JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5b: Leer ons bidden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5b: Leer ons bidden

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

  • -10 werkboekje
  • +10 werkboekje

Lezen
Lukas 11:1-13

Kerntekst
En Ik zeg u: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden (Lukas 11:9).

Zingen
Psalm 66:10
Psalm 81:12
Psalm 123:1
Psalm 138:3
Psalm 141:1 en 2
Psalm 145:6
Het Gebed des Heeren

Vertelschets

Bim bam, bim bam… De klok van de kerk luidt. Over de stoep lopen Sjoerd, zijn vader en zijn broers, Mark en Wilfred. Het is druk op straat. Er rijden kerkgangers, maar ook andere mensen. Fietsers, auto's, bussen en vrachtwagens. Want het is geen zondag vandaag. Het is woensdag. Biddag.
De moeder van Sjoerd is er niet bij. Ze is thuisgebleven bij Marthe, zijn zusje van twee. Marthe is ziek, al meer dan een half jaar. De laatste tijd ging het beter met haar, maar toen ze vorige week in het ziekenhuis bij de dokter kwamen, was de ziekte weer terug…

Een eindje voor hen loopt Daan, een jongen uit zijn klas. Met zijn vader, moeder, broers en zusjes. Even voelt Sjoerd zich jaloers. Bij hen is er niemand ziek. Zij kunnen met z'n allen naar de kerk. Of een dagje weg. Bij Sjoerd is er bijna geen zondag dat ze met z‟n allen naar de kerk gaan. Marthe is te ziek om naar de crèche te kunnen. En een dagje weg? Soms een paar uurtjes, als het goed gaat met Marthe. Langer houdt ze het niet vol.
Mag hij dat wel denken? Hij is gezond. Voor Marthe is het veel erger. Als ze eens niet beter wordt…? Sjoerd bidt iedere avond voor haar. Hij vraagt of de Heere Marthe beter wil maken. En of ze een kind van de Heere mag zijn. Dat is het belangrijkste, dat weet Sjoerd wel. Maar het liefste wil hij eigenlijk dat ze beter wordt. Dat alles weer als vroeger wordt en dat ze niet meer zo vaak naar het ziekenhuis hoeven. Maar zou het helpen? Toen het beter ging, dacht hij dat de Heere hun gebed had verhoord. Maar nu is ze weer ziek.

Ze lopen de kerk in en Sjoerd schuift naast zijn vader in de bank. Hij zoekt in zijn Bijbel op wat er straks gelezen wordt. Op het bord voorin de kerk staat: Lukas 11:1-13. Als Sjoerd het heeft gevonden, ziet hij dat het over bidden gaat. Natuurlijk, want het is biddag. Hij zoekt ook de psalm op die ze straks gaan zingen. Psalm 123:1. Die kent hij.
Hoor, de organist speelt de melodie van die psalm.
Even later stopt het orgel. De kerkenraad komt binnen. Het wordt stil in de kerk. Alle mensen bidden zacht voor zichzelf. Hij heeft wel eens gevraagd aan zijn vader wat je dan eigenlijk moet doen. Toen zei zijn vader dat je mag bidden of de Heere de dominee wil leiden door Zijn Heilige Geest. En of Gods Woord voor jou en andere mensen tot zegen mag zijn.
Als Sjoerd zijn ogen open doet, gaat de dominee de preekstoel op. Sjoerd doet zijn ogen weer dicht. De dominee bidt om de hulp van de Heere in deze kerkdienst.
Als ze gezongen hebben, leest de ouderling het gedeelte uit de Bijbel. Sjoerd leest mee. Het gaat over de Heere Jezus en Zijn discipelen. De discipelen wisten niet goed hoe ze moesten bidden. Daarom vroegen ze aan de Heere Jezus om het hun te leren. De Heere Jezus leerde hen het 'Onze Vader'. Dat kent Sjoerd uit zijn hoofd.
Dan wordt het weer stil in de kerk. De dominee gaat bidden. Dat duurt vaak lang, vindt Sjoerd. Zijn gedachten dwalen wel eens af onder het gebed. Maar nu let hij op. Want zijn vader en moeder hebben voorbede gevraagd voor Marthe. Omdat de ziekte weer terug is. Eerst bidt de dominee of de Heere hun allemaal een echte biddag wil geven. Of de Heere hun Zelf bidden wil leren. “Want,” zegt de dominee, “van onszelf kunnen wij niet bidden zoals het behoort.” Sjoerd moet weer aan Marthe denken. Zou hij niet goed hebben gebeden? Is Marthe daarom weer ziek?
Hoor, nu gaat de dominee bidden voor de zieke mensen. En ja, hij bidt ook voor Marthe. Of de Heere haar beter maakt. Maar bovenal, of de Heere haar een hart geeft dat Hem liefheeft. “Want,” zegt de dominee, “dan alleen is het wel, voor tijd en eeuwigheid.” Dat laatste wil Sjoerd eigenlijk niet horen. Hij begrijpt wel wat de dominee bedoelt. Maar de eeuwigheid, die is voor Marthe hopelijk nog heel ver weg…

Als ze weer hebben gezongen, leest de dominee de tekst voor waarover hij gaat preken. Sjoerd schrijft hem op in zijn notitieboekje. Het is Lukas 11:9. En Ik zeg u: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.
De dominee vertelt. Het is een gelijkenis van de Heere Jezus.
“Het is nacht. Iedereen slaapt. Maar rond middernacht wordt er bij een huis op de deur geklopt. De bewoner van het huis gaat naar de deur. Hij kijkt voorzichtig wie daar is. Dan doet hij de deur helemaal open. Het is zijn vriend, die midden in de nacht aanklopt. Hij woont ver weg, dus hij heeft een verre reis gemaakt. Wat zal zijn vriend honger hebben na zo‟n lange reis! Hij kijkt in de keuken. Maar… het brood is op. En ander eten is er ook niet. Er is niets om zijn onverwachte gast voor te zetten. Wat schaamt hij zich. Hij kan zijn vriend toch niet met een lege maag naar bed laten gaan? De man pakt zijn overkleed en gaat de straat op. Hij gaat op zoek naar brood om aan zijn gast te geven. Waar zal hij dat vinden? Hij heeft een goede vriend in de buurt. Misschien kan die hem helpen.
Als hij bij het huis van zijn vriend komt, ziet hij dat de deur dicht is. Het is donker binnen. Even aarzelt de man. Moet hij hier iedereen wakker maken voor een paar broden? Maar dan klopt hij toch op de deur. Hij vraagt het niet voor zichzelf, hij vraagt het voor zijn gast. Heeft God niet gezegd dat hij zijn naaste lief moet hebben als zichzelf?
Binnen klinkt gestommel. 'Wie is daar?' klinkt het. 'Ik ben het,' zegt de man en hij noemt zijn naam. 'Leen mij alsjeblieft drie broden; want mijn vriend is na een lange reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten'.”

De dominee wacht even. “Wat zou die vriend nu doen? Wat denk je, jongens en meisjes? Zou hij zijn vriend willen helpen? Of zou hij zeggen: Doe mij geen moeite aan; de deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan om u te geven. Nee, zegt de Heere Jezus. Als hij het niet zou doen omdat hij zijn vriend is, dan zou hij het wel doen omdat hij het zo dringend vraagt. Hij zal opstaan en hem zoveel brood geven als hij nodig heeft.
Deze vriend is een voorbeeld voor ons. Voor u, voor jou en voor mij. In de Bijbel wordt hij een 'onbeschaamde' vriend genoemd. Dat betekent: een vrijmoedige vriend. Hij voelt zijn nood. God vraagt van hem dat hij zijn naaste helpt. Maar hij kan het niet. Hij heeft niets om te geven. En wat doet hij dan? Hij denkt niet: laat dan maar zitten, ik kan er ook niets aan doen. Nee, hij bidt, hij zoekt en hij klopt. Hij gaat op zoek naar brood. En hij klopt vrijmoedig op de deur, ook al is het midden in de nacht en zit de deur dicht. Hij smeekt zijn vriend hem te helpen. Zo wil de Heere dat wij ook doen. Misschien zijn er wel grote mensen of kinderen in de kerk die nood hebben. Iets waar ze mee zitten. Iets waar ze zich zorgen over maken. Dat kan van alles zijn. Ziekte, rouw, of iets anders. Ik hoop, dat het ook een zorg is om je ziel. Een verlangen dat het weer goed met de Heere mag worden.
De Heere Jezus geeft een belofte: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Want een ieder die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, die zal opengedaan worden.
Bidt. Jongens en meisjes, wat doe je als je bidt? Heb je een echte zorg, een echte nood, zoals deze man? Breng die maar bij de Heere. Dat mag op deze biddag. Maar het mag ook midden in de nacht. Bij de Heere kom je nooit ongelegen. Zeg maar: ik sta met lege handen, maar U kunt ze vullen. Ik weet niet hoe het moet, maar U weet het wel. Geloof je dat de Heere je hoort? Maar ook: geloof je dat Hij weet wat goed is?”

Weet je Wie dat echt geloofde? De Heere Jezus. Hij bad in de hof van Gethsemané: Vader, Uw wil geschiede. De Vader wist wat goed was. De Heere Jezus wist het ook. Hij zou lijden en sterven. Hij zou de weg tot God weer vrijmaken, zodat zondige mensen door het gebed tot de Heere mogen komen. En daarom kan de Heere Jezus zeggen: Bidt, en u zal gegeven worden. Dat hebben wíj niet verdiend. Dat heeft Híj verdiend. En daarom mogen wij tot God bidden. Om Jezus' wil.

De dominee kijkt rond. De mensen luisteren aandachtig. Het is stil in de kerk. Sjoerd zuigt nadenkend op zijn snoepje. Hij rolt het papiertje tussen zijn vingers heen en weer. De dominee gaat verder met het uitleggen van de tekst. Sjoerd hoort niet alles meer. Hij denkt aan Marthe. Hij gelooft dat de Heere haar beter kan maken. De Heere kan toch alles? En natuurlijk weet de Heere wat goed is. Maar zou Hij het dan niet goed vinden dat Marthe beter wordt? Dat kan hij zich niet voorstellen.

Dan zegt de dominee 'Amen'. De preek is afgelopen. De dominee doet nog een kort gebed. Ze zingen nog een psalmversje. Dan is de kerk uit.

Als ze thuiskomen, heeft mama koffie gezet. Sjoerd krijgt een glas limonade en een lekker stuk van de appeltaart die mama zelf heeft gebakken. Dat kan ze heel goed! Mama heeft meegeluisterd door de kerktelefoon. Ze heeft niet alles gehoord. Soms moest ze Marthe even helpen. Ze praat met papa over de preek. Sjoerd voert Marthe stukjes van zijn appeltaart. Ze vindt appeltaart heel lekker. Marthe kruipt bij hem op schoot en probeert iedere keer het vorkje naar haar mond te trekken als Sjoerd er een stukje taart aan prikt. “Om de beurt,” zegt Sjoerd.
“Hebben jullie ook geluisterd, jongens?” vraagt mama. Ze knikken alledrie. “Het was een makkelijke tekst hè,” zegt mama. “Die kennen jullie wel.” “Maar niet echt een makkelijke preek,” zegt Sjoerd. Mama kijkt hem aan. Er zit een rimpel in haar voorhoofd. “Waarom niet?” vraagt ze. “Nou eh… dat kan de dominee makkelijk zeggen: bidt en u zal gegeven worden. Maar dat is toch niet altijd zo?” “Hoezo niet?” vraagt papa. “Nou, wij hebben al heel vaak gevraagd of Marthe beter wordt, maar nu is ze weer ziek.” Het is even stil. “Het zijn ook niet de woorden van de dominee,” zegt mama, “het zijn de woorden van de Heere Jezus. Zou Hij liegen, denk je?” Sjoerd schudt langzaam zijn hoofd. Nee, dat kan niet. “Maar toch snap ik het niet,” zegt hij. “Je krijgt toch niet altijd waar je om vraagt?”
“Hoe zou dat komen?” vraagt papa. Sjoerd haalt zijn schouders op. “Omdat wij niet goed kunnen bidden,” zegt Mark, “dat zei de dominee.” “Maar waarom zegt de Heere Jezus dan dat we moeten bidden, als we het toch niet kunnen?” zegt Sjoerd. Hij klinkt een beetje boos. “Dat heb je vanmorgen ook gehoord, Sjoerd,” zegt papa. “De Heere wil ons Zijn Heilige Geest geven. Die leert ons te bidden zoals de Heere het wil.” Sjoerd kijkt naar beneden. Hij heeft niet zoveel meer van de preek gehoord. Hopelijk heeft papa dat niet gemerkt. “En dan?” zegt Sjoerd. “Krijg je dan alles wat je vraagt?” “Dan krijg je alles wat je vraagt,” zegt papa. “Want dan wil je graag krijgen wat de Heere goed voor je vindt.” “Maar vindt de Heere het dan niet goed dat Marthe beter wordt?” “Dat hopen wij wel. Maar dat weten wij niet. De Heere kan wel eens iets goed vinden dat voor ons heel moeilijk is.” De stem van papa klinkt zacht als hij dat zegt.
Sjoerd steekt het laatste stukje appeltaart in zijn mond. Het is wel waar wat papa zegt. Maar toch vindt hij het moeilijk. Hij trekt Marthe op zijn rug. “Kom, ik ben een paard.” “Voorzichtig hè,” zegt mama. “Eigenlijk moet ze alweer naar bed. Ze heeft weinig geslapen vannacht.”

Na het eten pakt papa de Bijbel. Hij leest het gedeelte dat ze vanmorgen in de kerk ook hebben gelezen. Dan geeft mama nog een psalmversje op. Het is een versje dat ze ook in de kerk hebben gezongen.

De HEER' is recht, in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in 't gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel die tot Hem zucht;
Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd, in 't midden der ellenden,
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft de wens van allen die Hem vrezen;
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

Sjoerd bromt het zachtjes mee. Hij zingt niet meer zo hard, de laatste tijd. Maar toch wordt hij er van binnen rustig van. De Heere is er. Op Hem mag je vertrouwen. Al begrijp je het niet.

Na de vertelling
In de vertelling is Lukas 11:11-13 niet verder uitgewerkt, omdat dit teveel extra stof geeft die uitgelegd moet worden. Het is mogelijk deze verzen na de vertelling met de kinderen te bespreken, als een soort verwerking. Dat kan op de volgende manier:

Lees samen Lukas 11:11-13. Voer dan met de kinderen een gesprekje, bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen.

  • Wat zou de Heere Jezus met deze verzen willen zeggen?
    Als een aardse vader, die zondig is, zijn kind geeft dat goed voor hem is, dan zal de hemelse Vader Zijn kinderen zeker dingen geven die goed voor hen zijn. Wij mogen erop vertrouwen dat de Heere weet wat goed voor ons is. En dat Hij dat zeker zal geven als wij daarom bidden.
  • Hoe kun je weten of je om iets bidt dat goed voor je is?
    Je mag om alles vragen wat niet in strijd is met wat de Heere in Zijn Woord zegt. Je mag daar vrijmoedig om bidden, maar je moet wel bedenken dat je er geen recht op hebt. Alles wat je krijgt, is genade. Onverdiend.
    Wij kunnen ook niet altijd beoordelen of iets goed is voor ons. Dat komt omdat wij zelf zondige mensen zijn. De Heere kan wel eens wachten met iets te geven, of iets anders geven dan waar wij om vragen. Zoals een vader dat beter kan beoordelen dan zijn kind, zo kan de hemelse Vader dat beter beoordelen dan Zijn kinderen. We mogen de Heere daarin vertrouwen.
  • Waarom is de Heilige Geest het beste dat de Heere kan geven?
    Omdat we zonder de Heilige Geest niet kunnen bidden en dus ook geen goede gaven van God kunnen ontvangen. Wie zonder de Heilige Geest leeft, mist alles, al lijkt hij rijk.

Aantekeningen bij de tekst

Lukas 11:1-13
Vers 1 in een zekere plaats: ergens onderweg. Jezus was met Zijn discipelen op weg naar Jeruzalem.
was biddende: al is Jezus de Zoon van God, toch bidt Hij ook Zelf tot Zijn Vader in de hemel. Als mens had Hij Zijn hemelse Vader nodig.
Leer ons bidden: de discipelen vragen om een richtlijn voor hun gebed, zoals Johannes de Doper die ook aan zijn volgelingen gaf.
Vers 5 leen mij drie broden: geef mij drie broden. De vriend zegt dit waarschijnlijk met de bedoeling later weer drie broden terug te geven.
Vers 7 die vanbinnen: de eigenaar van het huis, waar de vriend aanklopt.
Vers 8 om zijn onbeschaamdheid: omdat hij op zo‟n ongelegen tijdstip zo dringend aanhoudt. Dat wordt door mensen vervelend gevonden, maar voor God maakt het tijdstip geen verschil.
Vers 10 Want een iegelijk die bidt…: dat wil zeggen ieder die bidt door het geloof en naar Gods wil. Deze aansporing is ontleend aan de gelijkenis van de onbeschaamde vriend.
Vers 12 schorpioen: een spinachtig dier met een gepantserd lijf en een giftige angel. Een steek van een schorpioen is zeer pijnlijk en kan zelfs dodelijk zijn. De grootte van een schorpioen varieert van enkele centimeters tot wel twintig centimeter.
Vers 13 boos: zondig, in staat tot slechte dingen.

Achtergrondinformatie

Opbouw tekstgedeelte
In het Bijbelgedeelte van Lukas 11:1-13 gaat het over bidden. Het gedeelte bevat verschillende onderdelen:
Het Onze Vader als voorbeeld van een goed gebed
De gelijkenis van de onbeschaamde vriend
De belofte van verhoring van het gebed
De verzekering dat God ons op het gebed geeft wat goed is, door de vergelijking met een vader en een kind.

Het Onze Vader
In het Onze Vader geeft Jezus een voorbeeld van een gebed. Het begint met de aanspraak 'Onze Vader, Die in de hemelen zijt'. De Heidelbergse Catechismus zegt hierover: “Waarom heeft ons Christus geboden God alzo aan te spreken: Onze Vader? Antwoord: Opdat Hij van stonde aan, in het begin van ons gebed, in ons de kinderlijke vreze en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond van ons gebed zijn, namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.”
Dan volgen er drie beden, die eigenlijk uitroepen zijn: Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede. Daarin klinkt het verlangen naar de komst van het volmaakte rijk van God. Gods kinderen zijn echter nog onderweg: ze zijn pelgrims op de aarde. Onderweg hebben ze nodig: dagelijks voedsel, vergeving van zonden en bescherming tegen de boze, de satan en het eigen zondige hart. Het gebed eindigt met drie lofprijzingen: Uw is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. God is machtig om deze dingen te geven, tot de eer van Zijn naam. Het gebed eindigt met het woordje 'Amen'. “Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer.”

De gelijkenis van de ‘onbeschaamde’ vriend
In het gebed gaat het om een kinderlijke vrees en vertrouwen op God. Om dit duidelijk te maken, vertelt Jezus een gelijkenis over een 'onbeschaamde' (dat is: vrijmoedige) vriend.
De vriend die aanklopt in Lukas 11:5 heeft te middernacht nog bezoek gekregen van een bekende die onderweg is. Dat was in Israël geen ongewone situatie. Er waren weinig plaatsen om onderweg te kunnen eten of overnachten. Herbergen hadden vaak een slechte naam en stonden als onveilig bekend. Vaak werd in een herberg prostitutie als dienst aangeboden. Zo mogelijk brachten reizigers de nacht daarom door bij een bekende.
Gastvrijheid is in de Bijbel iets vanzelfsprekends. Het is een eer en ook een verplichting om gasten goed te ontvangen. De vriend komt daarom om drie broden vragen, zodat hij zeker voldoende zal hebben. Samen de maaltijd gebruiken is een teken van vriendschap.
De vriend komt midden in de nacht niet om iets voor zichzelf vragen. Hij heeft brood nodig om dat een ander voor te kunnen zetten. Het zijn dus geen egoïstische motieven die hem zo vasthoudend maken. God vraagt van hem zijn naaste lief te hebben als zichzelf. Zijn vraag is tot eer van God en uit liefde tot zijn naaste.

Aanhoudend bidden
Bij mensen kun je iets gedaan krijgen door aan te blijven dringen. Het wordt dan gegeven om ervan af te zijn. God geeft ons dingen niet omdat wij zo aandringen, maar omdat het Hem behaagt. Het gebed is het middel om gaven van de Heere te ontvangen. De Heere Jezus wil door deze gelijkenis laten zien dat je bij God nooit ongelegen komt.

De verhoring van het gebed
In aansluiting op de gelijkenis geeft de Heere Jezus in Lukas 11:9 een belofte van verhoring van het gebed. De vriend:

  • bidt. In dit geval een smeekgebed om iets dat hij niet heeft, maar wel nodig heeft. Hij smeekt het vrijmoedig en in vertrouwen. Jezus zegt: Bidt, en u zal gegeven worden.
  • zoekt. Hij heeft geen brood, maar laat het daarbij niet zitten. Hij gaat op zoek waar het wel te vinden is. Jezus zegt: Zoekt, en u zult vinden.
  • klopt. Hij klopt aan bij zijn vriend, zelfs al is de deur gesloten en al is het midden in de nacht. Jezus zegt: Klopt, en u zal opengedaan worden.

Dit wordt in vers 10 nog eens herhaald: Want Ik zeg u… Het geeft aan hoe belangrijk de Heere Jezus dit vindt. Wij kunnen hieruit leren:

  • Dat het gebed het middel is waardoor we dingen van God ontvangen. God wil er om gevraagd zijn. We moeten onze mond opendoen.
  • Dat wij niet mogen rusten als we de belangrijkste dingen in ons leven nog missen. We moeten op zoek. Wie niet zoekt, zal ook niet vinden.
  • Dat wij ons niet mogen laten ontmoedigen door de omstandigheden, zoals een deur die gesloten lijkt, een tijdstip dat ongeschikt is, of andere dingen die tegen ons lijken te zijn.

Het voorbeeld van de vader
In vers 11 geeft de Heere Jezus een voorbeeld van een vader en zijn kind. Hij komt zo terug op het gebed dat Hij Zijn discipelen leerde. In het Onze Vader is Hij begonnen met een eerbiedige aanspraak van de hemelse Vader. Nu trekt Hij de vergelijking met een kind dat zijn aardse vader iets vraagt.

Goede gaven
Brood, vis en eieren maakten deel uit van het dagelijkse voedsel in Israël. Ze zijn gezond voor de mens. Als een kind zijn vader om deze dingen vraagt, zal hij het geen harde steen, giftige slang of gevaarlijke schorpioen geven. Wij mensen kunnen fouten maken en een ander iets geven dat niet goed is. God doet dat niet. Hij weet volmaakt wat goed voor ons is.
De Heere Jezus noemt hier niet zomaar de Heilige Geest als gave. De Heilige Geest is de allergrootste gave die we van God kunnen ontvangen. Door de Heilige Geest ontvangen we alle andere geestelijke gaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2012

Kompas Handleiding | 14 Pagina's

Handleiding 5b: Leer ons bidden

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2012

Kompas Handleiding | 14 Pagina's