JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Levenspraktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Levenspraktijk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als de Heere Jezus de gelijkenis gesproken heeft van de getrouwe en ontrouwe dienstknecht (Luk. 11), die een taak hadden gekregen uan hun heer, dan zegt Hij daarna: "Zalig is de dienstknecht, welke zijn heer. als hij komt, zal vinden, alzo doende". Maar uan de ontrouwe dienstknecht wordt gezegd: "En die dienstknecht, welke geweten heeft de wil zijns heren, en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden ". Want: "wien veel gegeven is. van dien zal veel geëist worden, en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen" (Luk 11: 48b).

Ook Jakobus dringt aan om God te gehoorzamen en het goede te doen: de Heere eist het immers. Wie geen goed doet, zal gestraft worden: "wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde" (Jak. 4: 1 7). Waartoe roept Jakobus op? Welke werken moeten er gedaan worden en wat mag er niet gedaan worden? Welke zonden bedreigen de gemeente? In dit hoofdstuk worden een aantal onderwerpen besproken, die Jakobus aan de orde stelt. Jakobus noemt een heel aantal zaken. Hij heeft het over verzoekingen, rijkdom, woordgebruik, kwalijk bidden, aanzien van personen, nijd en twist, enz.

Scherp wijst hij bij deze onderwerpen het zogenaamde dubbelleven af: een christenleven mag niet samengaan met een leven in de zonden. God eist het hele leven voor Zich op. Een christen mag niet leven met de gedachte "God wat en de wereld wat".

Verzoekingen weerstaan

Het zit weer tegen! Het is om moedeloos van te worden. Wellicht hadden de gemeenteleden aan wie Jakobus schrijft dergelijke gedachten. Het ging namelijk heel anders op hun werk en in de gemeente dan ze verwacht hadden. Veel kwam er op hen af. Altijd moesten ze op hun hoede zijn voor de bedreigingen van vervolgingen, maar ook voor de verleidingen. Het was zo gemakkelijk om zich aan te passen en mee te doen met de rest. Hun hart en hun wil waren daar ook toe geneigd. Van buitenaf en van binnenuit waren er de verzoekingen. Toch maar meedoen met wat "men zegt" en wat "men vindt' ? Toch meedoen met roddelen en verdachtmakingen? Toch m'n geld besteden voor eigen genot ten koste van anderen? Het is toch niet zo heel erg. Anderen doen het toch ook? Toch verkeerd denken van de Heere alsof Hij niet het goede met ons voor heeft?

Nee, Jakobus laat iets totaal anders zien. Wordt niet moedeloos: "acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, wetende dat de beproeving van uw geloof lijdzaamheid (volharding) werkt". De Heere weet toch van hun situatie af. Hij weet wat ze nodig hebben. Hij kan al deze situaties gebruiken om hen te beproeven. Om hen telkens voor ogen te stellen, dat ze op Hem moeten vertrouwen, bij Wie alleen uitkomst is en ook kracht om staande te blijven in de verzoekingen. De tegenslagen kunnen veel zijn, maar de vreugde in God is veel en veel meer! God verzoekt niet (1: 13), Hij heeft hun ondergang niet op het oog. Maar Hij beproeft hen om hen aan Hem te verbinden. Hij heeft hun eeuwig heil op het oog. Wie de verzoekingen verdraagt en volharden mag, is zalig (1: 12). Hij zal de kroon des levens ontvangen, die de Heere beloofd heeft, degenen die Hem liefhebben.

De satan heeft hun ondergang wel op het oog. Hij is het die rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Hij verzoekt hen en probeert hen voor de verzoekingen te laten bezwijken. Er zijn twee reakties mogelijk op de verzoekingen. In de eerste plaats kan er weerstand geboden worden en dan wordt er niet gezondigd. Er wordt lijdzaamheid gewerkt en volharding. Het geloof komt tot een hoogtepunt en de Heere geeft deze mensen de kroon des levens. Op volmaakte wijze heeft Christus de satan weerstaan tijdens de verzoeking in de woestijn. De mensen kunnen echter ook een

De mensen kunnen echter ook een andere reaktie vertonen: de verleidingen worden dan niet weerstaan en de zonde wordt bedreven. De zonde komt tot een "hoogtepunt", maar het gevolg van de zonde is de dood. Wie bezwijkt, raakt steeds meer verstrikt in de zonde. "En de zonde, voleindigd zijnde, baart de dood". Wie niet volhardt, zal vergaan (1: 10, 11). Ook hier is te zien dat de zonde een hellend vlak is: de ene zonde roept een volgende zonde op (vgl. Spr. 5 en 7).

Wie kan volharden? Wie is in staat de verzoekingen te weerstaan?

Niemand van zichzelf. Maar Jakobus wijst de weg waardoor het wel kan: bij God is uitkomst. "Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt" (1: 5).

Wie daaraan twijfelt, ontvangt niets (1: 7) en krijgt geen vastheid (1: 8). Maar wie vertrouwt op de "mild gevende en niet verwijtende God" zal niet beschaamd worden. Hij zal alles geven wat nodig is.

Geen onderscheid

In de brief van Jakobus komt ook de omgang met onze naaste aan de orde. Met wie ga je om? En hoe ga je met elkaar om? Waarom ga je wel of niet met iemand om. Wat steekt daarachter? Dat kunnen goede, maar ook verkeerde motieven zijn. God zegt in Zijn Woord hoe we met de medemens om moeten gaan. We moeten de ander meerder achten dan onszelf. De Heere Jezus vermaant om de naaste lief te hebben als onszelf, ja, zelfs om vijanden lief te hebben.

Het komt voor in de gemeente dat mensen op een verkeerde manier met elkaar omgaan. Men laat zich leiden door andere motieven dan God leert in Zijn Woord. De medemens wordt getaxeerd en gewaardeerd op een manier die in de wereld normaal is. Men kijkt bijvoorbeeld naar geld, verstand, schoonheid, prestaties en funkties. Jakobus ziet dit ook gebeuren in de gemeente. Terwijl het juist nodig is dat de gemeente "zichzelf onbesmet moet bewaren van de wereld" (1: 27). Het samengaan van God en de wereld kan immers niet: "Mijn broeders, hebt niet het geloof van onze Heere Jezus Christus, de Heere der heerlijkheid, met aanneming des persoons" (2: 1).

Als er rijke mensen de bijeenkomsten van de gemeente bijwoonden, kregen ze een voorname plaats aangeboden. Bij de armen was dit niet het geval. Men keek op naar de mensen met een gouden ring en sierlijke kleding. Op anderen werd neergekeken (2: 2, 3). Zo n onderscheid mag er niet zijn. De Heere gaat zo niet met mensen om. Hij doet juist iets totaal anders: de armen, verdrukten en zwakken zoekt Hij op en maakt hen rijk (Luk 1: 48-53: 1 Sam. 2: 1-10: 1 Kor. 1: 25-29). Maar de rijken en hoogmoedigen. die zichzelf verheffen, zendt Hij weg.

Jakobus waarschuwt om niet teveel van de rijken te verwachten. Zijn het immers ook niet de rijken, die Gods Naam lasteren, door de armen te verdrukken en hun macht en geld misbruiken om invloed uit te oefenen in de rechtszalen?

Overtreedt dan de wet niet, schrijft Jakobus (2: 8-10), maar volbrengt de wet die Christus leert: hebt uw naasten lief als uzelf. Maakt geen onderscheid en hebt allen lief: dit is Mijn gebod dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u liefgehad heb! "Indien iemand zegt: ik heb God lief en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft die hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben Die hij niet gezien heeft? En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe" (1 Joh. 4: 20, 21). "Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses. en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des ievens, is niet uit de Vader, maai' is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die de wil van God doet. blijft in der eeuwigheid" (1 Joh. 2: 16. 17).

Rijkdom

Dat geld is eerlijk verdiend. Dan mag ik er toch zelf mee doen wat ik wil? Vallen we dan niet in de verzoeking om het /elf te houden, terwijl we weten dat miljoenen gebrek hebben aan het nodige eten, drinken, kleding en onderdak?

"Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood mijns bescheiden deels; opdat ik zat zijnde U niet verloochene en zegge: wie is de HEERE? of dat ik verarmd zijnde, dan niet stele en de Naams mijns Gods aantaste". Dit gebed van Agur in Spreuken 30 laat zien dat hij bang is om voor de verzoekingen te bezwijken, en dat door de zonde Gods eer aangetast wordt. Armoede kan een verzoeking zijn, maar rijkdom ook. Rijkdom op zichzelf hoeft niet verkeerd te zijn. Maar het is wel belangrijk hoe je er aan gekomen bent, en hoe je ermee omgaat. De verzoekingen zijn groot en veel.

Jakobus veroordeelt de rijken scherp. Ze hebben schatten verza- meld voor zichzelf tot hun ouderdom toe. Hun rijkdom hebben ze voor zichzelf gehouden en dus verkeerd gebruikt. Daarom zullen ze gestraft worden: "Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen. Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden; uw goud en zilver is verroest" (5: 1-3). Alles wat ze bewaarden voor een zekere toekomst, zal vergaan. Ze hebben zichzelf verrijkt ten koste

Ze hebben zichzelf verrijkt ten koste van anderen. Het loon van hun werklieden betaalden ze niet uit, terwijl ze zelf aan een overdadig gevulde tafel zaten. Ze hebben hun begeerten gevolgd, terwijl ze anderen veroordeelden en de rechtvaardigen doodden (5: 6). Maar de Heere hoort het geroep en

Maar de Heere hoort het geroep en geschrei van de verdrukten (5: 4). Hij zal hen redden. Hij zal de rijken zwaar straffen omdat ze zichzelf verrijkt hebben ten koste van anderen, en omdat ze niet gedeeld hebben van hun overvloed.

Tong

Iedereen vindt het leuk om een kompliment te krijgen. Maar als je harde kritiek krijgt en iemand kwetst je, dan doet dat erg zeer. Een woord kan veel goed doen,

Een woord kan veel goed doen, maar een woord kan ook veel kwaad berokkenen. En beide woorden kunnen door een tong uitgesproken zijn. Het kan voorkomen dat met dezelfde tong God beleden wordt en de naaste vervloekt wordt. Maar Jakobus wijst ook hier de zonde aan: deze dubbelhartigheid kan en mag niet! (hfdst. 3). Wees daarom voorzichtig met de tong, want het is o zo moeilijk om die te bedwingen. Wie daartoe in staat is, noemt Jakobus een volmaakt man (3: 2), die ook in staat is het gehele lichaam in de toom te houden. Maar zegt hij, we struikelen allen in

Maar zegt hij, we struikelen allen in vele. Zo verleidelijk is het kwaad van het misbruik van de tong. Is zo n klein deel van het lichaam

Is zo n klein deel van het lichaam dan in staat om zoveel schade aan te richten? Ja, zegt Jakobus, kleine dingen kunnen grote gevolgen hebben. Hij noemt drie voorbeelden die dit duidelijk maken. Een paard krijgt een toom in de mond en kan daarmee bestuurd worden. Een klein roer kan een groot schip laten keren. En tenslotte: een klein vuurtje is in staat een grote brand te veroorzaken. Jakobus noemt de tong een vuur en een wereld van ongerechtigheid, die veel kwaad berok-kent. Denk aan roddel, vooroordelen, verdachtmakingen, enz. De tong kan het hele lichaam verontreinigen en de gehele mens aantasten. De levensgang of levensloop (rad der geboorte) wordt in vlam gezet (3: 6). Het vuur duidt op de verwoestende kracht van de zonde. Ook de satan kan de tong gebruiken om de mens tot de ondergang te voeren. De tong wordt ontstoken door de hel (3: 6).

Veel lijkt de mens te kunnen (3:7, 8), maar de tong kan hij niet aan banden leggen. Zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn. In de natuur is het onmogelijk dat er iets dubbel voorkomt: een fontein brengt niet zoet en zout water tegelijk voort en een boom geeft van nature geen twee verschillende vruchten (3: 11, 12). Daarom is de natuur een voorbeeld voor de tong. Want de tong mag niet God prijzen en tegelijk de naaste, die naar de gelijkenis van God gemaakt is, vervloeken. Dat is misbruik van de tong en dat mag in de gemeente niet gevonden worden. Spreken met een dubbele tong past niet bij een christelijke levenswandel. Nijd en twist horen daar ook niet bij. Dat is aards, natuurlijk en duivels. En het verwekt verwarring en boze handelingen (3: 15, 16).

Het gebed

Jakobus heeft heel wat zonden aangewezen in de gemeente. Hij vermaant en dringt aan op bekering. Bij God is genade. Hij kan kracht en wijsheid geven om Hem te dienen met een volkomen hart. Door Hem is het mogelijk tegen de zonden te strijden en deze te laten (4: 7-10). Maar dit vraagt wel een leven dicht bij de Heere en een nederige levenshouding. God hoort de nederige en geeft hem genade.

Wie echter vasthoudt aan de zonden, en zich laat leiden door wellusten en hartstochten, zal God niet horen. Het gebed wordt niet verhoord omdat de mensen kwalijk bid den. Er wordt gebeden met de bedoeling om de ontvangen gaven in wellust door te brengen (4: 1-3). Andere zaken' dan de dienst van God hebben de liefde van het harl. Dat kan niet! Daarom houdt Jakobus de gemeente voor: "Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld" (4: 4, 5). Wie hoort God dan? De nederige

Wie hoort God dan? De nederige zondaar, die tot Hem roept. Die zal Hij zeker verhoren. Iemand hoeft geen profeet of ouderling te zijn, om gebedsverhoring te krijgen. Ieder gemeentelid kan en mag bidden. Elia was immers niet méér dan een ander. Hij was een "mens, van gelijke bewegingen als wij". Hij volhardde in het gebed en zijn gebed werkte veel uit. Alles wat ons mensen ontbreekt mag van de Heere afgesmeekt worden: ook gezondheid. Als ziekte in verband staat met zonde wil de Heere - na belijdenis van zonden - ook genezing geven. Niet om het gebed, maar op het gebed doet Hij wonderen. De kracht van het gebed ligt niet in de bidder zelf. God verhoort om Zijn Zoon Jezus Christus. Het bidden gaat samen met ervaring van eigen krachteloosheid opdat in onze zwakheid Zijn kracht volbracht wordt.

Helpt bidden dan? Ja, wie de gaven niet in wellust doorbrengt, maar de Heere te hulp roept tegen zichzelf in, zal verhoord worden. Misschien anders dan wij mensen gedacht hadden, maar Hij hoort en verhoort. Daarom vermag een krachtig gebed van een rechtvaardige veel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. Levenspraktijk

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1993

Mivo +16 | 24 Pagina's