JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1b: Jesaja

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1b: Jesaja

God is heilig

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in Kompas het thema ‘Wie is God?’. In elke schets staat een eigenschap van God centraal: Gods lankmoedigheid, heiligheid, almacht, rechtvaardigheid, genade, liefde, trouw, alwetendheid en barmhartigheid.
In deze schets zal het gaan over Gods heiligheid. Jesaja mocht daar iets van zien toen God aan hem verscheen om hem te roepen tot het profetenambt.

Doel van de vertelling
Door deze vertelling willen we de kinderen een indruk geven van Gods heiligheid. Wij denken vaak zo menselijk van God en beseffen niet hoe hoog Hij boven ons verheven is. Door het visioen van Jesaja en de indruk die dat op hem gemaakt heeft, afgezet tegen de onheiligheid van zijn tijd, laat God in Zijn Woord iets zien van Wie Hij is. Dat willen we graag doorgeven.

Introductie van het thema voor de kinderen
- Waar denk je aan bij het woord ‘heilig’? Leg deze vraag aan de kinderen voor. De leidinggevende schrijft de antwoorden op een groot vel papier of een bord. Aan het einde van het verhaal komen we erop terug.
- Laat een witte lap (laken) of wit vel papier zien. Vraag: wat heeft dit met ‘heilig’ te maken? Heilig is verheven, zonder zonde. De priesters droegen witte kleding om te laten zien dat ze waren geheiligd, afgezonderd tot de dienst van de Heere.

Zingen
Psalm 19:1, 2 en 3
Psalm 68:17
Psalm 103:6 en 10
Psalm 104:1
Psalm 147:1 en 3
Psalm 148:1
Gebed des Heeren:1, 2 en 6
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Heilig, heilig, heilig

Lezen
Jesaja 6

Kerntekst
‘Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!’ Jesaja 6:3b

Vertelling

Daar staat koning Uzzia. In zijn handen heeft hij een schaal met reukwerk. Allemaal kruiden en specerijen die een heerlijke geur verspreiden als ze verbrand worden. Waarom staat de koning daar in het Heilige van de tempel met een schaal reukwerk? De Heere heeft wel gezegd dat een priester twee keer per dag het Heilige moest ingaan om reukwerk te offeren, maar de koning is toch geen priester?
Uzzia is al heel lang koning, al meer dan vijftig jaar. Hij diende de Heere en heeft veel goede dingen voor het land gedaan. De Heere heeft hem rijk gezegend en voorspoedig gemaakt. Maar nu, nu hij al zo lang koning is en al zoveel van de Heere heeft gekregen, nu wordt koning Uzzia hoogmoedig. “Ik ben de koning, ik heb alle macht, maar in de tempel heb ik niets in te brengen. Dat klopt toch niet? Ik wil ook offeren, net als de priesters!” En daarom staat hij daar nu, voor het gouden reukofferaltaar, in het Heilige van de tempel. Maar de hogepriester merkt wat de koning van plan is. Hij roept tachtig dappere priesters bij elkaar. “We moeten de koning tegenhouden! Hij wil reukwerk gaan offeren, maar dat heeft God verboden! Alleen de priesters mogen dat doen. God is zo heilig, gewone mensen kunnen niet zomaar tot Hem komen!”
Snel komen de priesters dichterbij. “Koning, u mag dat niet doen!” Maar de koning laat zich niet tegenhouden door de priesters. Woede vlamt in hem omhoog als hij hoort: “Dit mag niet!” Wat, mag hij niet offeren? Hij is de koning, hij hoeft de priesters toch niet te gehoorzamen? Dat maakt hij zelf wel uit!
Dan grijpt de Heere Zelf in. Het gaat om Zijn heiligheid, Zijn eer. De koning spot daarmee. Kijk eens wat er gebeurt… Op het voorhoofd van de koning verschijnen plekken. Zweren! De koning wordt melaats. De priesters zien wat er gebeurt. O, nu moet de koning helemaal zo snel mogelijk uit de tempel. Hij is melaats, onrein. En de tempel is het huis van God. Daar mogen geen onreine mensen komen. De koning voelt wat er met hem is gebeurd. Nu kan hij niet langer trots blijven staan. God Zelf heeft gesproken en hem gestraft omdat hij Gods huis en altaar wilde ontheiligen. Snel verlaat de koning de tempel…

Daar staat Jesaja. Hij is een profeet van de Heere. Al jarenlang roept hij het volk Israël op: “Bekeer je!” Hij waarschuwt het volk voor de straffen die zullen komen als zij zich niet bekeren van hun zonden. Hij doet dat met kracht, hij doet dat in de Naam van de Heere. Maar niemand luistert naar hem. Het volk zondigt gewoon door. En koning Uzzia, die het goede voorbeeld moet geven, zondigt mee. Hij trekt zich niets aan van Gods heiligheid. Wat heeft Jesaja daar verdriet van. Maar dan komt de Heere. Hij wil Zijn knecht bemoedigen met een visioen, een soort droom. Hij wil hem opnieuw roepen tot profeet.

Daar staat Jesaja. Hij ziet een geweldig indrukwekkend visioen. Jesaja ziet de Heere. De Heere zit op een hoge en verheven troon. De majesteit straalt van Hem af. De tempel is vol van de heerlijkheid van God. Boven Hem en rondom Hem staan Zijn dienaren, de engelen. Jesaja kan ze duidelijk zien. Ze laten de heerlijkheid en heiligheid van God zien en horen. Kijk eens naar hen… Ze hebben elk zes vleugels. Met twee ervan bedekken ze hun gezicht. De heerlijkheid, de heiligheid en de volheid van God is té groot, zelfs voor de engelen. Met de twee ander vleugels bedekken ze hun voeten. Zo laten ze hun eerbied zien voor de Heere Die hen gemaakt heeft. Met de laatste twee vleugels vliegen ze. Zo staan ze altijd klaar om direct te doen wat God van hen vraagt. Is het geen geweldig visioen?
Jesaja komt diep onder de indruk! Hij ziet de Heere! De Schepper van hemel en aarde zit op Zijn troon. Hij is de Machtige! Terwijl op aarde de ene koning na de andere regeert, blijft Hij altijd Dezelfde! Hij verandert niet. Zijn engelen, de talloze dienaren, zijn rondom Hem. Ze zingen Zijn lof. Luister! Ook Jesaja hoort het. De één roept tot de ander: “Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!” De stem van de Heere God klinkt door in hun gezang. En zo geweldig is dit zingen en dit roepen van de engelen, dat de deurposten schudden onder het geluid. De tempel vult zich met rook. Een wolk van rook om de heerlijkheid van God niet in de volle kracht aan Jesaja te laten zien. En Jesaja? Daar staat hij! Het zien van de Heere en de hemelse heerlijkheden overweldigt hem. Hij voelt zijn eigen zondigheid en roept het uit: “Wee mij, want ik verga omdat ik een man van onreine lippen ben en ik woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen gezien.” Kun jij in de zon kijken? Nee, dan word je verblind. Zo kun je ook God niet zien, dan zul je sterven. Zo heilig is Hij. Jesaja kent de boeken van Mozes en weet dat de Heere tegen Mozes gezegd heeft dat niemand die Hem gezien heeft, kan blijven leven. Bovendien, het volk Israël is een zondig volk en hij, Jesaja hoort daar ook bij. Zou Jesaja dan kunnen leven? Zou hij God zien en niet sterven? “Wee mij!”

Maar er gebeurt een wonder. Een wonder van genade. Want het is de Heere Jezus Die Jesaja ziet in het visioen. En door Hem schenkt God genade aan zijn bange knecht.
Kijk, één van de engelen wordt naar Jesaja gestuurd. Moet hij Jesaja troosten? Moet hij hem moed inspreken? In het visioen ziet Jesaja dat de engel een tang bij zich heeft. De engel moet eerst naar het altaar van de verzoening. Op dit altaar, waar de offers op verbrand worden, liggen kooltjes te gloeien. Met de tang neemt hij zo’n vurig kooltje van het altaar. Daarmee komt de engel naar Jesaja toe. Jesaja had net uitgeroepen: “Wee mij, want ik verga omdat ik een man van onreine lippen ben.” Hij had de woorden van de engelen gehoord: “Heilig, heilig, heilig is de Heere de heirscharen!” Hij had de heiligheid van God Zelf gezien en hij wist: Ik ben onheilig, ik ben zondig!
En nu? Nu komt er engel met een gloeiende kool en raakt de onreine lippen van Jesaja daarmee aan. Hij zegt: “Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt, alzo is uw misdaad van u geweken en uw zonde is verzoend.” Hoor je dat? Het heilige vuur van het altaar van de verzoening brandt de onreinheid van zijn lippen en mond weg. De heilige God Zelf spreekt Jesaja vrij van zonde. Zó heeft de Heere Jezus ervoor gezorgd dat er vergeving van zonden mogelijk is. Daar is het altaar waar de kool van genomen is een voorbeeld van. Als de offerdieren op het altaar werden gelegd, verbrandden ze helemaal. Er bleef niets van over. Zo kunnen ook onze zonden verbrand en verteerd worden. Nu kan Jesaja tóch Gods boodschapper zijn. God maakt Zijn kinderen gewillig en dan roept hij ze tot hun eigen taak. Ook Jesaja.
Nog maar net heeft de engel zijn werk gedaan, of de Heere spreekt weer. Hij zegt tegen Jesaja: “Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons heengaan?” Het is alsof de Heere zegt: “Wie zal het Woord van God gaan verkondingen aan het volk?” Krimpt Jesaja nu weer in elkaar? Roept hij nu weer: “Wee mij, want ik verga!” Nee! Hij antwoordt direct en zegt: “Zie, hier ben ik, zend mij heen.” Jesaja aarzelt niet. Geen moment vraagt hij zich af wat de Heere nu precies bedoelt. Het komt niet in hem op om te proberen er onder uit te komen. Nee, hij verlangt er naar om Gods knecht te mogen zijn. Duidelijk klinkt het uit zijn mond: “Zie hier ben ik, zend mij heen.”

Zo gewillig is Jesaja. Hoe gewillig ben jij om voor God te buigen? Jesaja was vervuld met eerbied voor de heiligheid van God. Maar ook van geloof en vertrouwen in die God. De God Die hem nu de opdracht gaf om voor Hem in Zijn Koninkrijk te gaan werken. Dat kon Jesaja niet in eigen kracht. Maar de Heere zorgt ervoor dat hij het wel kan. Door een kooltje van het altaar. Dat wees op de Heere Jezus Die Zichzelf heeft geofferd. Door dat offer wil Hij ook jou reinigen van je zonden.
Jesaja heeft zijn Zender zo lief, dat hij zonder aarzelen antwoordt op de stem van God. “Zend mij heen!” Jesaja moet doorgaan met het werk waar hij mee bezig was: zeggen dat God de zonde zal straffen. Dan zegt de Heere erbij dat het volk niet zal luisteren, maar dat hij toch moet preken. Hoort Jesaja het goed? Moet hij prediken maar zullen ze niet gehoorzamen? Ja, dat zijn de woorden van God. Het maakt Jesaja verdrietig. “Hoe lang Heere?” “Hoe lang zal het duren voordat het volk echt gaat luisteren naar Uw woorden? Hoe lang moet ik waarschuwen, voordat de mensen zich zullen bekeren tot U?”
Toch is Jesaja nog steeds bereid om te doen wat de Heere van hem vraagt. Hij wil nog steeds Gods boodschapper zijn. Maar hoelang zal de prediking zonder vrucht zijn? Jesaja heeft de Heere lief en wil graag dat Israël zich bekeert. Dan krijgt God de eer.
Dan geeft God antwoord: “Jesaja, vraag je hoe lang je op deze manier moet preken? Dat moet je nu heel je leven doen!” Zal er dan helemaal geen verandering komen? Ja, toch wel! Als God spreekt, gebeurt er altijd iets. Als je Gods Woord níét gelooft, als je je zonden niet belijdt aan de Heere God, als je niet buigt voor Zijn heiligheid, dan blijf je toch niet dezelfde. Dan word je steeds harder vanbinnen. Het is één van de twee. Of je hart wordt geopend voor Hem óf je hart wordt verhard. Jij hebt ook al heel vaak Gods Woord gehoord. Is er in jouw hart een verlangen om Hem te dienen en lief te hebben? Een verlangen om te buigen voor Zijn heiligheid?
En bij het volk Israël? Ook daar is verandering. Zij zullen zich verharden, totdat… ja, totdat God Zich niet langer zal laten bespotten. Tot zolang moet je preken, Jesaja! Tot de straf van de Heere komen zal en het volk weggevoerd zal worden naar Babel.

Zal het zo aflopen? Nee, toch niet! God is een God Die dwars door het oordeel heen genade geeft. Hij gaat door met Zijn eigen werk, zoals Hij beloofd heeft.
Jesaja hoort Gods stem nog één keer. Maar deze keer hoort Jesaja woorden van hoop. Ja, het land zal door de vijanden verwoest worden, maar het volk zal niet helemaal worden uitgeroeid. Ja, de mensen van Israël zullen worden weggevoerd naar een Babel, maar een deel van hen zal terugkomen en zich bekeren tot God. Jesaja zag toch een visioen van Christus in de hemel? Hij maakte Jesaja rein met een kool van het altaar. Hij zal ook anderen van het volk Israël reinigen en gewillig maken om Hem te dienen. Hij wil Zélf komen wonen in het midden van een onrein volk. Hij zal ze Zélf reinigen en hun zonden verzoenen. Dat is Gods genade!

Daar staat Jesaja. Het visioen is voorbij. Hij weet het: hij moet doorgaan met preken. Gods Woord moet hij blijven verkondigen.
En Jesaja heeft gepreekt! Met nieuwe moed is hij gaan profeteren. Oordelen heeft hij aangekondigd. Straffen heeft hij in de Naam van God voorzegd. Maar hij heeft ook veel mogen spreken van de komende Messias. Als hij spreekt over de heilige en rechtvaardige God, gaan zijn gedachten nog vaak terug naar het indrukwekkende visioen. Terwijl hij preekt, is zijn hart vol van de Zaligmaker Die komen zal.

Daar staat Jesaja. Altijd heeft hij het onthouden: er zal een deel van het volk zijn dat zich zal bekeren. En dat zullen er steeds meer worden. En eens… eens zal de Zaligmaker komen.

We horen de woorden van Jesaja nog. Door die woorden heen klinkt de stem van God. God is heilig, je kunt Hem niet zien. Toch wil Hij dat je niet voor Hem wegloopt, maar dat je Zijn kind wordt. Dat je vraagt: “Wat zal ik doen?” Dat je Hem wilt dienen. Hij is het waard!

Afsluiting
Kom terug op de woorden die voor de vertelling door de kinderen genoemd zijn. Zouden ze dingen willen weghalen of toevoegen en waarom? In de verwerking voor de kinderen van +10 komt dit ook terug.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

De heiligheid van de Heere
Sommigen leiden uit het driemaal ‘heilig’ af dat hiermee de drie-eenheid van God bedoeld wordt. Anderen vinden dit te ver gezocht. God toont Zijn heiligheid in Zijn oneindige verhevenheid boven al het geschapene en Zijn absolute afgescheiden zijn van de zondige wereld (Habakuk 1:12, 13). In Leviticus 19:2 zegt de Heere Zelf: “Ik, de HEERE uw God, ben heilig.” Dat betekent: Ik ben de Heiligheid Zelf, niet alleen in gedachten, woorden en werken. Ik ben geheel en al afgezonderd van al het geschapene, oneindig ver daarboven verheven (zie ook Psalm 99:9 en Openbaring 4:8).
Vanwege Zijn heiligheid doet God de goddelozen weg (Jesaja 1:4; 5:16; 8:13), terwijl Zijn heiligheid ook het beginsel is van de verlossing voor Zijn volk (Jesaja 57:15; Psalm 99:3; Openbaring 4:8).

Heilig en heiligen
Heiligen betekent: afzonderen. Het is een positief begrip. Zo betekent ‘de sabbat heiligen’ dat je van deze dag een andere dag maakt dan de andere dagen, door deze dag helemaal aan God te wijden. Heilige vaten in de tempel zijn voorwerpen die voor een speciaal doel apart gezet zijn, namelijk om God te dienen.
God is heilig, Hij is anders dan wij en toch in ons midden (Hosea 11:9). Nooit geeft Hij Zichzelf prijs, hoewel Hij wel gekend wil worden.
In de Schrift hangt Gods heiligheid nauw samen met Zijn liefde. God heeft Israël lief. Daarom is Hij een jaloers God op Zijn eer (vgl. Ezechiël 39:8 en Leviticus 19:2). Hij laat niet met Zich spotten (Ezechiël 7: 1-4).Daarom eist Hij van Zijn volk en kinderen dat ze Hem heiligen (Exodus 19:8 en Leviticus 19:2). Gods Naam heiligen (het Onze Vader) is Zijn Naam boven alle andere namen verheffen.
De Heilige Geest is verschillend van alle andere geesten die er zijn. In het Heilige van de tempel mochten alleen de priesters komen. In het Heilige der heiligen alleen de hogepriester op de verzoendag. Ook Gods kinderen worden ‘heiligen’ genoemd (Psalm 16:3), omdat zij van de wereld niet zijn én hun leven wijden aan God (1 Thessalonicenzen 4:7).
Paulus schrijft zijn brieven aan de heiligen (zie Kolossenzen 1:2). Hij bedoelt dan niet de beste christenen die er zijn, maar de mensen die uit de duisternis geroepen zijn tot Gods licht. Zij zijn heilig door de genade en geroepen om heilig te leven (1 Petrus2:9-10). ‘Zijt heilig, want Ik ben heilig’ (1 Petrus 1:16). Hiertoe is hun de Heilige Geest geschonken. Zo wijden zij zichzelf aan God en worden tot een bruid, die voor haar man versierd is (1 Thessalonicenzen 3:13 en Openbaring 21:2). (Bron: Bijbel met uitleg)

De tempel in het visioen
Volgens sommige verklaarders is dit het hemelse heiligdom, waar God troont. Anderen denken aan de tempel in Jeruzalem. Jesaja zou dan, staande op de drempel van het halfdonkere heiligdom, in een visionair gezicht, het voorhangsel van het allerheiligste hebben zien verdwijnen en voor zijn geestesoog zou dan de verheven majesteit van God verschenen zijn. God Zelf is hoger en groter dan de tempel: de zomen van Zijn kleed alleen al vullen de tempel. De tempel kan de zomen nauwelijks omvatten, hoeveel te minder God Zelf.

Serafijnen (serafs)
Uit dit hoofdstuk krijgen we geen nauwkeuring beeld van de hier bedoelde wezens. Van de verschillende opvattingen die er zijn (o.a. de gedaante van een dier), noemen we hier de meest gangbare, namelijk dat er engelen mee bedoeld zijn. Andere engelfiguren (de cherubs) worden meermalen in de Bijbel genoemd, serafs alleen hier. Het Hebreeuwse woord ‘serafim’ betekent letterlijk ‘vlammen’, wat te maken heeft met verbranden. De serafim staan dan ook in de nauwste betrekking tot de heiligheid van God, die alle onreinheid vernielt.
“In den dienst van cherub en seraf schijnt dit elks afgebakend terrein, dat de cherub de wacht bij Gods recht te betrekken hebbe; de seraf voor Gods heiligheid waakt.” ( Uit: Saambinder over de engelen, 1927)

De tijd waarin Jesaja preekte
De profetische werkzaamheden van Jesaja kunnen in drie perioden onderscheiden worden:
1. Tijdens de regeringen van Uzzia en Jotham. Een voor Juda welvarende tijd. In deze periode zag Jesaja waarschijnlijk het visioen.
2. Tijdens de regering van Achaz, tijdens de oorlog tussen Syrië en Efraïm.
3. Tijdens de regering van Hizkia.
De periode dat Jesaja profeteerde was een lange tijd. De berekeningen lopen uiteen van minimaal 47 tot 65 jaar van profeteren. De lengte van deze periode geeft ook aan dat Jesaja te maken heeft gehad met een aantal verschillende soorten koningen. Jotham was een goede koning, maar Hizkia een betere. De laatste accepteerde zeker ook adviezen van Jesaja. Daartegenover staat de goddeloze koning Achaz.

De Heere zien
Jesaja zag hier niet Jehova, want niemand kan de heerlijkheid van de Almachtige en heilige God zien en leven (Exodus 33:20). Jesaja zag hier Christus (zie Johannes 12:41). In het visioen zag hij de heerlijkheid en het alles omvattende rijk van God. In Johannes 12:41 wordt dit voorgesteld als het rijk en de heerlijkheid van Christus. Hierdoor wordt aangegeven dat Jezus Christus God is. Christus is het beeld van de onzienlijke God (Kolossenzen 1:15). God openbaart Zich door Zijn Woord en Geest in Christus Jezus.

Roeping
Jesaja biedt zich onmiddellijk aan als de Heere vraagt wie Hij zal zenden. Het is een snel en kort uitgesproken antwoord. Hoewel de Heere besloten heeft Jesaja te zenden, lokt Hij toch Jesaja’s antwoord uit, door de vraag in het algemeen te stellen. Niemand kan op een goede manier een ambt vervullen als hij er niet van overtuigd is dat het Gods roeping is. De Heere geeft dan ook de gaven die nodig zijn. En als de Heere roept, moeten we onmiddellijk bereid zijn Hem te volgen, ook als het moeilijk is. Dat geldt voor de ambten van predikanten, zendelingen, evangelisten, ouderlingen en diakenen, maar je mag het ook niet los zien van andere beroepen en activiteiten.

Verharding
De prediking van Gods Woord brengt niet alleen geloof en bekering, maar ook verharding in het ongeloof en de zonden. “Sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere” (Jesaja 6:10; zie ook Romeinen 11:25 en Johannes 12:40 en 41). Ook al zou Gods Woord weinig goeds bij de mensen uitwerken en zou de wereld er alleen maar slechter van worden, dan zijn de predikers toch: “Gode een goede reuk van Christus, in degenen die verloren gaan; dezen wel een reuk des doods ten dode; maar gene een reuk des levens ten leven.” (2 Korinthe 2:15 en 16)

Heidelbergse Catechismus Zondag 47, vraag en antwoord 122
“Welke is de eerste bede?
Uw Naam worde geheiligd. Dat is: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2017

Kompas Handleiding | 19 Pagina's

Handleiding 1b: Jesaja

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2017

Kompas Handleiding | 19 Pagina's