Handleiding 3: Petrus
Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in de Kompasschetsen het thema ‘De discipelen van de Heere Jezus’. Deze schets gaat over Petrus. Simon Petrus werd samen met zijn broer geroepen om discipel van de Heere Jezus te zijn. Zijn visnetten liet hij achter, om visser van mensen te mogen worden. Na de Naam van de Zaligmaker wordt geen naam zo vaak genoemd in de evangeliën, als de naam van Petrus. Hij was een vurige man, met het hart op de tong. Simon, de zoon van Jona, een visser, wordt door Gods rijke genade Petrus, rotssteen.
Doel van de vertelling
In deze Bijbelvertelling horen de kinderen dat ze door het geloof, dat de Heere Jezus hun wil geven, niet bang hoeven te zijn. Ze horen dat ze door het geloof mogen weten dat Hij dichtbij hen wil zijn, juist ook op angstige momenten. Dat zelfs in de grootste tegenslagen bij God alle dingen mogelijk zijn.
Introductie van het thema voor de kinderen
Bespreek met de kinderen waar ze aan denken als ze het woord “bang” horen.
Schrijf als leidinggevenden de woorden die de kinderen noemen op. Bijvoorbeeld: donker, alleen, onweer, storm enz.
Probeer met elkaar bij elk woord het tegenovergestelde te bedenken en schrijf dat ook op.
Bijvoorbeeld: donker – licht, alleen – samen, onweer – mooi weer enz.
Kom hier aan het eind van het verhaal nog weer even op terug en dan met name op de tegenstelling tussen geloof – ongeloof.
Vandaag gaan we luisteren naar een verhaal uit de Bijbel waarbij de discipelen ook bang zijn. In het donker, in de storm voelen ze zich alleen. Maar als ze zien dat de Heere Jezus ook dan bij hen is, mogen ze geloven dat Hij ook in de grootste zorgen en moeilijkheden bij hen wil zijn.
Zingen
Psalm 23:1
Psalm 33:10
Psalm 46:1, 2, 6
Psalm 86:3
Psalm 91:1, 5
Psalm 93:1, 2, 3, 4
Psalm 97:1, 7
Psalm 99:1, 2
Liederen uit de bundel ‘Tot Zijn eer’:
• Als g’ in nood gezeten (lied 8)
• Nooit kan ’t geloof teveel verwachten (lied 70)
• Vaste rots van mijn behoud (lied 216)
Lezen
Matthéüs 14:22-34
Kerntekst
En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. (Matthéüs 14:29)
Vertelling
“Kom Simon, je moet meekomen! We hebben de Messias gevonden!” Andreas staat voor zijn broer. “Kom mee, dan kun je Hem zelf ontmoeten.” Simon, die net bezig is om visnetten te repareren, kijkt op. Hij kijkt zijn broer aan. Wat zegt hij? Heeft hij de Messias gevonden? “Kom mee”, zegt Andreas, “dan kan jij Hem ook ontmoeten!” Simon legt zijn spullen neer en gaat met zijn broer mee. Dan komen ze bij Jezus. Ze hebben Johannes de Doper over Hem horen preken. En nu? Nu mag Simon Hem zien! En wat een wonder: het blijkt dat Jezus hem al kent: “Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus”, zegt Jezus tot hem. Petrus betekent rots. Wat een sterke naam krijgt hij! Simon wordt hier geroepen om de rest van zijn leven de Heere Jezus te volgen. Om een rotssteen te zijn.
Voor ons is de toekomst nog onbekend, maar voor de Heere niet. Soms geeft Hij door Zijn Woord een aanwijzing voor de toekomst. Net als bij Petrus, voor wie Jezus de toekomst in zijn naam weergeeft. Petrus zal een rotssteen zijn. In zijn geloof, in de discipelkring, als leider van de eerste christelijke gemeente.
De Heere Jezus geeft in de drie jaren, die Hij samen met Zijn discipelen doorbrengt, veel onderwijs. En wat doet Hij veel wonderen! Veel mensen volgen Jezus. Ze willen erbij zijn als Hij een wonder doet en Jezus’ verhalen willen ze ook graag horen.
Op een dag heeft de Heere Jezus verteld voor een grote groep mensen. Er zijn ook veel zieken bij Hem gebracht. Hij heeft ze allemaal beter gemaakt. Aan het eind van de dag gaan de discipelen naar Jezus toe: “Het is al bijna avond, laat de mensen naar huis gaan, zodat ze onderweg nog wat eten kunnen kopen”, zeggen ze tegen Hem. Maar de Heere Jezus zegt dat dat niet nodig is: “Geven jullie hun te eten”, zegt Hij tegen Zijn discipelen. De discipelen kijken elkaar verbaasd aan. Hoe kan dat nu, ze hebben maar vijf broden en twee visjes, meer niet. En er zitten zoveel mensen! Hoe moeten ze die nou ooit allemaal te eten geven? De Heere Jezus zegt: “Breng die vijf broden en twee visjes eens bij Mij”. Dan kijkt Hij omhoog naar de hemel en zegent het eten. Hij verdeelt het brood en zegt dat Zijn discipelen alle mensen daar wat van moeten geven. Wat is dat wonderlijk. Vijfduizend mannen kunnen ervan eten, samen met hun vrouwen en kinderen. Er is genoeg. Zelfs zoveel dat er nog overblijft. Twaalf volle manden met eten blijven over.
Aan het einde van de dag zegt de Heere Jezus dat Zijn discipelen in het schip moeten gaan. Zij moeten vast naar de overkant van het meer varen. De Heere Jezus zal dan de mensen naar huis sturen. Dan kan Hij daarna bidden tot Zijn Vader in de hemel.
De discipelen varen weg van de oever, het meer van Galilea op. Het wordt al donker, de zon gaat onder. Ze praten met elkaar nog na over de gebeurtenissen van deze dag. Wat komen er elke dag veel mensen naar de Heere Jezus toe. Ze willen Hem allemaal horen en zien. En ook willen ze allemaal graag een wonder meemaken. En wat heeft Hij een groot wonder gedaan! Al die mensen die er vandaag waren hebben te eten gehad, terwijl er maar vijf broden en twee visjes waren. Wat een groot wonder!
Opeens begint het te waaien. Het schip moet tegen de wind in varen. De golven worden hoger en hoger. Ze beuken tegen het schip. De discipelen hebben al hun krachten nodig om het schip in bedwang te houden. Zullen de golven het schip in tweeën breken? Zullen ze allemaal verdrinken in het woeste water van het meer? Ze zijn bang!
Zo kan het ook in ons leven zijn. Wat kun je soms bang zijn! In het donker kan alles zo anders lijken dan overdag, of als je alleen op je kamer bent en niemand je ziet. Maar vergeet nooit dat de Heere je ziet, altijd en overal. Hij is altijd bij je. Hij kan je helpen, Hij kan ervoor zorgen dat je niet meer bang bent. Zo is dat ook bij de discipelen. Want terwijl zij aan het worstelen zijn met hun schip in die woeste zee, ziet Jezus hen. Hij is aan het bidden op de berg. Maar Hij ziet hun nood en hun angst.
De discipelen vechten tegen de hoge golven. Als hun schip maar niet omslaat!
Dan zien de discipelen opeens iets vreemds. Daar, op de woeste golven… zien ze het goed? Loopt daar Iemand? Nee, dat kan toch niet? Ze kijken nog beter… ja daar loopt echt Iemand! Maar dat kan niet! “Help!” roepen ze, “een spook!” Ze schreeuwen het uit, zo bang zijn ze.
Dan horen ze een stem: “Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vrees niet.” Het is de Heere Jezus, de Meester! Hij laat hen niet alleen tobben. “Vrees niet”, zo roept Hij.
Als je mag weten dat de Heere bij je is, hoef je nooit bang te zijn. Met al je angsten en zorgen mag je naar Hem toe gaan. Vertel ze maar aan Hem. Hij zorgt voor je, zelfs in de grootste zorgen. Wat een troost is dat!
Petrus hoort die bekende stem. Is het echt de Heere Jezus? Komt Hij in hun nood en angst naar hen toe? Dan vraagt hij: “Heere, als U het echt bent, gebied mij dan tot U te komen over het water.”
“Kom”, zegt de Heere Jezus. Zonder zich te bedenken klimt Petrus uit het schip, terwijl hij naar de Heere Jezus kijkt. Dan loopt hij over het water naar Hem toe. In het vaste geloof dat de Heere bij hem is, gaat Petrus naar de Heere Jezus. In groot verlangen om bij zijn Meester te zijn, denkt hij nergens anders aan.
Dan ziet hij de sterke wind en hij ziet de hoge golven. Zijn ogen zijn niet meer op de Heere Jezus gericht, maar in plaats daarvan kijkt hij naar het natuurgeweld om zich heen. Wat waait het hard! De wind stuwt de golven hoog op. Petrus wordt bang, doodsbang. En dan voelt hij hoe hij zinkt, hij zakt in het water. Zal hij nu verdrinken? “Heere, behoud mij!” roept hij benauwd.
De Heere Jezus steekt meteen Zijn hand toe en trekt hem omhoog. Bestraffend spreekt Jezus hem toe. “Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld?” Waarom twijfel je aan Mij?
Zo steekt Jezus nog Zijn hand uit om je te redden uit de grootste nood. Zijn handen werden vastgespijkerd aan het kruis. Daar was niemand om Hem te redden toen de golven over Hem heen sloegen. Maar juist vanaf het kruis klinkt het: “Vrees niet, Ik ben het. Ik ben er.”
Petrus schaamt zich. Hij is zo vol geloof uit het schip gestapt, het water op. En toch kwam zijn ongeloof, waardoor hij wegzonk...
Samen klimmen ze in het schip bij de andere discipelen. Dan houdt ook meteen de storm op. De discipelen zijn er vol van, ze aanbidden hun Meester, die hen gered heeft: “Waarlijk, U bent Gods Zoon!”
Wat een les voor Petrus, maar ook voor jou: als je naar de Heere Jezus kijkt, als je op Hem mag vertrouwen, dan gaat het goed. Ook al stormt het, ook al zit er misschien nog zoveel tegen, toch gaat het dan goed. Omdat de Heere bij je is.
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte
Meer van Galilea
Het Meer van Galilea is één van Israëls belangrijkste zoetwaterbronnen en ongeveer even groot als een grote Nederlandse stad, ruw gemeten 20 bij 11 km. Het heeft een maximale diepte van 45 m. Aan het begin van Zijn rondwandeling op aarde is Jezus steeds actief rond het Meer van Galilea. Daar is Hij opgegroeid en daar verkondigt Hij met Zijn discipelen het Evangelie.
Andere namen voor het Meer van Galilea: Zee van Tiberias, Meer van Gennésaret.
Wonderbare spijziging
In zowel Mattheüs als Markus wordt er twee keer een wonderbare spijziging beschreven. Beide keren is er een grote groep mensen bijeen. Beide keren is er brood en vis en laat Jezus daarvan uitdelen, nadat Hij het in stukken heeft gebroken. De eerste keer blijven er twaalf manden over, de tweede keer zeven. De twaalf manden die over zijn bij de eerste wonderlijke spijziging komen overeen met de twaalf stammen van Israël. Voor heel Israël is er voedsel! Vervolgens gelooft een heidense vrouw in Jezus. Haar dochter word genezen. Daarna krijgt een grote menigte opnieuw te eten. Ditmaal blijven er zeven manden over. Zeven is het getal van de volheid. Jezus wil hiermee duidelijk maken dat het Evangelie overvloedig is. Ook de heidenen kunnen daarin delen.
Simon Petrus
Petrus heet oorspronkelijk Simon. Hij is de zoon van Jona. Hij en zijn broer Andreas komen uit Betsaïda en wonen later in Kapernaüm. Jezus geeft hem de bijnaam Petrus, wat ‘rots’ betekent. Hij heeft een impulsief karakter. De liefde en ijver van Petrus voor Jezus zijn groot. Hij mag samen met Johannes en Jacobus bij de verheerlijking van Jezus op de berg zijn. Vlak voor zijn sterven verloochent Petrus de Heere Jezus. Na de opstanding wordt de band tussen Petrus en Jezus hersteld. Petrus wordt door de macht en de genade van God omgevormd tot een prediker, een schrijver (hij schreef twee van de brieven van het Nieuwe Testament) en één van de belangrijkste leiders onder de eerste christenen. Volgens de christelijke overlevering zou Petrus in Rome zijn gaan wonen. Daar is hij rond 68 na Christus onder keizer Nero de marteldood gestorven.
Belijdenisgeschriften
Heidelbergse Catechismus
Zondag 7 vraag en antw. 21 Over het ware geloof
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020
Kompas Handleiding | 17 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020
Kompas Handleiding | 17 Pagina's