Wereldgelijkvormigheid
Rom . 13:S
A aanwijzingen voor het gebruik
Het uitgangspunt van deze schets is Romeinen 12:2. Laat dit in zijn geheel deleidraad van je inleiding zijn. Verwerk dus zowel het eerste als het tu/eede gedeelte van de tekst. Probeer dee lijn van deze schets te volgen:
- het begrip "wereld" in de Schrift
- wat is wereldgelijkvormigheid eigenlijk?
- wat is nodig om niet wereldgelijkvormig te zijn?
- afronding
Maak de inleiding niet te lang, via de diskussie kan het één en ander konkreet gemaakt worden.
B wereld
Het woord "wereld" heeft in de Bijbel -vooral in het Evangelie en de Brieven van Johannes- verschillende betekenissen, die goed uit elkaar gehouden moeten worden.
0.m. zijn te onderscheiden: (indien mogelijk steeds een tekst als voorbeeld volledig erbij weergeven!)
1. de gehele toenmaals bekende wereld (Matth. 24:14)
2. de aarde als woonplaats van de mensen (Joh. 16:21)
dus in tegenstelling met de hemel (Joh. 18:36)
3. de mensheid (Joh. 12:19)
4. de godevijandige en het verderf toebehorende wereld (Joh.17:14, Jac. 1:27, 2 Kor. 7:10)
5. de wereld der uitverkorenen (1 Joh. 2 : 2)
6. tijdperk, eeuw (Matth. 13:22).
In deze laatste betekenis wordt het woord "wereld" in Romeinen 12:2 gebruikt.
C deze wereld
Aan een korte typering van deze wereld (deze eeuw) kunnen we in dit verband niet ontkomen. Houd dit echter zo kort mogelijk, anders komt je eigenlijke onderwejp in het gedrang. Een analyse van onze tijd is een onderwerp op zich en zou bijvoorbeeld een voorafgaande vergadering aan de orde gesteld kunnen worden. De volgende globale karakterisering pretendeert dan ook verre van volledig te zijn.
Onze tijd wordt gekenmerkt door verwereldlijking. Sinds Gen.3:5 zien we het volgende zich voltrekken:
"De mens raakt steeds verder af van de vrije en rijke ontplooiing van zijn scheppingsmatige bestemming. In plaats van een tempel des Geestes ( ) te zijn, wordt hij een tempel in verval, een ruïne, waaruit de Geest als enige rechtmatige bewoner verdwenen is, en waar zien nu de demon van het "vlees" genesteld heeft', die van de restanten van de geestelijke begaafdheden van de mens gebruik maakt, om zi.in boze heerschappij op aarde te vestigen", (dr. W. Aalders:"Burger van twee wereiden").
En na het "Kom aan" van Gen. 11 is er niets nieuws onder de zon. Het "hier en nu", ons doen en laten staat centraal. De mens wil de geschiedenis in eigen hand nemen, zichzelf verlossen en gelukkig maken. En dit alles is een kuituursituatie waarin men
"bewust gebroken heeft met de gedachte, dat haar lot onoverwinnelijke schuld is. Zij wil de vloek, die op het bestaan rust, gewelddadig doorbreken. Zij zoekt de ellende uit te bannen en het kwaad te elimineren in eigen kracht. Zij gelooft nog wel in God en in goddelijke inspiratie, maar op een wijze, die God en Zijn Geest ondergeschikt maakt aan de scheppende mens en zijn vleselijke idealen. Zij gelooft in het menselijke bewustzijn, in de menselijke kracht, in het menselijke vernuft als God. Zij gelooft in een verwereldlijkte en vermenselijkte God. In de roes van dat geloof sleept zij een ieder mee;
(dr. W. Aalders: "Burger van twee werelden").
Dus: verwereldlijking van de mens en vermenselijking van God en Zijn Woord, wat consequenties heeft voor alle 1 even terreinen.
D wereldgelijkvormigheid
"En wordt deze wereld niet gelijkvormig". Dit eist God van alle mensen, hoewel het hier voornamelijk op de gemeente van Rome gericht is.
Niet gelijkvormig aan "dit tijdperk" houdt in, dat men niet langer deel heeft aan het gangbare levenspatroon, de wijze van leven vanuit een onvernieuwd hart. Vergelijk het vervolg van deze tekst! Dus niet langer'leven "uit de wereld" (1 Joh. 2:16) d.w.z. uit ons verdorven hart, dat uitgaat naar "begeerlijkheid des vleses, begeerlijkheid der ogen en grootdheid des levens."
Vergelijk ook Luk. 12:22-34. Men is wél in de wereld, maar behoort niet van de wereld te zijn, niet te leven zoals de wereld. En dan i s het beginsel, waar vanuit we leven beslissend. Niet wereldgelijkvormig worden is dus beslist geen uiterlijke zaak alleen, die beperkt blijft tot het doen of laten van dit of dat.
Het verband van Romeinen 12:2 wijst heel duidelijk op de qeeste- 1 i:jke dienst des Heeren.
Zonder de vernieuwing van ons hart door Gods Geest en Wooro leven we vanuit hetzelfde levensbeginsel als de wereld. Ten diepste is dus wer el dqel ijk vormig zijn niets anders dan onbekeerd zijn. (Hoewel Gods kinderen wedergeboren zijn, i s hun bekering nog niet volmaakt. Daarom worden zij ook vermaand deze wereld niet gelijkvormig te zijn.)
Ga na wat de Schrift o.m. zegt over
- de natuurlijke mens en de geestelijke mens b.v. in 1 Kor. 2:14 en 15
- werken des vleses en des Geestes b.v. Gal. 5 Benadruk, dat het geheel van Romeinen 12:2 zowel wijst op een totale breuk met deze wereld als op de noodzaak van een radicale vernieuwing van ons hart.
E vernieuwing
"Maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds". Om niet wereldgelijkvormig te worden moet ons hart, ons gehele "zijn" vernieuwd worden. Een waarachtige levensvernieuwing door de Heilige Geest is dus noodzakelijk; ons levensbeginsel moet totaal anders worden.
Duidelijk moet je deze "vernieuwings uws gemoeds" uitwerken. Bijvoorbeeld aan de hand van het vragenboekje van ds. A. Hellenbroek, hfdst. 13 "Over de roeping", vraag en antwoord 16, 17 en 18. Daar wordt, evenals in de kanttekeningen bij Romeinen 12, gewezen op: verstand, wil, hartstochten en wandel; hoe die zijn vóór en na de vernieuwing door Gods Geest.
Vergelijk ook de Heidelberger Catechismus vr. 90, Ned. Geloofs Belijdenis art. 24 en Dordtse Leerregels hfdst. III en IV, art. 12. In dit verband spreekt ook dit citaat van Calvijn (Institutie II, 1, 9) duidelijke taal: "En daaruit volgt, dat het deel waarin de voortreffelijkheid en de adel der ziel het meest schittert niet alleen gewond is, maar zo verdorven is, dat het niet alleen van node heeft genezen te worden maar schier een nieuwe natuur aantrekken moet."
F de wil van bod
"Opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij."
Het weten van de wil van God is niet voldoende-. Zijn wil moet ook beproefd (=gedaan) worden in afhankelijkheid van de vernieuwing en hulp door de Heilige Geest. Die vernieuwing is een doorgaand werk. Wie vernieuwd is gaat leren onderscheiden, richt zijn leven in naar:
- de goede wil van God: "Uw wil geschiede..." vgl. Heid. Cat.vr.124 Welke praktische conseguenties heeft dit?
- de welbehagelijke wil van God: in elk bijzonder geval staat de vraag centraal, wat is de Heere hier welbehagelijk?
- de volmaakte wil van God: een door Christus' krachten willen leven, overeenkomstig het gestelde doel der volmaaktheid, vgl. Matth. 5:48
Zó leven is niet wereldgelijkvormig leven; dit is een "Gode-1 even"; gelijkvormig worden aan het beeld van Christus (Rom. 8:29).
De vernieuwing des gemoeds blijft geen innerlijke zaak tussen God en de ziel. Men is niet wereldgelijkvormig, wanneer men vanuit de ware kennis van God en Zijn wil, in gedachten, woorden en werken het beeld Gods weer gaat vertonen, wanneer-de heerschappij van de zonde, de satan en ons boze hart gebroken is en wanneer het alleen maar gaat om de wil van God.
Dit Gode-leven brengt zeer praktische consequenties met zich mee; dat behoort in handel en wandel uit te komen. Niet allereerst in woorden, maar vooral ook in de daden. Dat houdt in dat men bepaalde dingen, doet, andere nalaat; dat men een eigen levensstijl heeft. Staan de zgn. pastorale brieven (1, 2 Tim. en Titusj niet vol praktische vermaningen tot een heilige levenswandel? Een zekere wereldmijding behoeft helemaal niet voor "dopers" aangezien te worden; het vloeit voort uit het "geheel anders" zijn. Dit zal dan ook uitkomen in onze houding t.o.v. de zondag, de communicatiemedia, de recreatie, de kleding etc. Niet vanuit een eigengerechtig wetticisme, maar vanuit een voortdurend vragen naar de wil van God, ook in de concrete dingen van elke dag.
Dit Gode-leven brengt een zekere eenzaamheid met zich mee, Joh. 17:14 wordt dan werkelijkheid. Als men niet naar het patroon van deze wereld leeft, hoeft men het isolement niet te zoeken, dan bevindt men er zich in. Dan staat men alleen; Dan wordt er iets van de smaadheid van Christus gedragen. Dié is echter toch meerdere rijkdom dan de schatten van Egypte (Hebr. 11:24-26). Gods kinderen hebben een andere schat ( 1 Tim. 6:6).
Hier op aarde voelen ze zich niet thuis (Hebr. 11:13-16); daarom behoort hun wandel in de hemelen te zijn. Wordt er niet gesproken over een zich "onbesmet bewaren van de wereld" (Jac. 1:27)?
G in ons leven
Wat wij dus vooral nodig hebben:
- de vernieuwing van ons hart door Gods Woord en Geest (Joh. 3:7)
- om van daaruit te mogen leven naar Gods wil en tot Zijn eer. Dan "pas zijn we niet wereldgelijkvormig.
Anders wel !
Niet wereldgelijkvormig zijn in onze tijd houdt heel praktisch het volgende in:
"Staan in een samenleving, die ons niet bevoorrecht en beschermt. De moed moeten leren om een overtuiging te hebben, die afwijkt van de meerderheid en die niet populair is. In die overtuiging daarom vaak gekwetst en bezeerd worden. Dan niet verbitterd worden, maar een groot incasseringsvermogen bezitten en veel kunnen verdragen.
Van ons geloof durven spreken zonder begrip, erkenning, waardering te ontmoeten. Posities in de samenleving moeten prijsgeven, waar we recht op meenden te hebben. Een eigen levensgedrag trouw blijven, ook als dat afwijkt van de samenleving. Eigen normen en overtuigingen in ere houden. Weerbaar, kritisch, waakzaam staan tegenover de penetrerende invloeden van de moderne communicatiemiddelen: krant, radio, film, t.v.
Niet in de ban raken van de dingen, die een "naam" hebben in deze wereld. Uit de toon durven vallen. Nonconfprmistisch durven zijn. Niet agressief worden als men ons plaagt en pijn doet. Het niet dramatiseren als we bespot worden"....
(dr. W. Aalders "In verzet tegen de tijd")
Wat een troost en bemoediging is het dan wanneer de Heere, zegt: "Ik weet uw werken en waar gij woont, namelijk daar waar de troon des Satans is..."(Openb. 2:13). Hij regeert en zorgt! Ook in jouw leven?
H gesprek svragen
1. Wat wordt meestal onder wereldgelijkvormigheid verstaan en wat is het nu precies?
2. Maak eens het verschil duidelijk tussen het Gode leven en een wettisch leven.
3. Waarom schijnt een "teer" leven met de Heere benauwend en waarom is dat in het geheel niet het geval?
4. "In de wereld, maar niet van de wereld", wat wordt daarmee bedoeld?
5. Noem eens een aantal concrete zaken die onverenigbaar zijn met de wil van God? En waarom?
6. Wat betekent "haat ook de rok, die van het vlees bevlekt is" (Jud:23)
Wat heeft dat ons te zeggen?
7. Toon uit de Schrift aan dat een zekere wereldmijding bijbels is. (zie bijvoorbeeld Openb. 2).
I literatuur
- Kanttekeningen bij de Statenvertaling
- Bijbelverklaring van Dachsel en Henry bij Romeinen 12
- Dr. J.A.C. van Leeuwen e.a.: Romeinen (Korte Verklaring) Kampen 1966
- Dr. W.H Velema, Christen zijn in deze tijd, Kampen 1974 (blz.7-25)
- Dr. W.H. Velema, Ethiek en pelgrimage, Amsterdam, 1974
- H.C. Touw, Het Evangelie en de moderne mens, Nijkerk, 1955 (blz. 29-44)
- Dr. W. Aalders, In verzet tegen de tijd, Den Haag, z.j.
- Dr. W. Aalders, Burger van twee werelden, Den Haag, z.j.
- J.A.E. Vermaat, Signalen van de eindtijd, Utrecht, 1975
- Dr. W.J. Ouweneel, Jeugd in een stervende eeuw, Amsterdam, 1977
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1978
Salvo | 5 Pagina's