJBELGEDEELTEN
Voor de vertelling is gebruik gemaakt van bijbelgedeelten uit 2 Samuël 11, 12, 15 en 16, Psalm 3 en Psalm 51.

2 Samuël 15 en 16

ACHITOFEL
Volgens 2 Samuël 23 : 34 was Achitófel de vader van Eliam. Volgens 2 Samuël 11 : 3 was Bathséba de dochter van Eliam. Hieruit volgt dat Achitófel de grootvader was van Bathséba. Sommigen verklaren uit deze familierelatie het verraad (het overlopen van David naar Absalom) van Achitófel. De geschiedenis van David met Achitófels kleindochter Bathséba heeft bij hem kwaad bloed gezet.

BAHÛRIM
Bahûrim ligt aan de oostelijke helling van de Olijfberg, aan de weg van Jeruzalem naar Jericho, 5 km. van Jeruzalem.

KIDRON
De beek Kidron stroomt tussen Jeruzalem en de Olijfberg door in het dal ten oosten van de stad, en mondt uit in de Dode Zee.

MEFIBOSETH
Mefiboseth had veel aan David te danken. Na de dood van Jonathan had David zijn zoon Mefiboseth 'weldadigheid' gedaan, zoals hij aan Jonathan beloofd had. Mefiboseth kreeg het beheer over de bezittingen van het huis van Saul terug. Ziba moet die bezittingen uit Mefiboseths naam beheren. Uiteindelijk wordt Ziba zich op slinkse wijze eigenaar van die bezittingen. Als David na Absaloms dood terugkeert naar Jeruzalem, komt de waarheid aan het licht: Ziba heeft David bedrogen. Toch neemt David Ziba niet geheel de bezittingen van Mefiboseth af. David oordeelt (onterecht) dat ze allebei de helft krijgen. Mefiboseth zegt in zijn edelmoedigheid dat Ziba alles wel mag houden.

TYPE
In deze geschiedenis is David een type van Christus, Die ook is gesmaad en vernederd; Die zich heeft onderworpen aan de wil van Zijn Vader en heeft gebeden voor Zijn vijanden.

OVERGAVE
David aanvaardt met een gewillig hart in de wil van God. Hij kan op dit moment alles verdragen wat ze hem aandoen. Dat kan hij, omdat hij weet zelf de oorzaak te zijn van al de ellende die hem overkomt. Hij weet geen rechten meer te hebben. En als de Heere hem nog verder en nog harder wil kastijden, is dat goed. Maar hij hoopt in stilheid op Gods ontferming.

Aantekeningen bij de tekst

PSALM 3
vers 3: Hij heeft geen heil bij God: God heeft hem verworpen vanwege zijn zonden.
vers 4: mijn eer: mijn God, Die ik eer
vers 9: Het heil is des Heeren: God alleen geeft verlossing.

2 SAMUËL 15
vers 18: Gethieten: Filistijnen uit Gath
vers 19: gij zijt vreemd: jullie zijn buitenlanders en jullie kunnen je beter niet in gevaar brengen door je met interne aangelegenheden bemoeien.
vers 23: het ganse land weende: overal waar David voorbijkomt
vers 30: de opgang der olijven: de helling van de Olijfberg

2 SAMUËL 16
vers 3: de zoon van uw heer: Ziba was vroeger knecht van Saul
vers 7: Belialsman: nietsnut, duivelskind
vers 8: het bloed van Sauls huis: van Abner en Isboseth
vers 11: mijn zoon zoekt mijn ziel: staat mij naar het leven

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. Bathseba
2. Nathan
3. Achitófel
4. Husaï
5. De Ark van het Verbond
6. Ithaï
7. Ziba
8. Simeï
9. Psalm 3

Om over te praten
VRAAG 1

a. David wist heel goed dat God hem rechtvaardig strafte. Hij wil die straf dragen. Hij buigt voor God. Hij wil ook Jeruzalem niet in een oorlog storten. Daarom vlucht hij.
b. Verschillende antwoorden mogelijk. Kinderen kunnen hier de ruimte krijgen om hun mening te geven. Kader dat wel in en verbind deze vraag aan vraag 1a. Leg uit dat het beter is om Gods wil te doen en Zijn straffen te ondergaan, dan je eigen wil te doen.
c. Het vijfde, het zesde gebod en het tiende gebod. Absalom begeerde het koninkrijk dat hem niet toekwam. Hij nam het recht in eigen hand (tiende gebod). Daarbij overtrad hij ook het vijfde gebod (hij eerde zijn vader niet) en het zesde gebod (hij was van plan zijn vader uit de weg te ruimen).

VRAAG 2
a. In de verzen 2, 3, 7 en 8.
b. Aan de verzen 4, 5, 6, 8 en 9.
c. Het antwoord staat ook in vers 6: want de HEERE ondersteunde mij. David vertrouwde volkomen op God en hij ervoer Zijn ondersteuning. Dan kan je zelfs in de ergste achtervolging nog rustig slapen.
d. Dit is een heel persoonlijke vraag. Dwing kinderen niet om te antwoorden. Spreek er met hen over dat voor iedereen de dood plotseling kan komen en dat wij bereid moeten zijn. Als het passend is, kun je ook vertellen hoe je dit persoonlijk beleeft.

VRAAG 3
a. David heeft straf verdiend voor zijn zonden. De Heere beproeft hem met deze straf. De Heere wil juist dat David zich tot Hem wendt. Hij slaat als een vader uit liefde en met mededogen, met het oog op Davids behoud. Tegelijk weet David dat zijn zonden vergeven zijn. Daarom durft hij ook op de Heere te vertrouwen.
b. 1. David aanvaardt het lijden dat hem overkomt, geduldig en zonder klagen.
2. David laat Simeï schelden en vloeken. Jezus liet de spotters onder aan het kruis ook spotten.
c. David werd gestraft om dat hij gezondigd had. De Heere Jezus had niet gezondigd, maar Hij droeg de zware straf voor zondaren.

VRAAG 4
a. Als David terugkeert naar Jeruzalem, komt Mefiboseth hem tegemoet. David vraagt Mefiboseth waarom hij niet met David mee is gegaan, toe David vluchtte. Dan legt Mefiboseth uit dat zijn knecht Ziba hem heeft bedrogen. Ziba heeft tegen Mefiboseth gezegd dat hij naar David zou gaan omdat Mefiboseth kreupel is. Tegen David heeft Ziba gezegd dat Mefiboseth in Jeruzalem bleef om koning te worden. Als David van de leugens van Mefiboseth hoort, zegt hij dat Ziba en Mefiboseth het land van Mefiboseth maar samen moeten verdelen. Mefiboseth aanvaardt dit met ootmoedigheid.
b. David doet hier Mefiboseth onrecht. Ziba hoort gestraft te worden voor zijn leugens. Mefiboseth hoort al zijn land terug te krijgen en niet maar de helft, terwijl de andere helft van Ziba blijft.
c. Het negende gebod. (Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.)

Puzzels
1. Oplossing: Ik lag en sliep gerust, van 's Heeren trouw bewust. (Psalm 3 : 3, berijmd)
2. Oplossing: Het heil is des Heeren, Uw zegen is over Uw volk. (Psalm 3 : 9, onberijmd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Mivo -12 | 22 Pagina's

David vlucht voor Absalom

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Mivo -12 | 22 Pagina's