JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. Oorsprong van onze nieuwjaarsviering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Oorsprong van onze nieuwjaarsviering

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit hoofdstuk gaan we na welke plaats de nieuwjaarsviering ten tijde van het Oude Testament in de joodse cultus innam. Vervolgens wordt de voorchristelijke, germaanse invloed op ons vieren van nieuwjaar onderzocht.

Viering van de nieuwe maan in Israël

In het kader 'Zonnejaar en Maanjaar' is aangegeven hoe het volk Israël de kalender indeelde volgens de omloop van de maan. Het verschijnen van de nieuwe maan was in Israël een officiële feestdag. Duidelijke Bijbelse gegevens over de viering van nieuwe maan zijn schaars. In de Pentateuch (de vijf boeken van Mozes) vinden we slechts op twee plaatsen bijzonderheden, die betrekking hebben op het vieren van de nieuwe maan.

In Numeri 10:10 lezen we: "Desgelijks ten dage uwer vrolijkheid en in uw gezette hoogtijden en in de beginselen uwer maanden, zult gij ook met de trompetten blazen over uw brandofferen en over uw dankofferen; en zij zullen u ter gedachtenis zijn voor het aangezicht uws Gods: Ik ben de HEERE, uw God"

Hier vinden we het bevel (waarschijnlijk aan de priesters) om op de nieuwe-maandagen, bij het offeren in de tabernakel, op de trompetten te blazen. In Numeri 28: 11-14 wordt het brandoffer van de nieuwe maan geregeld: "En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren (...) dat is het brandoffer der nieuwe maan in elke maand, naar de maanden des jaars"

Naast deze twee Schriftplaatsen vin den we nog enkele teksten waarin de dag van de nieuwe maan wordt genoemd. Deze teksten geven ons nadere informatie over de viering van de nieuwe maan door Israël. Aan de hand van deze teksten kunnen we veronderstellen dat deze dag een bijzondere was. Zo is in het tempelvisioen van Ezechiël de dag van de nieuwe maan een dag van offers, vlg. Ezechiël 45: 17, 46: 6. Verder moet volgens Ezechiël 46: 1-2 de oostelijke poort van de binnenste voorhof van de tempel geopend worden, evenals op de sabbath, terwijl hij op andere dagen dicht blijft.

De dag van de nieuwe maan wordt verder verschillende malen genoemd, vgl. 1 Samuel 20: 5, 2 Koningen 4: 23, 2 Kronieken 2: 4, 8: 13, 31: 3, Nehemia 10: 33, Jesaja 1: 13, 66: 23, Hosea 2: 10 en Amos 8: 5. Uit deze teksten kunnen we het bijzondere karakter van de dag van de nieuwe maan afleiden. Behalve een feestdag in de tempel, blijkt het een feestdag voor het volk te zijn. Men gebruikt een feestmaal, de handel ligt stil en men bezoekt op zo'n dag een profeet. De dag van de nieuwe maan is een rustdag die met vreugde wordt gevierd.

Bijzondere nadruk ontvangt de nieuwe maan van de zevende maand, de maand Tisjri. Deze wordt in de Wet duidelijk tot rustdag verklaard. Deze dag draagt een heilig karakter, wat in dit verband betekent dat er geen zwaar werk gedaan mag worden. In Lev. 23: 23-25 lezen we: "En de HEERE sprak tot Mozes zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. Geen dienstwerk zult gij doen, maar gij zult de HEERE vuuroffer offeren."

De kanttekenaren bij de Statenvertaling merken bij 'gedachtenis des geklanks' op: "dit geschiede door de priesters met het blazen van een trompet, (1) om het volk te waar- schuwen dat nu het (nieuwe) politieke jaar inging, naar hetwelk men alle burgerlijke kontrakten en handelingen moest bereiden en rekenen, (2) om het volk te vermanen dat zij God zouden danken voor de weldaden, die zij het gehele jaar genoten hadden en (3) dat zij zich met erkentenis en leedwezen over hun zonden zouden bereiden tegen de dag der verzoening, welke was de tiende dag van dezelfde maand".

In Num. 29: 1 e.v. lezen we een parallel gebod: "Desgelijks in de zevende maand, op de eerst der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben, geen dienstwerk zult gij doen, het zal u een dag des geklanks zijn...".

Na de terugkeer uit de ballingschap te Babel worden de brandoffers in Jeruzalem weer hervat op de eerste dag van de zevende maand. Ezra 3: 6: "Van de eerste dag aan der zevende maand begonnen zij de HEERE brandofferen te offeren; doch de grond van de tempel des HEEREN was niet gelegd".

De priester Ezra leest, na de periode van ballingschap, op deze dag de wet van Mozes aan het volk voor. Nehemia 8: 3 e.v.: "En Ezra de priester bracht de wet voor de gemeente, beide mannen en vrouwen en allen die verstandig waren om te horen, op de eerste dag der zevende maand".

Op grond van deze teksten wordt vaak aangenomen dat de eerste van de zevende maand in de oud-testamentische tijd ook nieuwjaarsdag was. Toch is dit van de oud-testamentische tijd niet met zekerheid te zeggen. Het is wel met zekerheid bekend vanaf de overheersing door de Seleucieden (312-64 vChr.). Tot op heden is de eerste van de maand Tisjri de joodse nieuwjaarsdag (zie kader).

Het feest van de nieuwe maan wordt tegenwoordig niet meer door de Joden gevierd. In het orthodoxe jodendom wordt echter nog wel een speciaal gebed gewijd aan de verschijning van de nieuwe maan.

In het Nieuwe Testament vinden we geen nieuwe gegevens betreffende het vieren van nieuwjaar. Er wordt slechts eenmaal gesproken over het onderhouden van dagen, maanden en jaren, geheel overeenkomstig de joodse traditie (Galaten 4: 10). We kunnen dit gegeven opvatten als een bevestiging van de oudtestamentische traditie. We veronderstellen dat de gemeenten waarvan we in het Nieuwe Testament lezen, het vieren van een nieuwjaarsdag, welke dag dat dan ook moge zijn geweest, als een Bijbelse opdracht hebben onderhouden.

De cultuur van Noordwest-Europa is ontwikkeld vanuit een groot aantal culturen die elk een zekere invloed hebben uitgeoefend. De verschillende culturen hebben elk eigen elementen aangedragen die elkaar aanvulden of juist verdrongen. De Griekse en Romeinse komponenten zijn onmiskenbaar van enorm groot belang geweest in de vorming van het europeese cultuurgoed, al is er ook, min of meer verborgen, een belangrijke Germaanse komponent te onderscheiden.

De christelijke feestdagen vallen op tijden die meestal door voor-christelijke, bijvoorbeeld Germaanse, jaarordeningen zijn bepaald. Zo komen we in noord-west Europa zaken op 'christelijke feestdagen' tegen, die uit de Germaanse komponent afkomstig zijn. Sparregroen met kerst en eieren met pasen zijn er voorbeelden van.

Het is bekend dat door de manier waarop in Europa zending werd bedreven, gedurende de kerstening van West-Europa veel heidense elementen konden blijven bestaan. Paus Gregorius de Grote (+540- 604) stond een diplomatieke aanpak in het zendingswerk voor. De wijze, waarop hij zending liet bedrijven, liet veel heidens bijgeloof be-staan. Veel heidense gebruiken, gewoonten en feesten werden in de nieuwe (christelijke) leer opgenomen om zodoende aansluiting te vinden bij de heidense volken in Europa. De bekende bisschop Willibrord, die veel in de Nederlanden heeft gewerkt, werkte op deze manier. Veel van de Germaanse religieuze rituelen zijn, door de wijze waarop zending werd bedreven, tot op heden blijven bestaan.

In dit verband is het Germaanse midwinterfeest, het 'joelfeest' van belang. Opvallende Germaanse gebruiken waren onder andere het ontsteken van grote vuren en het lopen met fakkels. Overigens doet de naam 'joelfeest' vermoeden, dat met het feest de nodige luidruchtigheid gepaard ging. Van dit midwin terfeest, dat rond de kortste dag, van 25 december tot 5 januari, werd gevierd, vinden we elementen terug in de viering van Sint Nicolaas (de Wodan figuur), het kerstfeest (lichtjes en kerstboom) en in ons seculiere jaarfeest rond oud en nieuw (vuur en kabaal).

Konklusie

Het vieren van nieuwjaar blijkt een oud gebruik te zijn. Zoals we hebben gezien, had het vieren van de nieuwe maan en van het nieuwe jaar een vaste plaats in de Joodse godsdienst ten tijde van het Oude Testament. In het Nieuwe Testament vinden we op één plaats een bevestiging van de oudtestamentische traditie.

We mogen veronderstellen dat het vieren van nieuwjaar in de christelijke gemeente, is af te leiden van de oudtestamentische opdracht tot het vieren van de nieuwe maan van de zevende maand. In het nieuwjaarsfeest, zoals wij dat tegenwoordig in Europa kennen, is een voor-christelijke, Germaanse komponent duidelijk aanwijsbaar. Mogelijk is de vervlechting van Bijbelse opdracht en volksfeest ten tijde van de kerstening van West-Europa ontstaan.


Zonnejaar en maanjaar

Van ouds her is de indeling van het jaar gerelateerd aan de verschijnselen in de natuur. Daarbij zijn in het verleden twee belangrijke indelingen gemaakt, namelijk een indeling naar de omloop van de zon, het zonnejaar, en een indeling naar de omloop van de maan, het maanjaar.

Het zonnejaar is gerelateerd aan de jaarcyclus van de landbouw. De zich steeds herhalende reeks van lente, zomer, herfst en winter vormde al voor de zeer oude volken een natuurlijke indeling van het jaar. Reeds in de Egyptische cultuur, ver voor onze jaartelling, werd deze jaarindeling gebruikt. Wereldwijd, in alle religies en culturen, vinden we voorbeelden van feesten die In samenhang met de seizoenen werden gevierd. Ook onze westerse jaarindeling is gebaseerd op het zonnejaar.

Het zonnejaar bevat 365 dagen, te verdelen in drie maanden winter, drie maanden lente, drie maanden zomer en drie maanden herfst. Omdat de feitelijke omloop van de zon enkele uren langer dan 365 dagen duurt, wordt er iedere vier jaar, in februari, een extra dag aan het jaar toegevoegd. De maand februari heet dan schrikkelmaand. Het jaar waarin de schrikkelmaand valt, wordt schrikkeljaar genoemd. Omdat we in deze telling weer op teveel dagen uit zouden komen, vervalt de schrikkelmaand in de eeuwjaren (eeuwjaren zijn bijvoorbeeld de jaren 1800,1900, 2000 e.d.).

Het maanjaar is zoals de naam al aangeeft afgeleid van de omloop van de maan. Een maanjaar bestaat uit twaalf maan-maanden. Elke maand begint met nieuwe maan. In Israël werden de maanden afgeleid van nieuwe maan. Nu leveren de twaalf maan-omlopen wel twaalf maanden op, maar de maanmaanden zijn beurtelings negenentwintig en dertig dagen lang. Dus is het maanjaar korter dan een zonnejaar. Dat betekent dat bepaalde feesten steeds vroeger in een seizoen zouden vallen. Zo zou bijvoorbeeld het lentefeest Pesach (Paasfeest) steeds vroeger in de lente of zelfs in de winter kunnen vallen. In de maankalender is daarom ook een korrektie ingebouwd. Hoe die ten tijde van het Oude Testament werd gerealiseerd, is niet bekend. In onze tijd korrigeren de Joden de maankalender door elke twee of drie jaar de twaalfde maand (de maand Adar) te verdubbelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. Oorsprong van onze nieuwjaarsviering

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's