Evangelisatie
Aanwijzingen voor het gebruik
Met deze schets betreden we een wat minder bekend terrein. Talloze handboeken zijn reeds geschreven over het evangelisatiewerk. De Bijbel is echter de beste gids. Als je een onderwerp wilt maken over evangelisatie, kan je niet voorbijgaan aan b.v. de handelingen van Philippus en Paulus. De schets zal je hierbij de weg wijzen. Uiteraard is deze schets slechts een greep uit het evangelisatiewerk en kan goed als onderwerp voor een bespreking worden gebruikt (leesschets).
1. Wat is evangelisatie?
Evangelisatie is een taak van de kerk in de wereld. Om hen die buiten zijn op te roepen tot geloof en bekering. Ook zij die vervreemd zijn van de Heere en Zijn dienst, moeten door de kerk worden benaderd. Keer weder, gij afkerige kinderen (Jeremia 3:22)!
Dit werk kan op verschillende wijze gebeuren: in samenkomsten die door de plaatselijke kerkeraad zijn georganiseerd, door huisbezoeken of d.m.v. gesprekken op straat.
De evangelisatieboodschap moet persoonlijk gericht zijn. De boodschap is nooit vrijblijvend. De kerk wordt geroepen om van Christus te getuigen. De kerk moet zijn: Een stad op een berg (wordt op grote afstand gezien), een kaars op een kandelaar (verspreid haar licht in de omtrek) en het zout der aarde (dat door ieder geproefd wordt) (Matth. 5).
2. De naam: evangelisatie
Het woord is van Griekse afkomst, afgeleid van 'euangelizein', het werkwoord dat in de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) gebruikt wordt voor het overbrengen van een goede tijding, of een goede boodschap, blijde gebeurtenissen of de geboorte van een zoon, een overwinning enz. Daarom verkiezen wij dit woord boven andere namen.
De profeet Jesaja gebruikt het woord vele malen in zijn verkondiging van de blijde boodschap (vanat hootdstuk 40 tot 66). God komt tot verlossing van Zijn volk, de grote schuld wordt verzoend. Lieflijk zijn op de bergen de voeten van de blijde boodschappers. Armen, ellendigen, gevangenen krijgen de Blijde Boodschap. Zie, hier is uw God. Johannes de Doper knoopt bij deze boodschap aan: Gelijk geschreven is door de profeet Jesaja...
De Heere Jezus: De Geest des Heeren is op Mij... heden is deze Schrift in uw oren vervuld. Hier wijst Jezus Zichzelf aan als de Blijde Boodschapper. De Schrift is vervuld. Hij boodschapt niet alleen zoals Zijn voorloper Johannes, dat het Koninkrijk nabij is gekomen, maar Hij brengt als Vredevorst Gods Koninkrijk; Gods Kerk mag door geloof zeggen: Hij is onze Vrede (Efeze 2:14).
De apostelen hebben dit Evangelie van Jezus Christus, het Evangelie des Koninkrijks verbreid zover het mogelijk was. Tevens hebben zij hun hoorders opdracht gegeven het Evangelie weer verder te verbreiden, in woord en daad (Fil. 2:15). Als lichten te schijnen temidden van een krom en verdraaid geslacht.
Paulus die in zijn dagen de (Griekse) wereld intrekt met het Evangelie, komt met geen vreemde zaak. Het woord 'Evangelie' is daar bekend. Geboorteberichten, troonbestijgingen enz. waren voor de Grieken 'evangeliën". Paulus sprak geen onbekende taal. Hij was de Grieken een Griek. Maar hij stelde tegenover hun vele 'evangeliën' het grote Evangelie: Christus is Koning, Overwinnaar. Hij zit op de hoogste troon. Hij is de Koning der koningen.
Uit al dit gezegde blijkt, dat evangeliseren in het Bijbels spraakgebruik een ruimere zin heeft. Het omvat eigenlijk: de dienst des Woords. Maar de zendingsprediking, de evangelisatieprediking eisen eigen methoden. Hetzelfde Woord moet gebracht worden op de kansel, op het zendingsveld, in de evangelisatie. De methoden moeten ondergeschikt blijven aan het Woord. Het Woord moet de wereld in. Eerst de Jood, ook de Griek moet het horen.
3. De evangelisatieprediking
Wij vragen ons eerst af: tot wie richt zich de evangelisatieprediking? Tot de afgedwaalden, de buitenkerkelijken, tot de niet-leden. Maar de grote nood van deze mensen is niet in de eerste plaats hun buitenkerkelijkheid, hun grote nood bestaat hierin, dat zij en alle mensen in het rijk van God niet kunnen komen, „tenzij zij van nieuws geboren worden".
Op deze nood moet de evangelisatie en de prediking in de eerste plaats gericht zijn. Ontzettend diep is de nood van de moderne mens. Hij is van het Evangelie vervreemd. Hij wijst de boodschap van het heil in Jezus Christus af, als niet tot hem gericht. Hier is het grote onderscheid tussen de heiden en de moderne mens. De vraag is: ls er een aanknopingspunt bij de moderne ongelovige mens? Van onze kant niet. Wij moeten leren vertrouwen op de kracht van Gods Woord. Van onze prediking, van ons gesprek hangt het gelukkig niet af. De Heere vergadert Zich een gemeente op de aarde.
4. Kerkelijke evangelisatie
Dit kan ook genoemd worden: georganiseerde evangelisatie. Deze gaat uit van de plaatselijke gemeente. De kerkeraad benoemt tot dit werk een evangelisatiekommissie, die tot taak heeft het evangelisatiewerk uit te voeren. Naast de zending in verre gebiedsdelen onder de heidenen (die verre zijn) is iedere plaatselijke gemeente geroepen evangelisatie te bedrijven in de naaste omgeving (die nabij zijn). Hoe kan onze zendingsijver gezond zijn, als wij ons nooit bekommeren om onze stads- of dorpsgenoten? Wij leven met deze mensen in burgerlijke gemeenschap en zijn ruimschoots in de gelegenheid om hen te wijzen op het naderend oordeel en de genade Gods. Zending en evangelisatie zijn van gelijke waarde.
5. Persoonlijke evangelisatie
Dit kan ook genoemd worden: ongeorganiseerde evangelisatie. Hiertoe is de gemeente des Heeren geroepen door Hem die hen getrokken heeft uit de duisternis, tot Zijn wonderbaar Licht. In hun hart is de liefde Gods uitgestort, die vanzelfsprekend ook liefde tot de naaste werkt. We lezen van de Samaritaanse vrouw, dat zij als evangeliste aan het werk gaat in haar stad.
De persoonlijke evangelisatie is vaak door de Heere gezegend. Daartoe heeft ieder van ons de gelegenheid, in samenwerking met de evangelisatiekommissie. Ieder lid van de gemeente kent een aantal buitenkerkelijke mensen waar hij of zij kontakt mee heeft, zoals buren, kollega's, enz. Er is reeds een aanknopingspunt, een vertrouwenssfeer.
Anders is het met het deur-aan-deurwerk. De evangelist of het kommissielid wordt in de wijk gekonfronteerd met vreemde mensen. De vertrouwenssfeer wordt gemist. Niemand uit zich gemakkelijk tegenover vreemden. Er is wel eens opgemerkt, dat partikuliere evangelisatie dé methode is. Maar dat is niet geheel juist. Er zijn grote stadswijken, waar niemand woont om de naaste aan te spreken. Deze wijken moeten bewerkt worden door een evangelist of kommissieleden. Het werk moet hoofdzakelijk gericht zijn op verspreiding van goede lektuur, huisbezoek en gesprekken. Door langere arbeid in een wijk komen er kontakten. En langs deze weg komen er mensen naar de kerk of de samenkomst. Het is een werk waarbij veel geduld moet worden beoefend. Wanneer de mensen onder het Woord komen dan is er wat bereikt. Verder kunnen wij hen niet brengen. Dwing ze om in te komen.
6. Enkele gezichtspunten voor de evangelisatie
a. Willen wij het evangelisatiewerk goed doen, dan moeten wij ons verdiepen in de denkwijze van de ongelovige mens. Wij moeten begrip hebben voor zijn moeilijkheden en de achtergronden van zijn leven. Wij moeten weten wat er zoal in de wereld omgaat, en goed leren luisteren naar de mens die wij benaderen.
b. Aan Joden en Grieken werd het beslissende punt verkondigd: Jezus de Zoon van God is de enige Verlosser. Dit blijft altijd geldend.
Letten wij erop dat b.v. Paulus zijn gehoor niet direkt voor deze beslissing plaatste. Hij begon met de Joden over Gods openbaring in de geschiedenis te spreken, met de heidenen over Zijn werk in de schepping. Hij liet zien, dat God de ontmoeting met de mens zoekt om hem te behouden.
De verkondiging van God als Schepper van alle dingen blijft van belang bij de benadering van de mens met het Evangelie. Dit moet voorafgaan aan de prediking van gericht en verlossing. God roept tot bekering.
c. We leven in de verwachting van de wederkomst. Niemand anders dan de Heere Jezus, Die uit de doden opgewekt is, zal de Rechter zijn. Gods beslissing is gevallen in Christus. Hij zal komen. De mens zal zijn wat hij in Hem is. Het geloof is ook op de toekomst gericht. Dit moet in het gesprek en in de lektuur, die verspreid wordt, benadrukt worden.
d. Laten ook wij bewust zijn in de konfrontatie met ongelovigen, dat onze boodschap een geheel eigen karakter heeft. Het geloof rust niet in uitnemendheid van woorden of van wijsheid, maar in de kracht Gods (1 Cor. 2). Niet van onszelf getuigen, maar uit het Woord.
7. Jeugd en evangelisatie
„Jeugd beevangeliseert jeugd" is reeds een oud gezegde. Maar oude gezegden zijn altijd voor sommigen weer nieuw, om de eenvoudige reden dat zo'n oud gezegde aan hen voorbij is gegaan.
De kerkelijke jeugd is bevoorrecht boven de buitenkerkelijke jeugd. De kerkelijke jeugd leeft onder de bediening van het Verbond. Zij dragen ook het Verbondsteken aan hun voorhoofd. Zij zijn door de God van het Verbond apart gesteld. Zoals geheel Israël het Verbondsteken droeg, door God was afgezonderd van de volken der aarde met hun kinderen, zo staan onze ouders en wij in de uitwendige Verbondsrelatie met de Verbondsgod. Door de doop zijn we apart gesteld.
Dit maakt ons echter niet zalig. Wij moeten wedergeboren worden om een verbondskind te zijn. Maar dit ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid. Gedoopt in de Naam van de Drieënige God houdt het volgende in: de wereld verlaten, onze oude natuur doden, in een nieuw godzalig leven wandelen. Dit eist de Verbondsgod. Daar heeft Hij recht op. Dit alles is echter onmogelijk zonder de wedergeboorte. De eis blijft. Door onze geboorte uit belijdende ouders behoor je reeds bij de kerk. Daarom wordt bij de doop aan je ouders gevraagd: Of gij niet bekent, dat zij, nl. de kinderen, als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen?
Dus omdat je tot de kerk behoort, moet je ook het goede voor de kerk zoeken. Haar helpen bouwen en uitbreiden. „Bewaar en vermeerder Uw kerk". Ook voor de jeugd is er een taak, om persoonlijk te getuigen. Een praktisch voorbeeld: zij was door omstandigheden in het huis van Naaman de Syriër terecht gekomen (2 Kon. 5:2-3). Daar deed dit n nge meisje haar boodschap. Een paar eenvoudige woorden van haar waren voldoende om een machtig veldheer de goede weg te wijzen. Dit gebeurt ook vandaag nog. Een jonge man in spijkerpak, die op de stoep lag, werd onlangs door een groepje jongens mee naar de kerk genomen. Zij verstonden hun taak. Het leven van deze jongen heeft inhoud gekregen. Hij is in de vriendenkring opgenomen, bezoekt trouw de kerk en onderzoekt ijverig het Woord.
Een meisje nam zomaar voor een keer haar buitenkerkelijk vriendinnetje mee naar de kerk. Het kind werd getroffen onder het Woord. Zij wist zich een zondares. Wij mogen geloven dat de Heere in dit meisje werkt tot zaligheid. Is dit niet groot? Jeugd brengt jeugd in aanraking met het Evangelie. Er is ook werk voor jullie. Je kunt het vinden in je naaste omgeving. Probeer eens een paar buitenkerkelijke jongens of meisjes mee te nemen naar de kerk of de jeugdvereniging. Je hoeft echt geen verre reizen te maken voor dit werk. Het ligt vlak in de buurt. Jeugdevangelisatiewerk ligt vooral op het vlak van het persoonlijk initiatief. De ervaring heeft geleerd, dat de buitenkerkelijke jongeren het beste door hun leeftijdsgenoten kunnen worden benaderd. In het kerkelijke, georganiseerde evangelisatiewerk kunnen de jongeren goede diensten bewijzen door de helpende hand te bieden met de lektuurverspreiding. Verschillende jongeren doen dit werk reeds.
8. Literatuur
1. Ds. H.G. Abma e.a.: Zending in Nederland. Uitgave: Boekencentrum N.V., Den Haag.
2. Ds. J. Overduin: Takt en kontakt (De moderne mens en het evangelie). Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen.
3. F.J. Pop: Bijbelse woorden en hun geheim, blz. 133 t/m 168. Uitgave: Boekencentrum N.V., Den Haag.
4. Brillenburg-Wurth en Wiersenga: Het Evangelie in een ontkerstende wereld. Uitgave: J.H. Kok N.V., Kampen.
5. Drs. C. Blenk en Drs. B.J. Wiegeraad: Werken en Doen. Uitgave: Bureau ECHO, Johan van Oldenbarneveltlaan 10, Amersfoort.
6. Ds. W. Vos: Sporen in het Evangelisatiewerk. Uitgave: Bureau ECHO, Amersfoort.
7. Ds. T. in 't Veld: Gemeenteopbouw rondom het Woord. Uitgave Bureau ECHO, Amersfoort.
9. Gespreksvragen
1. Was het Joodse meisje bij Naamans vrouw zendelinge of evangeliste (lees 2 Kon. 5).
2. Is de ingeschapen Godskennis een aanknopingspunt voor de boodschap van het Evangelie?
3. Kun je een getuige uit de Bijbel noemen, die zelf het ware geloof miste?
4. Wat leert ons deze getuige?
5. Kun je getuigen uit het Woord als je onbekeerd bent?
6. Toon op grond van de Schrift het verschil of de overeenkomst aan tussen zending en evangelisatie.
7. Bij welke kenmerken van het moderne levensbesef kun je bij het evangelisatiewerk aansluiten?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Salvo | 1 Pagina's