JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

VII. Luthers kommentaar op Psalm 118:27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VII. Luthers kommentaar op Psalm 118:27

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit: Het kostelijk confitemini 

De Heere is God, die ons verlicht, versiert het feest met meitakken tot aan de hoornen van het altaar!

(Luther vertaling)

Hier noemt de dichter het kind bij de naam en geeft duidelijk te kennen, wie de koning is, die daar komt binnenrijden in de naam des Heeren. Hij zegt: 't is God, 't is de Heere zelf, die ons zo bestraalt en verlicht. Het is wel een verworpen steen, maar nochtans is Hij God; want het gaat over Hem, die ons verschenen is en verlicht heeft, wij voelen de glans van Zijn evangelie in ons hart. Die dit licht ontsteekt, is God de Heere Zelf, er is geen ander God. Hoe zou de dichter er anders zo triomfantelijk op los kunnen roemen: "De Heere is God"? - er is immers geen Jood die dit betwijfelt, als het niet van een mens gezegd wordt? Maar dit is het uur des geloofs, als een mens zegt: de verworpen hoeksteen, die de wereld verlicht met de glans van een nieuwe dag, is God de Heere Zelf. Als Hij geen mens geworden was, dan kon Hij de verworpen hoeksteen niet zijn; want God is in Zichzelf de on-verworpene. En toch is Hij niet alleen mens, maar ook God Zelf. De Psalmist neemt het hier op tegen de wrevel en ergernis van de Joden en van al degenen, die het een gruwel is, te horen, dat een mens werkelijk God zou zijn, omdat ze beducht zijn voor afgoderij. 't Is alsof hij wilde zeggen: Wees maar niet bang, voor afgoderij bestaat hier geen gevaar: het is werkelijk God zelf. Trouwens, verlossing schenken van zonden en dood en de harten verlichten kan immers niemand anders dan God; zodat ook uit het werk blijkt, dat het wel God moet zijn, die het doet. 

Daarna zegt hij, dat dit feest en de nieuwe dag met meitakken versierd moeten worden. Daarmee heft hij het Oude Testament op. Want de Joden hadden een feest, Sukkoth, Loofhuttenfeest, genaamd, waarbij ze acht dagen lang feestvierden ter gedachtenis, dat de kinderen Israëls veertig jaren in de woestijn in tenten gewoond hadden (Lev. 23:34). Daarop zinspeelt de dichter hier en hij wil ermee zeggen: Wat wilt ge nu nog met uw meitakken en loofhutten? Er is nu wat anders gekomen, uw manier van feestvieren behoort tot het verleden. Hier is een andere dag, een ander huis Gods, een ander altaar, een ander feest, een andere werkelijkheid. Kom, kom hier en sier dit feest op met meitakken, want de nieuwe Koning, God Zelf, rijdt binnen met genade en zegen en straalt met het licht van Zijn Woord over de ganse wereld. Zet hier meitakken, niet buiten op het veld of in uw tuinen, maar in het huis des Heeren, ja, tot aan de hoornen of hoeken van het altaar, zodat alles vol meitakken staat en het er feestelijk uitziet. Want er bestaat nu geen onderscheid meer tussen Levieten en volk, ieder die gelooft mag tot het altaar treden, wat volgens de wet niet geoorloofd was.

Daarnevens verklaart de dichter, wat meitakken en loofversiering beduiden, namelijk, dat men Gods naam moet tooien, prijzen, sieren en loven met vrolijke, frisse, groene, schone preken en gezangen. Dat zijn de meitakken, gesneden van het goede hout, dat wil zeggen uit de profeten. En dan voegt hij er nog aan toe: tot aan de plaatsen of hoeken van het altaar, die hoornen genoemd worden. Hier gaat het om het dankaltaar, waar we nu zulke geestelijke meitakken als dankoffers brengen en waar we niet meer kalveren, schapen, vogels en dergelijke op slachten. Thans wordt alles gedaan in de vorm van danken en loven, preken en leren, wat vroeger door de Levieten in uiterlijkheid geschiedde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's

VII. Luthers kommentaar op Psalm 118:27

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's