JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

"Zie, het Lam Gods"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Zie, het Lam Gods"

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Zingen:
Psalm 119 : 65, 67, 84, 86
Psalm 113 : 1
Psalm 72 : 2, 8
Psalm 65 :2
Psalm 130 : 2, 4
Psalm 49 : 1

Lezen: Joh. 1 : 19-34

Kerntekst: "Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende en zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt" (Joh. 1 : 29).


Daar staat hij. Heel eenvoudig ziet hij er uit. Maar juist daarom zo bijzonder. Zijn opperkleed is van kameelhaar. Daaromheen draagt hij een leren riem. Zijn woorden zijn ernstig en duidelijk, als van een profeet! Hoe lang is het al geleden dat er een profeet gesproken heeft? Maar dat deze man een profeet is, daaraan twijfelt niemand.
"Bekeert u! Want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen!."

Daar staat hij nu. Hoe lang is het al geleden, dat hij in de armen van zijn vader Zacharias lag? "Johannes is zijn naam", had zijn vader op een plankje met was geschreven. Tegelijk had de Heere de stomheid van Zacharias weggenomen. Hij kon weer spreken. Wat heeft hij toen God geprezen en geloofd! Want God is genadig: de Koning komt! De beloofde Messias. "En gij, kindeke, zult een profeet van de Allerhoogste genaamd worden, want gij zult voor het aangezicht van de Heere heengaan, om Zijn wegen te bereiden."
En nu is het zover. Johannes heeft een lange tijd in de eenzaamheid van de woestijn gewoond. Daar heeft de Heere hem voorbereid op het werk, dat hij mag gaan doen: wegbereider zijn. Voorloper voor de Koning. Want de Koning komt. En Johannes mag Zijn komst aankondigen. Hij mag gaan vertellen over Hem. Wie Hij is, wat Hij komt doen. De Heere heeft verteld aan Johannes, dat hij de Koning ook Zelf zal ontmoeten. Op Wie hij de Geest van God zal zien neerdalen. Die is het. Zo zal hij Hem herkennen.
"Daar staat hij! Kom, we gaan naar hem luisteren!" Een paar Joodse mannen komen dichterbij. Ze hebben gehoord, dat er een profeet bij de rivier de Jordaan preekt. Ze zijn er naar toe gegaan, om naar hem te luisteren. Om te horen, wat hij te zeggen heeft.
"Bekeert u van uw boze wegen. Keer u af van de zonde. Keer u tot God. Belijd Hem uw zonden, dan is er vergeving". Getroffen blijven de mannen staan. Moeten zij zich bekeren? Maar waarvan dan? Zij leven toch als vrome Joden? Ze doen hun gebeden, brengen hun offers. Is dat dan niet goed? De mannen zien hoe iedereen aandachtig staat te luisteren. Johannes heeft het over het Koninkrijk der hemelen, dat nabij is. De Koning is nabij! De beloofde Messias. Maar hoe is het met de Joden? Net als met de woestijn, waar Johannes preekt. Er is geen weg. Het is een wildernis. Er is geen plaats voor Hem. En nu wordt het woord van Jesaja vervuld: Bereidt de weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!
Bekeert u tot God en laat u dopen. Anders zal de Koning u oordelen. Als dan Zijn Koninkrijk komt, hoort u daar niet bij!

Daar staat hij, Johannes. In de rivier de Jordaan. Een man staat bij hem. Hij heeft zojuist zijn zonden beleden. Het woord van de profeet heeft hem diep geraakt. God Zelfheeft dat woord door de Heilige Geest in zijn hart gebracht. Hij verdient het oordeel vanwege zijn zonden. Maar Johannes heeft hem gezegd, dat hij zich mag laten dopen. Normaal gesproken laten alleen heidenen zich dopen, als ze hun oude heidense leven vaarwel zeggen en de God van Israël willen dienen. Maar nu mag hij gedoopt worden. Hij is geen heiden. Juist niet. Hij is een Jood. Maar nu heeft de Heere hem laten zien, dat hij zijn oude, zondige leven vaarwel moet zeggen. Dat hij zich omkeren mag, om de Heere wérkelijk, met zijn hart te mogen gaan dienen. Bekeert u, was Gods boodschap aan hem. Keer je tot God, bij Hem is vergeving. Hij wil je schuld en zonden afwassen. Daar is het water een voorbeeld van. Daar gaat de man de Jordaan in. Johannes doopt hem. Hij gaat helemaal onder in het water van de rivier. Maar hij mag er weer uit opstaan. Om nu voortaan door Gods genade voor de Heere te gaan leven. Wat ziet hij uit naar de Koning! Hem wil hij dienen! Bij Zijn Koninkrijk wil hij horen! Nog even kijkt hij naar Johannes. Ja, zijn bijnaam is een goede bijnaam: Johannes de Doper.

Daar staat hij. Fel klinken zijn woorden, als hij ziet wie er nu naar hem toekomen. Het zijn de Farizeeën en Sadduceeën, de oversten van het volk. Vooral de Farizeeën horen wel bij de meest. vrome groep Joden. Maar Johannes is daar niet van onder de indruk. Integendeel. Hij weet, dat die vroomheid zo vaak alleen maar buitenkant is. En de Koning wil juist komen regeren in de harten van de mensen. Johannes weet, dat er in hun hart absoluut geen plaats is voor die Koning.
"Gij adderengebroedsels! Wie heeft u gezegd, dat u kunt ontkomen aan het oordeel van God, aan de toekomende toorn? Brengt vruchten voort van bekering! Laat het zien, als u God werkelijk dient. Denk niet dat het al genoeg is, dat u hoort bij het volk van Abraham. Maar laat het zien in uw leven, dat u de Heere liefheeft. De bijl ligt al klaar bij de boom. Elke boom die geen vruchten draagt, die wordt omgehakt en verbrand."
Wat een felle woorden! Maar zo bereidt Johannes de weg voor Koning Jezus. Want voor Hem telt een vrome buitenkant niet mee. Alleen vroom praten is maar namaak. Net als die mooie eieren van een adder. Mooi en glad van buiten, maar binnenin zit een giftige slang. Bekeert u! Want het koninkrijk der hemelen is nabij!

Daar staat hij, Johannes. Naast hem staat de Heere Jezus. Hij wil ook gedoopt worden.
Nee, nu fonkelen de ogen van de Doper niet van verontwaardiging. Stil en verwonderd loopt hij het water van de Jordaan in. Dat wilde Johannes niet.
"Nee, Heere, dat kan toch niet", heeft Johannes gezegd. "Moet ik Ú dopen? Het moet andersom! Het is voor mij nodig door Ú gedoopt te worden. Hij hoeft zich toch niet te bekeren? U heeft toch geen teken nodig van de afwassing van de zonden? U hééft niet eens zonden!" Maar Jezus eiste het van hem. De Heere Jezus wil Zijn Vader in alles gehoorzamen. Hij wil alle inzettingen van Zijn Vader houden. Nu gaan ze de Jordaan in. Als Johannes de Heere Jezus gedoopt heeft, ziet hij tot zijn verwondering, dat de hemel opengaat. De Geest daalt als een duif neer op Jezus. Er klinkt een stem uit de hemel: "Deze is Mijn Zoon, Mijn geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb." En dan weet Johannes het, zo vast en zeker! De Heilige Geest is neergedaald op de Heere Jezus. Daaraan zou hij Hem herkennen. Dit is Hem nu! Dit is de grote Koning! Zijn knecht mag hij zijn. Wat voelt hij zich nu klein. Niet waard om zelfs maar de schoenriem van Jezus los te maken. Deze grote Koning wil komen tot hem. Voor deze Koning mag hij leven. Het Koninkrijk is nabij! En hij mag daarin dienen!

"Daar staat hij, die [Doper! Kom, we gaan het hem vragen." De mensen rondom Johannes maken ruimte. Er komt een groep priesters en Levieten aan. Ze willen Johannes spreken. In Jeruzalem is er in het Sanhedrin over gesproken: Wie is toch die prediker bij de Jordaan? En waarom doopt hij? Wie heeft hem daartoe de opdracht gegeven, of heeft hij dat gewoon zelf bedacht? Het Sanhedrin heeft besloten dat een aantal priesters en Levieten uit de Farizeeën, Johannes zullen gaan ondervragen.
Daar staan ze nu, voor Johannes. De mensen zijn aan de kant gegaan. Ze voelen de spanning. Deze priesters en Levieten zijn gekomen met een speciale bedoeling. Daar klinkt hun vraag:"Wie zijt gij?"
Johannes begrijpt direct, wat ze met hun vraag bedoelen. De voorname Joden staan als rechters voor hem. Hij begrijpt, dat ze heus wel weten dat hij Johannes heet. Hij begrijpt dat ze willen weten, of hij soms denkt, dat hij de beloofde Christus is, de beloofde Koning. Over die Koning preekt hij immers? Hij kijkt hen aan. Dan klinkt het als een belijdenis: "Ik ben de Christus niet."
De priesters gaan verder met hun ondervraging: 'Wat dan? Zijt gij Elias?" De Joden verwachtten, dat Elia eerst zou terug komen op aarde, voor de Messias kwam. "Nee", zegt Johannes, "ik ben die niet."
"Zijt gij dan de profeet, waarover de Schriften spreken?" "Nee, ik ben ook niet de profeet."
De Joden komen er niet uit. Ze moeten straks wel antwoord kunnen geven aan het Sanhedrin. Wie is deze man? Van wie heeft hij de opdracht gekregen om te preken en te dopen?
"Wie zijt gij dan? Want wij moeten wel met een antwoord terug komen in Jeruzalem. Wat zegt gij van uzelf?
En dan gaat Johannes van zich zelf vertellen. Of eigenlijk niet van zich zélf, maar over zijn wérk. "Ik ben de stem van de roepende in de woestijn: Maakt de weg des Heeren recht.
Dat is de profetie van Jesaja en die wordt nu vervuld. Het gaat niet om wie ik ben. Ik ben helemaal niet belangrijk. Het gaat om wat ik doe: Ik vertel het Woord van God, dat de Koning komt en dat er een rechte weg moet zijn, waarover de Koning kan komen."
Maar nu zijn de mannen uit Jeruzalem er nog niet uit. Ze vragen verden "Maar waarom doopt u dan, als u niet de Christus bent, en niet Elia en ook niet de beloofde profeet?"
Ze kijken Johannes aan. Wat zal hij hier voor antwoord op geven? Nog nooit heeft iemand Joden gedoopt. En het zijn er nog velen ook, die zich laten dopen. Daar moet dan toch wel iets bijzonders achter zitten.
Johannes ziet hen voor zich staan. Als rechters. Maar toch antwoordt hij niet boos.
"Dat klopt", zegt hij. "Ik doop u met wa-ter, maar Hij staat midden onder u, Die u niet kent."
Even blijft het stil. Want als er iemand is, die de Messias zou moeten kennen, dan zouden het toch wel de vrome leiders van het volk moeten zijn. Dan gaat Johannes verder "Hij komt na mij. En toch was Hij er al eerder dan ik. Ik ben Zijn voorloper. Ik ga voor Hem uit. Voor de Messias. Hij is er al. Ik heb Hem al gezien. Zijn Koninkrijk is nabij. Maar daarom is bekering nodig en vergeving van zonden. En daar is de doop het beeld van. Van een nieuw leven en van de afwassing van de zonden. En daarom doop ik hier in de Jordaan. De Koning is er al. Hij was er al vóór mij.
De Koning is er al. Hij was er al vóór mij. Hij is er altijd al geweest. En Hij is zo groot, zo machtig en zo vol heerlijkheid. Ik ben niet waard, dat ik Zijn schoenriem zou losmaken. Nu, dat is wel het allerminste slavenwerk, dat er is. Ik mag voor deze Koning uitlopen, zoals Jesaja zei: Bereidt de weg des Heeren."
De priesters en de Levieten gaan weg. Zullen ze het begrepen hebben?
Daar staat hij. De plaats waar Johannes preekt en doopt is een bekende plaats aan de rivier de Jordaan. Het is Bethabara. Daar steken de mensen altijd de Jordaan over. Want daar is het water ondiep. Daarom is het er ook dikwijls druk. Johannes ziet de mensen komen en gaan. Maar ook schapen worden op die plek door hun herders naar de overkant geleid. Bethabara ligt niet ver bij Jeruzalem vandaan. Dagelijks zijn daar de lammeren nodig, voor de offerdienst in de tempel. In Bethabara gaan de lammeren vanuit het overjordaanse door het water op weg naar Jeruzalem.
Dan ziet Johannes de Heere Jezus aankomen. Uit de woestijn. En Johannes ziet de wonderlijke vergelijking! Zoals de lammeren naar Jeruzalem gebracht worden om geofferd te worden voor de zonden, zo is de Heere Jezus!
"Zie!" zo wijst Johannes naar de Heere, "zie, het Lam van God, dat de zonde der wereld wegneemt!" Hij is niet zomaar een lam, maar hét Lam. Het Lam van God! De lammeren die de mensen geven, kunnen de zonde nooit echt wegnemen. Daarom moet er elke dag weer geofferd worden. Maar Jezus is het Lam van Gód! Hij neemt de zonde wel weg! Hij zal de zonde Zelf gaan dragen. Hij zal als een lam ter slachting worden geleid. Zo zal Hij de schuld dragen!
Johannes ziet het zo duidelijk voor zich en hij vertelt het ook aan al die mensen, die daar bij Bethabara naar hem zijn komen luisteren. Dat is Hij nu. Die wij hebben veiwacht. Ik heb de Geest van God op Hem zien neerdalen. Ik doop met water, maar Hij doopt met de Heilige Geest. Ik kan de buitenkant schoonmaken met water, maar Hij reinigt het hart door Zijn Geest. Hij is de Zoon van God. Hij is de Messias.
Daar staat hij. Wat is hij verwonderd. Verwonderd, dat hij, Johannes, dit doen mag! Hij hoeft niet alleen te preken: Bekeert u, maar nu mag hij ook de Christus aanwijzen, door Wie dat kan! Hij heeft gesproken over de schuld en de zonde, maar nu mag hij ook het Lam aanwijzen. Dat de zonde der wereld op Zich neemt. "Zie, het Lam van God!"
Mag jij Hem al zien met de ogen van het hart? Heb je Hem al nodig gekregen? Hij kan al je schuld en zonden dragen, want Hij is niet zomaar een Lam, maar Hij is hét Lam van God. Hij draagt de straf, die voor een zondaar de vrede aanbrengt! Zie je Hem nog steeds niet? Dan sta je nog steeds met je rug naar de Heere toe. Johannes zegt het dan ook tegen jou: Bekeer je, keer je om, en zie naar het Lam van God.

Daar staat hij, Johannes de Doper. Wat voelt hij zich klein, als hij de Meester ziet. Een profeet mag hij zijn, een profeet van de Allerhoogste. Hoewel hij niet waard is Zijn schoenriem los te maken. Het gaat ook niet om de profeet, maar om de Allerhoogste. Het gaat niet om de Doper, maar om de Heere Jezus.
Daar staat Hij, het Lam van God!

Aantekeningen bij de tekst

Johannes 1 : 19-34
vers 19, afgezonden van Jeruzalem: De priesters en Levieten zijn afgevaardigd door het Sanhedrin, en wel vanuit de partij van de Farizeën (vs 24).
Wie zijt gij?: Deze vraag bedoelt niet te informeren naar Johannes' naam en afkomst, maar welke bekende en verwachte persoon hij is, aangezien hij doopt.
Vers 20, hij beleed en loochende het niet: de vraag van de delegatie heeft een officieel karakter, Johannes antwoordt ook formeel en plechtig, maar ook openlijk en vrijmoedig.
Vers 21, zijt gij Elia?: De Joden verwachtten, dat Elia persoonlijk terug zou komen om voor de Messias de weg te bereiden. Johannes antwoordt daarop ontkennend. Naar het woord van Gabriël zou Johannes wel voor Jezus heengaan in de geest en de kracht van Elia (Lukas 1 : 17), maar hij is niet de opnieuw op aarde teruggekomen profeet, zoals de Joden die verwachtten.
zijt gij de profeet?: Hiermee wordt bedoeld de bijzondere Profeet, die Mozes noemt in Deut. 18 : 15. De Joden geloofden, dat hiermee een ander dan de Christus werd bedoeld. Johannes wist echter, dat hier wel over de Messias wordt gesproken, daarom antwoordt hij ook nu ontkennend.
Vers 23, Ik ben de stem...: Johannes treedt met deze belijdenis als persoon geheel op de achtergrond, hij is slechts een stem. Dit wordt nog duidelijker in zijn getuigenis in Joh. 3, waar o.a. de bekende tekst staat: Hij moet wassen, maar ik minder worden.
Maakt de weg des Heeren recht: In die tijden van slechte wegen of helemaal geen wegen (in de woestijn!), ging een voorloper voor de koning uit, om de weg te bereiden.
Vers 25, Waarom doopt gij dan?: Op wiens gezag? Het Sanhedrin is bezorgd, dat Johannes zich het recht om te dopen wederrechtelijk aanmatigt.
Vers 26, Hij staat midden onder u, Die gij niet kent: Deze gebeurtenis vindt plaats, na de verzoeking in de woestijn. In het Grieks wordt duidelijk, dat Johannes dit zegt als een aanklacht: Hij staat hier, en gij, wachters van de ware leer en de orthodoxie, gij kent Hem niet?!
Vers 21, Die na mij komt: Wiens voorloper ik ben. welke vóór mij geworden is: Jezus is de eeuwige God. zijn schoenriem ontbinden: de minste slavendienst.
Vers 28, Bethabara: Een doorwaadbare plaats door de Jordaan, ook genoemd een 'huis der overscheping' of Veerhuis'.
over de Jordaan: Aan de oostzijde van de Jordaan.
Vers 29, het Lam: De Messias, door het paaslam (Jes. 53) en de dagelijkse offeranden afgebeeld en beloofd.
van God: Door God geordineerd en gegeven.
de zonde: Hier wordt niet gesproken over de zonden, meervoud, maar over de zonde, enkelvoud. De zonde dus gezien als de ene vreselijke grootheid van schuld en leed en verderf en straf, die heel de door God geschapen wereld heeft verwoest en verdorven.
der wereld: niet in de zin van: alle mensen, maar van: de door God geschapen kosmos, als de ene schepping en wereld gezien.
wegneemt: Op Zich neemt en wegdraagt.
Vers 31, en ik kende Hem niet: Namelijk, volkomen en persoonlijk. De Zaligmaker wordt alleen door openbaring gekend en herkend (zie vers 32, 33). opdat Hij geopenbaard zou worden: Openbaren: in het volle licht zetten, dat is het woord dat de evangelist Johannes dikwijls gebruikt bij zijn spreken over Christus.
daarom ben ik gekomen, dopende met water: De roeping van Johannes betreft het volk Israël, dat tot bekering moet worden geroepen. Anderzijds is zijn roeping ook om de Christus te openbaren, tot Wie het volk zich moet bekeren. Hier ligt de nadruk op het laatste: de openbaring van Christus.
Vers 32, gelijk een duif en bleef op Hem: De Heilige Geest wordt vergeleken met een duif. Hij komt maar niet voor een vluchtig moment, maar Johannes ziet Hem heel nadrukkelijk volgens de grondtekst.
Vers 33, ik kende Hem niet: zie ook vers 31: namelijk "eer Hij tol mij kwam om gedoopt te worden". Toen Christus tot hem kwam, heeft Go d hem geopenbaard dat Hij de Messias was en dit bevestigd met het teken van neerdaling van de Heilige Geest.
die met de Heilige Geest doopt: Christus zal de Heilige Geest overvloedig uitdelen. Mattheüs 3
Vers 2, Bekeert u: Omkeer in gezindheid, omdat de Koning in aantocht is.
Koninkrijk der hemelen: Het koninklijk heeft zijn afkomst in de hemel, en is in zijn aard goddelijk, heerlijk en onwederstandelijk
Vers 4, kemelshaar, lederen gordel: kleding van een woestijnbewoner. Deze kleding wordt ook in verband gebracht met die van Elia, wiens navolger Johannes immers was. Zijn kleding en voedsel was geheel in overeenstemming met de taak van een boetgezant: sober.
Vers 6, gedoopt: zie achtergrondinformatie.
Vers 7, Farizeeën en Sadduceeën tot zijn doop komen: Johannes preekte, dat de doop noodzakelijk was, om deel te hebben aan het komende Koninkrijk. De Farizeeën en Sadduceeën komen niet vanwege een bekering in hun leven, maar dat zij komen tot de doop is een bewijs, dat zij gewoon zijn zichzelf te rekenen onder degenen, die aan de komende verlossing deel hebben.
Gij adderengebroedsels: Johannes reageert met het oog op het bovenstaande zo fel. Hun optreden is arglistig en gevaarlijk voor het volk, maar bovenal is het de oude slang, die zich van hen bedient.
Wie heeft u aangewezen te vlieden van de toekomende toorn?: Wie heeft u voorgespiegeld, dat u het gericht kunt ontvluchten?
Vers 8, Vruchten: In hun levensopenbaring moet de innerlijke verandering blijken.
Vers 11, Die zal u met de Heilige Geest en met vuur dopen: Zie ook Joh. 1 : 33. De Heere Jezus beschikt over de Heilige Geest en zal Hem overvloedig geven. Hij zal echter ook het gericht met Zich meebrengen. In deze verbinding van Geest en vuur komt heel sterk de tweeërlei betekenis uit van het komende rijk Gods: het brengt genade of gericht, volheid van zegen of volheid van vervloeking.
Vers 12: wan: Zeef, om het kaf van het koren te scheiden. 

Antwoorden

Antwoorden bij de weetvragen.
1. Zacharias en Elizabeth
2. Jordaan
3. Bethabara
4. Adderengebroedsel
5. De Heilige Geest, als een duif
6. Wie Johanne s was en waarom hij doopte.
7. Elia
8. De stem des roependen in de woestijn.
9. Het Lam van God, dat de zonde der wereld wegneemt.

Antwoorden bij de praatvragen
1. a. Eieren van de giftige adder.
b. De Farizeeën en Sadduceeën waren aan de buitenkant heel vroom en hielden de wet van de Heere bijzonder nauwkeurig. Maar van binnen heerste de slang, de duivel. De meesten van hen hadden de Heere niet oprecht lief. En zij waren nog wel de mensen, die het volk moesten leren en leiden. Maar ze misleidden het volk God haat schijnheiligheid.
c. Wij kunnen daar ook op lijken, als ons leven voor de Heere alleen maar aan de buitenkant zit. Als we wel vrome woorden gebruiken, en als we precies weten, wat wel en niet verkeerd is, maar als in ons hart de liefde tot de Heere ontbreekt. Dan zijn we als de Farizeeër in de tempel, of als de oudste jongen uit de gelijkenis van de verloren zoon.

2. a. De Heere Jezus is zo groot, dat ik niet waard ben, het minste werk van een slaaf voor Hem te doen.
b. Hij moet wassen, maar ik minder worden. Dat betekent: Het gaat om de Heere Jezus, Hij moet steeds groter, steeds belangrijker worden. Ik ben niet zo belangrijk, laat mij maar naar de achtergrond verdwijnen, laat mij maar kleiner worden, als Hij maar groot is.
c. We vinden onszelf zo vaak zo belangrijk, wat wij vinden en wat wij denken en wat wij willen. Maar de genade van de Heere leert ons, dat niet wij koning zijn, maar dat Hij het voor het zeggen heeft. Hij mag / moet onze keuzes bepalen. Ook al is dat tot onze eigen schade. (Zoals bij Johannes uiteindelijk ook het geval was, toen hij zijn leven eindigde in de cel van koning Herodes). Paulus zegt alles schade te achten om de uitnemendheid van Christus.

3. a. 1. Omdat de Heere dat bevolen had.
2. Als teken van de vergeving / afwassing van de zonden
3. Als teken, dat hun oude, zondige leven begraven werd (ondergedompeld) en dat ze op mochten staan tot een nieuw leven (Omhoog komen uit het water).
b. Zie 1 en 2 van antwoord a.
3. Omdat de kinderen van de gemeente tot het verbond van God horen, daarom horen zij gedoopt te wezen. (Zie doopformulier en antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus. 
4. Als onderscheid tot de wereld,
c. Op de onreinheid van onze ziel en de afwassing der zonden door het bloed van Christus. Zie doopformulier.

4. a. Dat betekent, dat je altijd tot de Heere bidden mag en dat je mag zeggen: "Heere, U kent me toch, U heeft mijn naam al laten noemen, toen ik nog niet eens aan U kon denken. U heeft beloofd, dat U voor mij wil zorgen. Mag ik uit genade echt bij U horen en Uw kind zijn. Wilt U dat alstublieft doen om Jezus' wil."
b. Misschien kunt u als leidinggevende hier ook zelf aangeven, welke betekenis de doop voor u heeft.

5. de doortocht door de Jordaan
Jordaan vol water
Jozua
heel het volk
Zie, de ark des verbonds van de Heere!
Ingaan in Kanaan
Alleen door genade

de doop in de Jordaan
doorwaadbare plaats, laag water
Johannes de Doper
alleen zij, die hun zonden beleden
Zie, het Lam Gods!
Ingaan in het Koninkrijk Gods
Alleen door genade 

6. a. Dat kan niet met je gewone ogen. Dat kon toen ook niet met je gewone ogen. Echt zien, zoals Jozua en Johannes dat bedoelden, kan alleen door genade, met de ogen van het hart, met de ogen van het geloof.
b. Zoals wij geboren zijn, missen wij zulke ogen van het geloof. Wij zijn blindgeborenen. Maar, wat een wonder, in de Bijbel staat dat de Heere door genade blinden de ogen opent. Ook in het O.T. (blinden schenkt het lieflijk licht, Ps. 146, Jes. 42 : 7).
c. De Israëlieten konden alleen door de Jordaan, als ze zagen op de ark. De Joden konden alleen behouden worden, als ze zagen op het Lam van God. De Heilige Geest past dat woord in het hart van Johannes en Andreas toe, zodat ze door het geloof mogen zien, Wie de Heere Jezus is. Dan blijft er maar één ding oven Ze gaan Hem volgen.
Als de Heere onze ogen opent, zien we dat we gered moeten worden, maar dan doet Hij ons ook zien op Hem, Die kwam om verzoening te doen, het Lam Gods.

Antwoorden van de puzzels

Waterdruppels:
Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden. Die gij niet kent; Wie ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden. (Joh. 1 : 26b, 27b)

De sprong van 4:
Johannes de Doper

Rebus: Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt! (Joh. 1 : 29b)

Werkje: De juiste volorde van de stukjes is: 2, 1, 5, 6, 3, 4

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Mivo -12 | 36 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Mivo -12 | 36 Pagina's