Naaman, de Syriër
Lezen : 2 Kon. 5: 1 - 19Ps 72: 10I's 116: 1.2,3l\ 51: 4, 5Ps. 89: 1Ps, 103: 1, 2 Ps. 30: 2, 8Ps. 30: 2, 8 7 PS. 105: 1, 37 PS. 105: 1, 3 Ps 86: 5Ps 86: 5Ps 118: 3Ps. 77: 8p» 73: 6 Ps. 33: 11Ps. 33: 11Kerntekst: "Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël!"(2 Kon. 5 : 15c)
Stel je voor, je bent buiten aan het spelen. Daar komt ineens een groep vreemde soldaten aan. Ze pakken je beet en nemen je mee. Natuurlijk, je spartelt tegen en je schreeuwt, maar niets helpt. Je vader en je moeder kunnen je ook niet helpen. Je moet mee. Er is niets aan te doen. Je weet niet wat er met je gaat gebeuren of waar je naar toe wordt gebracht.
Zo wordt op een keer een meisje uit Israël meegenomen. Dat gebeurde in de tijd toen Joram koning was.
Kon koning Joram daar niets tegen doen? Nee, telkens vallen Syrische benden het land Israël binnen. En dan trekken deze benden, met buit beladen, weer naar Syrië terug. Niets is voor hen veilig: geen vee in de stallen, geen oogst op het land, zelfs geen mannen of vrouwen of kinderen. Kinderen worden als slaven verkocht.
Zo wordt ook dat meisje meegenomen. Ver van haar vaderland en van haar ouders wordt ze in Damaskus als slavin verkocht! Ze komt in dienst bij de vrouw van een zeer voornaam man, de generaal van het Syrische leger: Naaman. Hij is een belangrijke man, want hij heeft eens de Syriërs van hun vijanden verlost.
Dit Joodse meisje denkt vaak terug aan de tijd toen ze thuis was; toen ze met haar vader en moeder de knieën boog voor de God van Israël of luisterde naar de trouwe profeet des Heeren: Elisa! Nu is dit alles voorbij! Alles?
Nee, want ook in dit vreemde land blijft zij op de Heere vertrouwen. Het meisje is een voorbeeld voor ons allemaal. Wij moeten ons nooit schamen om tot de Heere te bidden. Ook niet op plaatsen waar anderen niet bidden.
Op een dag is ze in huis bezig met haar werk. Ze merkt dat er iets is. De vrouw van Naaman kijkt zo verdrietig. Waarom dan toch? Al snel komt ze er achter wat er aan de hand is.
Naaman is door een vreselijke ziekte aangetast: hij is melaats! Ongeneeslijk ziek! Als een klein plekje is het begonnen, een onschuldig wit zweertje, maar het wil niet weg en het is verder en verder gegaan. Het zal niet lang meer duren of Naaman zal als opperbevelhebber van het leger moeten aftreden. En het einde van deze ziekte kan niets anders zijn dan de dood.
Is ze er niet blij om? Naaman is toch een Syriër, een vijand van haar volk! Heeft ze geen hekel aan hem, omdat hij haar als een slavin gekocht heeft? Zijn soldaten hebben haar weggeroofd, uit haar land gehaald en hier gebracht. Ja, dat is allemaal waar, en toch...
Nee, ze haat Naaman met. Integendeel, medelijden voelt ze met hem. Kon ze hem maar helpen. Ze herinnert zich de wonderen, die Elisa gedaan heeft. Was hij maar in haar vaderland, dan...
En als die gedachte bij haar opkomt, waagt ze het ook, die uit te spreken. Hoor, wat ze tot haar meesteres zegt: 'Och, dat mijnheer voor het aangezicht van de profeet in Samaria was, die zou hem wel kunnen genezen!' Was hij maar in haar vaderland, dan....
Was hij maar in haar vaderland, dan....
Wat mooi van het meisje om met de vrouw van Naaman over de profeet Elisa te praten én om naar de levende God te wijzen. Wat kunnen wij daar veel van leren om goed van de Heere te spreken.
'Zou mijn man dan toch nog beter kunnen worden?' denkt Naamans vrouw. Ze gaat direkt naar haar man. En Naaman spreekt erover met Benhadad, de koning van Syrië. Zo komt het woord van dat arme slavinnetje terecht in het koninklijk paleis. En er wordt zelfs naar geluisterd.
Het is enkele dagen later. Een groot aantal voorname mensen gaat op reis. Het is Naaman met zijn bedienden. Schatten van goud, zilver en kostbare kleren heeft Naaman meegenomen.
Bovendien heeft hij een brief bij zich van koning Benhadad om aan koning Joram te geven.
Als Joram die brief gelezen heeft, is hij ten einde raad. Hoe kan hij dat nou! Een melaatse reinigen? En toch wil koning Benhadad dat.
'Ben ik dan God? Ik kan deze man toch niet genezen. Hij zoekt oorlog met mij, anders niet,' zo klaagt Joram. 'Hij wil een reden hebben om met zijn soldaten te komen en met ons land oorlog te voeren. O, als ik niet doe wat hij vraagt...' Bange vrees vervult het hart van de koning en zijn hovelingen.
Elisa hoort dat de koning radeloos is. 'Waarom bent u zo geschrokken? Laat hem nu tot mij komen!' laat hij de koning zeggen. 'Zo zal hij weten, dat er een profeet in Israël is! Wat onmogelijk is bij de mensen, koning Joram, is mogelijk bij God. Weet u dat niet?'
Daar rijdt Naaman, de knecht van de Syrische koning, de beroemde generaal, naar Elisa's woning. Voor de deur houdt de stoet halt. 'Nu zal Elisa naar mij toe komen, zich voor mij buigen, mij aanraken, de Naam van zijn God aanroepen en mij genezen,' denkt Naaman. Maar, niets daarvan. Uit Elisa's woning komt... een knecht. De profeet zelf komt helemaal niet. En die bode brengt hem niets anders dan dit bevel: 'Ga heen, was u zevenmaal in de Jordaan en gij zult genezen zijn.'
Boos geeft Naaman bevel de wagen te draaien en terug te keren. Zó wil hij niet behandeld worden. Hij, de grote Naaman! Hij voelt zich beledigd. En als het water van de Jordaan hem reinigen moet, dan had hij beter in Damascus kunnen blijven.
'Zijn niet Abana en Farpar, de rivieren van Damascus, beter dan alle wateren van Israël?' zegt Naaman kwaad. 'Kom op, terug naar Damascus.' Naaman gelooft de woorden van de profeet niet. Hij is ongehoorzaam aan het woord van de Heere.
Maar op de terugweg naar Damascus zien de knechten van Naaman elke keer aan hun rechterhand de rivier de Jordaan glinsteren.
Waarom probeert hun meester het toch niet? Zo moeilijk is de opdracht toch niet? Zullen ze het wagen om het hem te vragen? En dan, als ze de Jordaan weer kunnen zien, vragen ze het:
'Als de profeet nu eens iets moeilijks had gevraagd, dan had u het toch wel gedaan. Waarom zou u zo'n simpel bevel niet uitvoeren?'
Naaman ziet het water en luistert naar zijn knechten. Daar gaat hij.
Zevenmaal moet hij in het water van de Jordaan ondergaan. Daar gaat hij. Als hij de eerste keer boven komt, kijkt hij naar zijn lichaam. Niets is er veranderd. Nog een keer onder water. Weer geen verschil. Voor de derde keer gaat hij kopje onder. Ook nu ziet Naaman niet dat de melaatsheid minder wordt.
Vol verwachting kijken ook de knechten als hij voor de vierde keer boven komt. Bij de vijfde keer wachten de knechten vol spanning op wat er nu gebeurt, als Naaman boven komt. Ook bij de zesde keer is er niets aan Naamans lichaam te zien. Zou het dan toch niet waar zijn wat de profeet heeft gezegd?
Maar... als Naaman de zevende maal uit het water komt, is hij volkomen genezen. Zelfs geen litteken, geen enkel plekje herinnert meer aan de vreselijke ziekte.
Vol verbazing staan de knechten om Naaman heen. Blijdschap is op hun gezichten te zien. Ook Naaman kijkt eerst ongelovig naar zijn genezen lichaam, maar dan straalt zijn gezicht van blijdschap. Nu weet hij, dat er een profeet in Israël is. Wat is de Heere machtig!
Snel rijdt hij terug naar Elisa.
'Zie' zegt Naaman, 'nu weet ik dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël.' Wat een belijdenis voor een heiden!
Dankbaar biedt hij Elisa grote geschenken aan. Maar Elisa wil ze niet hebben. Naaman dringt er bij de profeet op aan om toch wat geschenken aan te nemen. Maar Elisa weigert. Hij wil niets aannemen. De Heere heeft genade aan Naaman bewezen: hoe zou genade betaald kunnen worden?
Naaman heeft nog een paar vragen. Hij vraagt. of hij grond uit Israël mee mag nemen voor het bouwen van een altaar in zijn land. Hij heeft het vaste voornemen in zijn hart om nooit meer tot een afgod te bidden, maar alleen voor die God, Die hem genas.
Moet hij daarvoor dan beslist grond uit Israël meenemen? Nee hoor, de Heere kijkt niet op welke grond iemand offert. De Heere kijkt naar het hart.
Ook vraagt Naaman of de Heere vergeven wil als hij met de koning van Syrië in het huis van de afgod Rimmon zal gaan. Hij is in rang beneden de koning en als de koning zich buigt en op zijn hand leunt, dan zal Naaman zich ook moeten buigen.
Wat zegt de profeet Elisa daarvan? Alleen dit: 'Ga in vrede.' Hij wenst Naaman de zegen van de Heere. Elisa kan die zegen niet geven. Hij kan het hem alleen maar toewensen.
Als de Heere je zegent, leer je ook wat Hij wil. Er is een groot wonder gebeurd bij Naaman. Wat denk je: zou de Heere dat nu ook nog kunnen doen? Ja hoor, Hij kan mensen beter maken. En Hij kan nog meer: Hij kan mensen genezen van hun zonden.
In de Bijbel worden de zonden ook wel eens melaatsheid genoemd. Zoals het water van de Jordaan nodig was voor de wegneming van Naamans melaatsheid, zo is het bloed van de Heere Jezus nodig voor de afwassing van de zonden. Dat leert ons ook de doop. De besprenging met het water wijst er op dat onze ziel onrein is. Die moet gereinigd worden van de zonden. Daarvoor heeft de Heere Jezus Zijn bloed gestort. Zo als Naaman afkerig was van het water van de Jordaan, zo zijn wij afkerig van het bloed van de Heere Jezus.
Naaman was boos: hij wilde al weer terug naar Damascus. Hoe kwam het nu dat hij zich toch liet reinigen in de Jordaan? Daar drongen zijn knechten op aan. De Heere wilde hen gebruiken om Naaman te overtuigen. En zo werkt de Heere nog. Als de Heilige Geest je komt te overtuigen van je zonden, dan drijft Hij ons uit naar Christus. Dan krijgen we Zijn bloed nodig tot vergeving van onze zonden. Dat kan en wil de Heere nog doen. Er is geen andere God op de ganse aarde, dan deze God.
Ter inleiding
De verschijning van dit nummer van Mivo is tevens laatste voor dit verenigingsseizoen!
De eerste schets gaat over Naaman, de Syriër. Na zijn genezing roept hij verwonderd uit: 'Zie, nu weet ik dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël.' Welk een geloofsbelijdenis! Dat wij allen, leidinggevenden en kinderen, tot deze erkenning mogen komen.
Daarom moest ook Jozua de 12 gedenkstenen oprichten in de Jordaan: 'Opdat alle volken der aarde de hand des HEE- REN kennen zouden, dat zij sterk is; opdat gijlieden de HEERE, uw God, vrezet te allen dage' (Joz. 4: 21). Daarom hebben ook wij onze monumenten. Stenen die herinneren aan 4 mei: aan wat er in de oorlog is gebeurd. Maar ook aan Gods daden van bevrijding! Daarom blijven we herdenken!
Ongetwijfeld besteed u daar een klubbijeenkomst aan. Er is voor alle kinderen een speciaal ledenboekje samengesteld. Namens de kommissie Mivo -12 gedenkwaardige dagen toegewenst.
Marianne Sollie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1995
Mivo -12 | 39 Pagina's