Gered op het gebed
Kerntekst: Handelingen 12:5: "Petrus dan werd in de gevangenis bewaard; maar van de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan."
Het is stil in Jeruzalem. De nacht is gekomen. Alle mensen slapen. Nee, toch niet. In de gevangenis houden soldaten de wacht. Koning Herodes zelf heeft een man gevangen laten nemen, die ze nu moeten bewaken. Morgen zal deze gevangene worden geoordeeld. Nu al is zeker, dat hij de doodstraf zal krijgen. Twee soldaten liggen in de cel, met ijzeren kettingen aan de gevangene vastgemaakt. Voor twee verschillende deuren wordt de wacht gehouden. Ontsnappen is onmogelijk. Koning Herodes kan gerust zijn.
Wie is die gevangene, die zo goed bewaakt wordt? Die in opdracht van koning Herodes gevangen is genomen? Is hij een moordenaar? Een oproermaker? Nee, juist niet. Die gevangene is een discipel van de Heere Jezus. Het is Petrus. De Heere Jezus is naar de hemel teruggegaan, en nadat de Heilige Geest is uitgestort op het Pinksterfeest, zijn de discipelen gaan preken. De Farizeeën, de Schriftgeleerden en de overpriesters waren daar helemaal niet blij mee. De oversten van het volk hadden Jezus laten kruisigen, en nu werd er toch weer over Hem verteld. Daarom dreigden ze de discipelen in de gevangenis te gooien. Maar toch gingen ze gewoon door met preken.
De Heere Jezus had het immers al gezegd tegen Zijn discipelen toen Hij nog op aarde was: "Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen."
En nu is er weer een nieuwe koning gekomen. Een koning die ook weer Herodes heet. Deze nieuwe koning wil in de gunst komen bij het volk. Hij wil dat het volk hem zal eren. Hoe kan hij dat voor elkaar krijgen? Hij weet al wat. Herodes hoort dat de oversten van het volk een grote hekel hebben aan de discipelen. En wat doet hij nu? Hij laat één van de bekendste discipelen gevangen nemen en onthoofden. Het is Jacobus, de broer van Johannes. Wat zijn de volgelingen van de Heere Jezus bedroefd. Wat is er een verdriet in de christengemeente van Jeruzalem! Het wordt steeds duidelijker dat het volgen van de Heere Jezus verdriet en lijden meebrengt. Maar toch blijven ze Hem volgen en dienen want Hij is hun Heere en Zaligmaker.
Wat zijn de oversten van de Joden blij. Die Herodes dat is nog eens een goede koning. Die helpt hen, om die volgelingen van Jezus van Nazareth uit de weg te ruimen. Als Herodes hoort, hoe blij de oversten zijn, denkt hij bij zichzelf: "Zo gaat het goed. Het volk eert mij. Ik zal eens zien of ik nog meer van die volgelingen van Jezus gevangen kan nemen en doden". En het lukt. Petrus wordt gevangen genomen. Mooi zo, denkt Herodes. Na het Paasfeest zal ik hem laten doden, zodat heel het volk het weten zal. Wat zullen de Joden dan blij zijn, en mij daarvoor eren. Zo zijn de plannen van koning Herodes. Morgen is het zover. Dan is het Paasfeest voorbij. Dan zal hij Petrus laten doden. En de duivel lacht. Maar hij lacht te vroeg. Want niet de duivel regeert, niet koning Herodes regeert, maar Koning Jezus!
Het is stil in Jeruzalem. De nacht is gekomen. Alle mensen slapen. Nee, toch niet. Daar, in dat grote huis brandt nog licht. Er zijn zelfs nog heel veel mensen bij elkaar. Wordt daar soms feest gevierd? Nee, helemaal niet. De gezichten van al die mensen zijn helemaal niet vrolijk. In hun ogen is angst en verdriet te zien. Wie zijn die mensen dan? Het is de christengemeente van Jeruzalem. In het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus zijn ze bij elkaar gekomen, om samen te bidden tot God. Want, als een lopend vuurtje is het bericht door Jeruzalem gegaan: koning Herodes heeft Petrus gevangen laten nemen. De schrik is hen om het hart geslagen. Petrus gevangen genomen! Ze begrijpen heel goed wat dat betekent. Hij zal net als Jacobus gedood worden door Herodes. Wat moeten ze toch doen? De gevangenis binnen dringen? Onmogelijk! Herodes om genade gaan smeken? Hij zal hen uitlachen. Ze kunnen niets doen!
Ja toch. Eén ding blijft er altijd over. Eén ding kunnen ze nog doen. Bidden! Roepen tot de Heere om uitkomst. En daarom zijn ze nu bij elkaar gekomen. Hoe de Heere hun gebed zou moeten verhoren, weten ze zelf niet. Ze weten alleen, dat de Heere almachtig is. Voor Hem is niets te moeilijk. Zou voor de Heere iets te wonderlijk zijn? Hij is de Enige, Die hen helpen kan. Zonder ophouden bidden ze tot die Heere. Helpt bidden dan wel? Nou en of! Want terwijl de gemeente van Jeruzalem nog bidt, is de Heere al bezig dat gebed te verhoren.
Het is stil in Jeruzalem. De nacht is gekomen. Alle mensen slapen. Maar Petrus toch niet? Morgen moet hij sterven. Dat weet hij. Nu, dan kun je toch niet slapen? Als jij wist, dat je morgen zou sterven, zou jij dan vannacht kunnen slapen? Zou je niet angstig wakker liggen? Petrus weet dat hij morgen moet sterven. En kijk nu eens in de cel waar hij ligt, tussen de twee soldaten in: Petrus slaapt! Hoe kan dat? Omdat er vrede in zijn hart is. Vrede met God. Hij weet, dat alles wat de Heere doet, goed is. Hij kan slapen, want de Heere waakt. De Heere zorgt voor hem. Dan ben je rijk! Als je dat mag weten! Als de Heere zo dicht bij je is! Dan hoef je niet bang te zijn. Als de Heere met Zijn genade bij je is, dan is alles goed. Zo is het ook met Petrus. Morgen moet hij sterven. Het is goed. De Heere heeft hem stil gemaakt, en nu kan hij in vertrouwen op de Heere rustig slapen. Dat is genade! Hij weet er niets van, dat de gemeente van Jeruzalem bidt om zijn verlossing. Hij vermoedt ook niet dat de Heere Jezus al bezig is om dat gebed te verhoren. Hij weet alleen, dat de Heere voor hem zorgt, of hij nou sterven moet of leven zal. Terwijl Petrus daar rustig ligt te slapen, wordt hij wakker gemaakt. Iemand raakt hem aan. Petrus doet zijn ogen open. In de cel is het licht. Is het nu al dag geworden? Maar dan hoort hij zeggen: "Sta haastig op." Petrus doet het. Maar de ijzeren kettingen dan? Die gaan zomaar los. Want de man die daar in de cel gekomen is, is een engel van de Heere. Hij is gestuurd om Petrus te verlossen. De Heere heeft het gebed van de gemeente gehoord. Daar staat Petrus, zonder boeien. Hij weet niet of hij wakker is, of dat het een droom is.
"Omgord u en bind uw schoenzolen aan", zegt de engel. En Petrus trekt zijn onderkleed omhoog, maakt het vast met zijn riem en trekt zijn sandalen aan. Dan moet hij zijn opperkleed aan doen. Als in een droom gehoorzaamt Petrus. "Volg mij", klinkt het dan. Ja, maar dat kan toch niet? Er zijn toch soldaten die de wacht houden? Daar kan Petrus toch niet zomaar voorbij lopen? En de deuren dan, die zijn toch op slot? "Volg mij!" Petrus doet het. En de deuren gaan open. Geen soldaat die hem grijpt. Hier is de Heere bezig gebeden te verhoren. En zou de Koning van hemel en aarde Zich dan door iets of iemand tegen laten houden? Nooit!! Daar staat de engel met Petrus voor de ijzeren poort van de gevangenis. En zomaar gaat de zware deur open. Nee, niet zomaar. Door Gods kracht gebeurt het! Een paar ogenblikken later zijn ze buiten de gevangenis. Ze lopen de straat uit, en dan ineens is de engel weer weg. Hij heeft zijn werk gedaan. Petrus is vrij. Nu pas dringt het tot Petrus door dat hij vrij is. Het is geen droom, maar het is werkelijkheid. Als hij daar zo alleen staat in de donkere stad, beseft hij het pas goed: De Heere heeft Zijn engel gezonden, en heeft mij uit de hand van Herodes verlost. Wat moet hij doen? Even denkt hij diep na. In de stad blijven is veel te gevaarlijk. Dan zal Herodes hem opnieuw gevangen laten nemen. Hij moet hier weg. Maar zal hij dan nu zomaar weg gaan? Nee, eerst moeten zijn vrienden hier in Jeruzalem weten, dat de Heere hem zo wonderlijk gered heeft. Hij besluit naar het huis van Maria te gaan, de moeder van Johannes Marcus. Daar is de gemeente van Jeruzalem al vaak samengekomen. Daarom kan hij daar nu het beste het goede nieuws gaan vertellen. Dan zal het zeker doorverteld worden.
Het is stil in Jeruzalem. De nacht is gekomen. Alle mensen slapen. Nee, toch niet. Rhodé, het dienstmeisje van Maria, slaapt niet. Het huis zit immers nog vol met mensen? Mensen die gekomen zijn om samen de Heere te bidden of Petrus bevrijd mag worden. Hoe zou zij dan kunnen slapen? Stil eens, het lijkt wel of ze hoort kloppen. Rhodé luistert scherp. Ja, aan de voorpoort wordt geklopt. Snel staat ze op en gaat er naar toe. "Wie is daar?", vraagt ze. "Ik ben het, Petrus!", klinkt het antwoord. Wat? Petrus? Zou de Heere het gebed dan verhoord hebben? Ja, het moet zo zijn, ze herkent zijn stem. Haastig loopt ze naar binnen. Ze is zo blij, dat ze helemaal vergeet de poort open te doen. "Petrus is er! Hij staat bij de voorpoort!" Even is het stil. Maar dan klinkt het: "Je raast! Dat kan niet. Je weet niet wat je zegt!" Maar Rhodé houdt het vol. Het is echt waar. Ik heb zijn stem herkend. "Het kan niet. Misschien heb je het maar gedacht. Of was het een engel? Was het een droom?"
Dat is wonderlijk. Ze hadden zo gebeden om de verlossing van Petrus, en nu kunnen ze niet geloven dat het echt gebeurd is. Rhodé loopt weer terug naar de voorpoort. Daar wordt nog steeds geklopt. Maar nu wordt er eindelijk opengedaan. Het is waar! Rhodé had gelijk. Petrus is bevrijd uit de gevangenis. De Heere heeft hun gebed verhoord. Ze praten en roepen allemaal door elkaar. Wat een blijdschap, wat een wonder! Wat is de Heere goed. Petrus wenkt met zijn hand, dat ze stil moeten zijn en dan gaat hij vertellen. Vertellen, hoe de Heere voor hem gezorgd heeft, door een engel te sturen die hem bevrijd heeft. De mensen in het huis van Maria zijn diep onder de indruk. De Heere heeft hun smekingen willen verhoren. Wat is Hij een genadig God! Diezelfde nacht neemt Petrus afscheid en vertrekt uit Jeruzalem.
En de volgende dag? De deur van de cel wordt opengemaakt. Petrus moet komen. Maar... de gevangene is weg! Hoe kan dat? Hebben de wachters geslapen? O nee, zeker niet! Ze worden ondervraagd, maar ze weten ook niet hoe het mogelijk is, dat Petrus kon ontsnappen. Wat is Herodes boos! Zijn plan is mislukt! God heeft laten zien, Wie er regeert. God heeft laten zien, dat Hij niet let op sterke wapens in de handen van soldaten, maar dat Hij let op gevouwen handen. Hij doet wonderen op het gebed. Dat deed Hij toen in Jeruzalem. Dat doet Hij nu nog. Ook nu nog, in de tijd waarin wij leven, zijn er mensen die vervolgd worden omdat zij christenen zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan de mensen die in Rusland wonen. Zij hebben het soms heel moeilijk. De kinderen worden op school geplaagd en uitgescholden omdat ze christenen zijn, de vaders hebben vaak geen werk of alleen maar de laagstbetaalde baantjes. Soms moeten ze zelfs voor een paar jaar naar de gevangenis of naar een strafkamp als ze over de Heere verteld hebben. En ook nu nog let de Heere op gevouwen handen en doet Hij wonderen op het gebed. Waarom dan? Omdat de Heere Zelf beloofd heeft in Zijn Woord, dat Hij uit genade horen zal als er iemand uit de nood tot Hem roept. Hij heeft het Zelf gezegd: "Roept Mij aan in de dag der benauwdheid, Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren!" Bidden helpt. Kijk maar naar Petrus. Bidden helpt, ook nu nog. Hoe dat mogelijk is? Door Gods genade! Daarom mogen we ook bidden voor de verdrukte kerk in Rusland. Want de Heere hoort het gebed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Mivo -12 | 36 Pagina's