JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Achtendertig jaar ziek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Achtendertig jaar ziek

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Johannes 5: 1-15Zingen: Psalm 6: 2, 9Psalm 30: 2, 3, 4, 8Psalm 38: 9, 10, 21, 22Psalm 39: 3, 5Psalm 40: 2, 3, 8Psalm 41: 2, 7Psalm 118: 8, 9, 10Psalm 130: 2, 4Psalm 62: 4, 5Psalm 99: 2, 7, 8Kerntekst:'Jezus, ziende deze liggen, en wetende, dat hij nu lange tijd gelegen had, zeide tot hem: Wilt gij gezond worden? Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeke op en wandel.'(Johannes 5: 6 en 8)

't Is feest in Jeaizalem. De nauwe straatjes zijn vol met mensen. Uit alle delen van Israël en de landen er omheen zijn de Joden gekomen, om een feest voor de Heere te vieren in Zijn tempel. Om daar de offers te brengen. Offers voor de verzoening van hun zonden, offers van dank. Hoeveel jaren gaan de Joden al naar Jeruzalem tijdens de grote feesten? Eens, dan komt het grote Offer. Dan komt de Messias. Dan pas zal het echt feest zijn in Jeruzalem. Er zijn mensen die zeggen dat Jezus van Nazareth de Messias is. Maar veel Joden schudden ongelovig hun hoofd als daarover wordt gesproken. Jezus van Nazareth de Verlosser? De Messias?

Door de poorten komen de mensen met velen tegelijk de stad binnen. Door een daarvan worden de schapen de stad bin nengedreven, die nu nodig zijn voor de offerdienst. Daarom heet die poort ook de Schaapspoort. Daar vlakbij is een huis, waar het helemaal geen feest is. I Iet is er wel druk. Maar het is geen feestelijke drukte; juist niet. Het huis, dichtbij de Schaapspoort, heet Bethesda. Het is een ziekenhuis. Er zijn vijf zalen, die vol liggen met mensen met allerlei ziekten. Er zijn kreupelen, blinden en verlamden. Ze hopen allemaal hier beter te worden.

't Is zeker geen feest op een van de bedden in een zaal in Bethesda. De man die op dat bed ligt weet wel hoe druk het nu in Jeruzalem is. Het is nog sabbat ook. Alle mensen gaan vandaag naar de tempel; hij niet. En hij zal er wel nooit meer komen ook. Voor hem geen feest meer, al jaren en jaren niet meer. Hij is verlamd. Toen hij hier in Bethesda kwam, heeft hij nog wel gehoopt om beter te worden. Het ziekenhuis heet immers Bethesda? Dat betekent "huis van barmhartigheid". En dat is ook zo. Er lopen hier geen dokters rond om de zieken te helpen. De Heere Zelf heeft een wonderlijk geneesmiddel gegeven. Want midden tussen de vijf zalen is een soort vijver, een badwater.

Soms kan de verlamde man er nog zo verlangend naar kijken. Want zomaar, heel plotseling, gebeurt het: het water golft en beweegt! Een engel van de Heere daalt dan af in het water. En wie dan het eerst in het water komt, is genezen. Welke ziekte hij ook heeft. Hoe heeft hij in het begin, toen hij hier pas was, geprobeerd om in het water te komen. Snel! Hij sleepte zich er naar toe, maar... te laat! Daar kwam al een ander, soms geholpen door familie of vrienden. En weer golfde het water. Nu door de zieke die er in ging. Hij hoorde die zieke juichen! Die was genezen! Zijn ziekte was weg! Teleurgesteld had de verlamde zich teruggesleept naar zijn plekje, waar zijn matras lag.

Hij was te laat geweest. En zo was het elke keer gegaan. Elke keer was een ander vóór hem in het water. Hij kon er immers niet zo snel komen. En hij had niemand om hem te helpen. Niemand om hem snel naar het water te dragen.

En zo is de tijd voorbij gegaan. De hoop op genezing heeft hij eigenlijk opgegeven. Geen wonder. Hij is al achtendertig jaar ziek Achtendertig jaar ligt hij verlamd op bed. Hij weet dat Bethesda "huis van barmhartigheid" betekent. In het begin heeft hij op die barmhartigheid gehoopt. Maar God heeft hem die niet gegeven. Wel straf en hij weet: het is verdiend. Dat hij hier ziek ligt, is niet zo vreemd. Hij heeft gezondigd. Nu al acht-endertig jaar geleden. Toen is de straf gekomen. Nog niet de dood, maar wel zijn ziekte. Zijn verlamde benen.

Niet altijd is het een speciale straf van de Heere voor een zonde, als je ziek wordt. Maar bij hem wel. Hij is niet zomaar ziek geworden. Voor hem is het Gods oordeel. Verdiend.

Geen feest in Bethesda voor hem. Al achtendertig jaar niet. Hij heeft geen vrienden meer. Er zijn geen mensen meer die naar hem komen vragen. Tussen al die zieken ligt hij daar, verlaten, eenzaam. En... het is zijn eigen schuld.

't Is feest in Jeruzalem. Ook de Heere Jezus is gekomen. Hij hoort het blijde zingen. Hij ziet de offers die gebracht worden. Maar Hij ziet meer. Waar is de liefde? Waar is het geloof in Hem? Velen verwerpen Hem. Kijk hen eens feest vieren, hun offers brengen, de wet onderhouden. Maar intussen weigeren ze te buigen voor Hem.

Op deze feestsabbat loopt Jezus niet met alle mensen mee naar de tempel. Het lijkt wel of Hij de stad uit wil. Vlak voor de poort blijft Hij staan. Het is de Schaapspoort. Daar is Bethesda. Jezus gaat naar binnen. Wat een drukte. Maar zo heel anders dan in de straten. Hier is er geen feestelijke drukte. Juist niet.

Jezus' ogen gaan over de zieken die hier liggen. Zij wachten op de beweging van het water. Ze wachten en hopen op genezing. Dan blijven Zijn ogen rusten op de man die Hij zoekt. Op de man die hier al zo heel lang ligt. Om eigen schuld. Die de hoop op genezing al heeft opgegeven. De Heere Jezus kent hem. Hij zoekt hem. Zo is de Heiland nu precies. Hij zoekt het verlorene. Tussen al die mensen zoekt Hij nu juist die ene. Onverdiend. Dat is nu Zijn ontferming en liefde. Hij zoekt. En... Hij vindt!

De verlamde man heeft niets in de gaten. Plotseling staat er Iemand bij zijn bed. Het is een Vreemde. Hij heeft Hem hier nooit eerder gezien. Wat komt Die nu bij zijn bed doen? Zou Hij verkeerd zijn?

De Vreemdeling kijkt hem aan en vraagt: "Wilt u gezond worden?" Even is de verlamde verbaasd. Gezond worden? Natuurlijk! Daarom ligt hij immers hier! En wie wil er nu niet gezond worden, als je al zo lang ziek bent! Maar meteen is zijn verbazing ook weer weg en komt het verdriet en de pijn weer in alle hevigheid boven. Gezond worden? Dat kan immers voor hem niet meer?

De pijn en de eenzaamheid klinken door zijn woorden heen als hij antwoordt: "Heere, ik heb geen mens om mij te helpen. Ik heb niemand om mij naar het badwater te brengen, als het water door de engel wordt aangeraakt. En als ik probeer om er zelf te komen, dan is er altijd wel een ander, die vóór mij in het water is."

Stil kijkt de zieke de Vreemdeling aan. Hij weet niet dat het Jezus is Die daar bij hem staat. Hij weet niet dat het de Heere Jezus speciaal om hem te doen is. Hij weet niet dat Jezus tot op de bodem van zijn hart ziet. Dat Jezus de eenzaamheid en de pijn kent, die daar zit. En de zonde, van zo lang geleden, waarop de straf is gekomen. Hij weet niet dat deze Vreemdeling nu juist gekomen is voor mensen zoals hij. Dat Hij gekomen is om te zoeken en zalig te maken, wat verloren is.

Hij ziet alleen maar vriendelijke ogen die hem aankijken. Hoe lang is het al geleden dat er iemand zo bij hem stond? Als je zo lang ziek bent, blijven er steeds meer mensen weg. Totdat je niemand meer overhoudt. En nu staat plotseling deze Man bij hem met Zijn wonderlijke vraag: "Wilt u gezond worden?" Die vraag heeft hij al lang geleden weggestopt. Daar kan hij maar beter niet meer aan denken. Daar durft hij al helemaal niet meer op te hopen.

Maar dan zegt de Vreemdeling tegen hem: "Sta op, neem uw bed op en wandel!" Het klinkt als een bevel, als een machtswoord: "Sta op!"

Hoeveel keren heeft de verlamde man dat al geprobeerd? Nooit is het gelukt. En nu een bevel: "Sta op!"

En de verlamde... hij gehoorzaamt. Hij zegt niet: "Ach Heere, dat heeft geen zin, dat heb ik al zo vaak geprobeerd en het lukt toch niet." Nee, het woord van de Vreemdeling vraagt om gehoorzaamheid, niet om tegenspreken. En de verlamde komt overeind. Hij voelt de kracht in zijn lichaam. Hij beweegt zijn benen. Het gaat! Eerst op zijn knieën, dan op zijn voeten! Hij staat! Hij staat recht overeind! Hij zakt niet door zijn benen. Hij valt niet slap neer. Hij droomt niet. Het is waar! Zijn benen zijn gezond! Zijn ziekte is weg! Zonder dat hij in het water kwam. Alleen maar omdat die Vreemdeling...

Die Vreemdeling? Waar is Hij? Hij heeft hem gezond gemaakt. Hèm moet hij bedanken. Maar waar is Hij? Nergens ziet hij Hem. Wat Hij zei, weet hij nog wel. "Sta op, neem uw bed op en wandel." Dat zal hij dan ook doen. Hij rolt zijn matras op. Vele, vele jaren heeft hij daarop gelegen. En nu? Kijk! Hij loopt ermee onder zijn arm! Hij lóópt ermee!

Het is feest in Jeruzalem. De nauwe straatjes zijn vol met mensen. Ze zijn op weg naar de tempel. En tussen al die mensen loopt de man die achtendertig jaar ziek geweest is. Hij mag het feest mee vieren. De blijdschap straalt van zijn gezicht. Hij mag weer naar de tempel! Om de Heere te danken voor zijn genezing.

Plotseling wordt hij op zijn schouder getikt. Een paar vrome Joden kijken hem bestraffend aan. "U draagt een matras. Het is sabbat vandaag. U mag op deze dag uw matras niet dragen, want dat is werken!" Heel precies weten deze Joden wat wel en wat niet mag. Vooral op de sabbat.

De man antwoordt: "Die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft tegen mij gezegd: Neem uw bed op en wandel." Hij denkt terug aan die woorden, die als een bevel hadden geklonken. Een bevel, dat hij gehoorzamen moest. Dat hij gehoorzamen wilde.

De Joden schrikken. Niet alleen deze man doet verkeerd op de sabbat. Ook Hij, Die hem gezond gemaakt heeft! Want zieken genezen, is ook werken! "En wie was die Mens dan, die tegen u zei: Neem uw bed op en wandel?" "Ik weet het niet", antwoordt de man. "Wist ik het maar. Hij was zo vlug verdwenen. Ik heb Hem niet meer gezien."

Even is er een schaduw gekomen over het feest voor de man die zo lang ziek was. Maar lang duurt dat niet. Hij gaat naar de tempel. Hij gaat de Heere danken. Of hij nu zijn bed mag dragen of niet, (door de Man Die dat tegen hem zei) heeft God hem genezen. Dan zal hij ook Gods Naam met dankzegging gaan prijzen.

Daar loopt hij. Hij gaat het tempelplein op. Na achtendertig jaar! Nu mag hij het altaar weer zien en de priesters die de offers brengen. Er is blijdschap in zijn hart. Dat hij hier lopen mag. Door eigen schuld gestraft met die vreselijke ziekte. Door Gods genade wonderlijk genezen. Plotseling hoort hij een bekende stem. Een stem die hij nooit meer zal vergeten. Dat is Hij. Dit is de Vreemdeling, Die hem gezond gemaakt heeft. Opnieuw ziet hij Zijn ogen, vriendelijk, maar ook zo heel ernstig. Ze kijken hem aan. Ze kijken tot diep in zijn hart.

Ja, opnieuw zoekt Jezus hem op. Tussen al die feestvierende Joden zoekt Hij die ene. Onverdiend. Dat is nu Zijn ontferming en liefde. Hij zoekt. En... Hij vindt! Want, Zijn werk is nog niet af. De Heere Jezus heeft hem opgezocht om hem gezond te maken. Nu zoekt Hij hem op, voor iets wat nog veel belangrijker is.

Met dezelfde vriendelijkheid, maar ook met dezelfde macht klinkt Zijn woord: "Zie, u bent gezond geworden, zondig nu niet meer, opdat er niet nog iets ergers met u gebeurt."

De man begrijpt precies wat er met deze woorden bedoeld wordt. Zijn ziekte was de straf op een zonde. En nu klinkt het: "Zondig niet meer." Val niet opnieuw in die zonde. Want dan zal de straf nog erger zijn. Hij begrijpt het. Dan volgt de eeuwige straf.

Zondig niet meer... Maar hoe zal hij dat ooit kunnen? Precies door dezelfde kracht, waardoor hij ook gehoorzamen kon aan het woord: "Sta op en wandel." En dan weet de genezen man ook. Wie hel is, Die hem gezond gemaakt heeft! Het is de I leere Jezus! I lij heeft van I lem horen vertellen. En deze Jezus heeft hem opgezocht! Zijn woorden waren met macht: "Sta op en wandel." Maar met niet minder macht zegt Hij nu: "Zondig niet meer!" Er is er maar Eén, Die dat zo zeggen kan en dat is de Heere Jezus. Hij kan het zeggen, want Hij geeft het Zelfi

Dubbele vreugde is er in het hart van de man. Geen mens keek er meer naar hem om. En toen kwam Jezus. Geen mens weet van zijn vroegere zonde. En toen kwam Jezus. En door Hem is de Heere gekomen met Zijn genade. Tot hém! 't Is feest in Jeruzalem. Al was het alleen maar in het hart van deze ene man.

Nu hij weet Wie hem gezond gemaakt heeft, wil hij dat ook gaan vertellen aan de Joden die hem daarover aanspraken. Met dankbaarheid zegt hij het hun: "Het was de Heere Jezus, Die mij genezen heeft en Die mij zei, dat ik mijn bed moest oppakken."

Maar de Joden delen zijn vreugde niet. Zij zijn helemaal niet blij met wat deze man over Jezus vertelt. "Deze Mens houdt de sabbat niet. Hij werkt op de dag des Heeren." En ze zoeken Jezus. Maar niet om Hem te danken of om Hem te dienen. Maar om Hem te doden. In Jeruzalem is het feest. Maar niet in het hart van deze vrome Joden. Ze missen de liefde tot de Heere.

Zie je hem daar lopen, die man die achtendertig jaren ziek was? Hij is nu niet eenzaam meer. God ontfermde Zich over hem. Sta op en wandel en... zondig niet meer. In geloof mag hij gehoorzamen. En dat geelt vreugde! Feestvreugde! Eeuwige vreugde!

Ter inleiding

Met dit nummer van Mivo hebt u de laatste twee schetsen voor dit verenigingsseizoen in handen. De schets over de genezing van de 38-jarige zieke is heel concreet en eenvoudig te vertellen voor de kinderen. Hoe toont de I leere Jezus door dit wonderde Alwetende en de Almachtige te zijn. Dat geldt niet minder in het leven van Petrus. Petrus die de Christus mocht belijden als de Zoon van de levende God. Hij werd zijn Meester ook een steen des aanstoots en verloochende Hem. Onuitsprekelijke liefde Gods als de Heere Jezus na Zijn opstanding Petais weer opzoekt. Dal blijkt ook bij de Zee van Tiberias, waar het Paasprogramma dit jaar overgaat. Op de indringende vraag 'Hebt gij Mij lief mocht Petnis antwoorden: 'Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb.' Het is een troost voor al Gods kinderen: God laat niet varen wat Zijn hand begon.

We wensen de leiding en de kinderen toe de kracht van de opgestane Levensvorst persoonlijk te mogen ervaren.

Namens de commissie Mivo -12,

Marianne Sollie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

Mivo -12 | 36 Pagina's

Achtendertig jaar ziek

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

Mivo -12 | 36 Pagina's