JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

VI. Luther en de opvoeding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VI. Luther en de opvoeding

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Er is geen groter schade voor de Christenheid dan de kinderen te verwaarlozen. Wil men de Christenheid vooruithelpen, dan moet men waarlijk beginnen met de kinderen" (Luther).

Uit bovenstaand citaat blijkt dat Luther de opvoeding van het kind of van de jeugd hoog heeft staan. Salomo zegt: Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken" (Spr. 22:6).

In dit hoofdstuk zullen we eerst kort stilstaan bij de opvoeding van Luther zelf, waarna we aandacht geven aan Luther als vader van zijn gezin. Aan het eind van het hoofdstuk gaan we in op Luthers visie op de opvoeding, alhoewel deze ook tot uiting komt in de overige onderdelen.

 

De opvoeding van Luther

Luthers ouders zijn aanvankelijk arm. Dankzij ingespannen arbeid komt het gezin in Mansfeld tot een zekere welstand. Luther is dan ook opgegroeid in een hardwerkend gezin. Zelf schrijft hij hierover: "Mijn vader is in zijn jeugd een arme mijnwerker geweest. Mijn moeder droeg al haar hout op haar rug naar huis. Zo hebben zij ons opgevoed."

Maarten heeft niet alleen hardwerkende, maar ook strenge ouders. Zij pakken hem zo hard aan dat hij er soms bang van wordt. Later zegt hij ervan: "Men moet de kinderen niet te hard ranselen. Mijn vader sloeg mij eens zó, dat ik voor hem vluchtte en bang voor hem was, totdat hij mij weer aan zich gewend had."

Ook op school worden de leerlingen, en ook Maarten, streng behandeld. Op een morgen wordt Luther, alhoewel hij volgens overlevering onschuldig was, vijftien keer geslagen. "De onderwijzers gingen met de leerlingen om, zoals de beulen met de dieven," zo zegt hij.

Maarten leert veel op school, zoals de Tien Geboden, de geloofsbelijdenis, het Onze Vader, de beginselen van het Latijn en het vierstemmig zingen. Na verloop van tijd besluit Hans Luther om zijn zoon naar de school in Maagdenburg te sturen.

Slechts één jaar blijft Maarten daar, aangezien zijn vader hem in 1498 naar Eisenach stuurt. Hier brengt hij de meest onbezorgde jaren van zijn leven door.

Na drie jaar vertrekt hij naar de Universiteit te Erfurt, waar hij vier jaar hard studeert. Luthers vader heeft grote plannen met zijn zoon. Hij wil dat Maarten in de rechtswetenschap gaat studeren, want langs deze weg kan hij het snelst tot aanzien komen. Hij heeft zelfs al een vrouw voor zijn zoon uitgezocht. Van al deze plannen komt niet veel terecht, want God heeft andere plannen met Maarten Luther. 

Luther is zijn opvoeding nooit vergeten. Dat blijkt wel uit zijn visie op de opvoeding, maar ook uit sommige uitspraken van hem, zoals de volgende: "Mijn ouders hebben mij heel streng aangepakt, zodat ik er bang van werd. Mijn moeder sloeg mij eens om één enkele noot zó, dat het bloed te voorschijn kwam. En door deze strenge tucht dreven zij mij tenslotte in het klooster; ofschoon zij het van harte goed met mij meenden, werd ik daardoor alleen maar angstig. Zij wisten de juiste verhouding tussen de natuurlijke aanleg en de straf niet te vinden. Men moet zó straffen, dat de appel bij de roede ligt."

 

Luther, als vader van zijn gezin

Op 13 juni 1525 trouwt Luther met Katharina van Bora, dochter van een adellijke familie. Reeds op 10-jarige leeftijd was zij in een nonnenklooster ondergebracht. Op 24-jarige leeftijd wordt zij op eigen verzoek met acht andere nonnen uit het klooster ontvoerd. Twee jaar later treedt zij in het huwelijk met Luther die op dat ogenblik 42 jaar oud is. 

Het huwelijk met "Käthe", zoals hij zijn vrouw vaak noemt, wordt gezegend. Op 6 juli 1526 wordt Hans Luther geboren, vernoemd naar Luthers vader. Een jaar later volgt Elisabeth, een dochter, die al spoedig sterft. In 1529 wordt Magdalena geboren, die op 14-jarige leeftijd wordt weggenomen door de dood. Het volgende kind wordt naar zijn vader vernoemd, Maarten Luther. De derde zoon, geboren in 1533, krijgt de naam Paulus. Dit is een sterke knaap, waarvan Luther zegt: "Hij moet militair worden en tegen de Turken uittrekken."

Tenslotte wordt in 1534 Margaretha geboren. Zij zal moeders troost worden in de moeilijke jaren na 1546. 

Luther houdt veel van zijn kinderen. Met grote tederheid en liefde spreekt hij over hen. Dit blijkt wel uit hetgeen hij zei toen hij een aantal kinderen rustig zag spelen: "Zo waren wij in het paradijs, zo zonder alle boosheid en huichelarij. Zulke kinderen zijn de fijnste speelvogeltjes. Zij doen alles met een eenvoudig hart en natuurlijk." 

Op een dag maakt Margaretha allerlei voorstellingen van de hemel. Luther zegt hierop: "De kinderen hebben zulke fijne gedachten over God dat Hij in de hemel en hun God en lieve Vader is." Ook al is hij een druk bezet man, en soms prikkelbaar, toch heeft hij altijd tijd en aandacht voor zijn kinderen. 

Hij is niet alleen een kindervriend, maar ook een ernstige opvoeder. In één van zijn geschriften zegt hij dat hij liever een zoon in het graf zou hebben, dan één die zich overgeeft aan bandeloosheid. De opvoeding is voor hem dan ook van groot belang. 

Dit blijkt wel uit een brief die hij aan een monnik schrijft, waarin hij deze waarschuwt: "Het betekent niets, bedevaarten te houden naar Jeruzalem, naar Rome, naar St. Jacob; het is niets kerken te bouwen, missen te laten lezen, of wat voor goede werken ook te doen, vergeleken bij dat enige werk: dat ouders hun kinderen opvoeden. Wilt gij al uw zonden terdege boeten en de hoogste aflaat verdienen, hierbeneden zowel als daarboven, zalig sterven en uw geslacht in lengte van dagen voortplanten, let dan met alle ernst op deze plicht: uw kinderen goed op te voeden. Kunt ge het zelf niet, vraag en zoek andere mensen die het wel kunnen en laat geen geld, kosten of moeite u te veel wezen." Een theoloog, een kloostergeleerde, die zó spreekt is in zijn hart een pedagoog. 

In 1542 sterft zijn dochter Magdalena. Dit is een zware slag voor Luther en zijn vrouw, te meer omdat zij de lieveling thuis was. Hoe groot het verdriet is, blijkt uit het volgende wat zich afspeelt tussen vader en dochter tijdens haar ziekbed:

"Magdaleentje, mijn dochtertje, je zou graag hier bij je vader blijven en gaat ook graag naar de Vader hierboven." Magdalena antwoordde: "Ja, lieve vader, zoals God het wil." Voor zichzelf zei Luther: "Ik heb haar toch zo lief. Maar, lieve God, als het Uw wil is, zal ik haar graag bij U weten." Het oude bericht vertelt verder: "Toen Magdaleentje sterven ging, viel de vader voor het bed op de knieën, weende bitter en bad, dat God haar mocht verlossen. Toen stierf zij en ontsliep zij in de handen van haar vader." Tot degenen die Luther condoleren met het verlies, zegt hij: "Ik heb een heilige naar de hemel gezonden, ja, een levende heilige. Och, hadden wij zulk een dood! Zulk een dood zou ik op ditzelfde ogenblik wensen."

Na de dood van Magdalena keert Hans, haar bedroefde broer, terug naar zijn kosthuis. Zijn moeder heeft hem bij het vertrek ingefluisterd dat hij maar moest terugkomen. Luther wil echter hiervan niets weten en schrijft aan het kosthuis waar zijn zoon verblijft: "Graag geloof ik dat mijn zoon na de woorden van zijn moeder in tranen weggesmolten is, daar de dood van zijn zuster nog daarbij komt. Maar neem hem goed onder handen. Want dit is zeker dat hij hier u en uw vrouw geroemd heeft; hij had het bij u nog beter dan bij ons. Laat hem dus zijn vrouwelijke teerhartigheid bedwingen en zich eraan gewennen leed te verdragen, zonder zijn kinderlijke gevoeligheid prijs te geven. Want ik heb hem uit huis gedaan opdat hij zou leren en zich zou vermannen. Ik wil niet dat hij overkomt, zo er geen reden voor is. Overvalt hem een of andere ziekte, laat het mij dan weten. Intussen moet hij zich met vlijt toeleggen op datgene, waarvoor hij weggezonden is en de gehoorzaamheid tegenover zijn vader niet achterwege laten."

Terzelfdertijd schrijft hij aan Hans: "Doe je best je tranen als een man te bedwingen, opdat je de smart van je moeder niet groter maakt dan deze reeds is - ze is toch al zó geneigd tot zorg en angst. Gehoorzaam God, die je door ons bevolen heeft te werken, dan zul je deze zwakheid te boven komen."

De vader heeft volgens Luther in het gezin dezelfde funktie als de predikant in de gemeente; hij is namelijk een priester van God. Het morgen- en avondgebed speelt hierbij een belangrijke rol. Eén keer in de week moet men samen een stuk van de catechismus bespreken. Zelf houdt Luther in zijn gezin één keer per jaar een "catechismus-examen", waar iedereen aan meedoet. In één van zijn geschriften zegt hij: "Welk een zalig huwelijk en huis, waarlijk een echte kerk, een uitverkoren klooster, ja een paradijs, waar vader en moeder apostel, bisschop en prediker zijn in hun gezin."

In de voorrede op zijn Grote Catechismus schrijft hij: "Deze prediking is daartoe opgezet en begonnen, opdat zij kinderen en eenvoudigen zou onderrichten. Daarom is ook een huisvader verplicht iedere week eenmaal zijn kinderen en huisgenoten te ondervragen en te onderzoeken, wat ze daarvan weten of leren, en, als zij het niet kennen, hen met ernst erbij bepalen. Want ik herinner mij heel goed de tijd - en het gebeurt nog dagelijks - dat men onwetende, oude bejaarde mensen ontmoet, die hiervan niets geweten hebben en er nog niets van weten." 

Luther leert zijn kinderen niet alleen de catechismus, maar ook leert hij hen zingen. Volgens hem is muziek erg belangrijk in de opvoeding van zijn kinderen:

"Wo man singt, dort setz' dich nieder;

Böse Menschen haben keine Lieder!"

Zelf is hij ook erg muzikaal. Na de maaltijd wordt er altijd gemusiceerd. De luit, een belangrijk instrument in de 16de en 17de eeuw, dient voornamelijk voor de begeleiding van het lied. Het is bekend dat Luther zelf voor zijn kinderen het kerstlied "Von Himmel hoch da komm ich her" heeft gedicht.

Uit het bovenstaande blijkt dat Luther, ondanks zijn drukbezet leven, werkelijk een vader voor zijn kinderen is geweest.

 

Luthers visie op het gezin

Luther is niet alleen theoloog maar ook pedagoog, ook al heeft hij geen systematisch werk geschreven waarin zijn visie over de opvoeding duidelijk weergegeven wordt. Uit de vele werken die hij heeft geschreven, kunnen we echter wel opmaken hoe hij heeft gedacht en gesproken over de opvoeding, niet alleen binnen het gezin, maar ook daarbuiten.

Het huwelijk

Luther trouwt omdat hij van mening is dat het huwelijk door God is ingesteld. Hij beklemtoont dat steeds in zijn preken. Huwelijk en gezin worden voor Luther, maar ook voor vele anderen, weer een oorspronkelijke levensorde van God, de plaats waar de naastenliefde zich in haar hoogste vorm kan ontplooien. 

Zo heeft Luther door zijn huwelijk met Katharina de bestaande visie op het huwelijk en het gezin hervormd. Door het sacramentele karakter, dat de roomse kerk daaraan gegeven had, was het huwelijksleven verheven boven het natuurlijk niveau. Aan de andere kant wordt het huwelijk in Luthers dagen naar beneden gehaald, door het feit dat het huwelijk niet bestemd was voor geestelijken. Zo ontstond de visie dat het huwelijk voor de wat "mindere" mensen was.

Luther maakt daarentegen het huwelijksleven, het familieleven en het gezinsleven weer gezond door het te baseren op Gods scheppingswil.

De plaats van het gezin

De tijd waarin Luther geboren is, wordt gekenmerkt door verval. Er heerst armoede, de maatschappelijke toestanden zijn slecht. Kleine machthebbenden zijn jaloers op de grote macht van de roomse kerk, die ook op wereldlijk gebied oppermachtig is. De aandacht van de meer ontwikkelde mensen is op het aards-tijdelijke gericht en gaat meer en meer de plaats van God innemen in het denken en het doen.

Al met al een tijd van geestelijk en maatschappelijk verval. We horen het Luther dan ook uitroepen: "Help, goede God! Hoeveel bedroevends heb ik gezien; de gewone man weet hoegenaamd niets van de christelijke leer, in geen dorpen en steden. En helaas! vele predikanten zijn vrijwel ongeschikt om onderwijs te geven. Ze worden allen christenen genoemd, ze zijn allen gedoopt, maar kennen nóch het Onze Vader, noch het Geloof, noch de Tien Geboden. Ze leven voort, zoals het leven van vee en redeloos gedierte."

Luther wil de mensen duidelijk maken dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen het geestelijk en het natuurlijk leven. Enerzijds hebben we te maken met het geestelijke leven, de Kerk en de evangelieprediking, en anderzijds met het natuurlijke leven, de staat en de maatschappij.

Welnu, de Heere vergadert Zijn Kerk over de hele wereld door de bediening van Zijn Woord en Geest, door de prediking van het Evangelie. Dat noemt Luther het "geestelijk regiment van God", waarin de Heere op een direkte wijze werkzaam is door Zijn Woord en Geest.

In het "wereldlijk regiment" werkt God minder direkt. Daar gebruikt Hij tussenpersonen zoals de vorsten, die Hij Zelf inzet en aanstelt.

Beide levenssferen, het geestelijke en het wereldlijke regiment, moeten volgens Luther onderscheiden worden. We mogen ze echter niet van elkaar scheiden.

Vaak spreekt hij ook over een driedeling, namelijk: kerk, gezin en staat. Opvallend is dat in deze driedeling het gezin een middenpositie inneemt, en dus eigenlijk tot beide regimenten of rijken behoort. Verschillende malen beklemtoont Luther dat het gezin allereerst tot het natuurlijk rijk behoort. Men mag het huwelijk en het gezin niet verheffen tot iets geestelijks, iets boven-natuurlijks. Iets wat door de kerkelijke huwelijkswetten van de Rooms-Katholieke kerk wel gedaan is.

Door te stellen dat het gezin tot het wereldlijk rijk behoort, maakt Luther het niet los van God, maar wel van de kerkelijke supervisie. Het gezin mag niet geseculariseerd worden, maar moet worden gesteld in de hand van de Schepper. Hij had immers Zijn Goddelijke bedoeling ermee toen Hij man en vrouw samenvoegde. In het gezinsleven ziet Luther wat Gods bedoeling met de mens was in het paradijs.

Luther ziet het gezin ook als een kleine gemeente, een miniatuur kerkgemeenschap, waar de huisvader een priesterlijke funktie heeft. Ouders hebben dan ook een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van hun kinderen. Luther zegt: "Aanvaard uw kind als een kostelijke schat met eeuwigheidsbestemming, een kind, dat de Heere u schonk om het te beschermen en te verzorgen, opdat de duivel, de wereld en het vlees het niet stelen en vermoorden."

Kinderen en ouders

Binnen het gezin vindt de opvoeding plaats. Natuurlijk vindt de opvoeding ook op de scholen en catechisaties plaats, maar de opvoeding binnen het gezin door de ouders is de kern van alle opvoeding. Vooral de rol van de moeder is volgens Luther erg belangrijk. Hij zegt: "Als het over opvoeden van kinderen gaat, weet het moederhart meer dan alle boeken aan wijsheid hieromtrent bevatten."

Het doel van de opvoeding is, zowel binnen het gezin als daarbuiten: het kind opvoeden tot het recht dienen van God. Dit legt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van de ouders.

Aan de ene kant doet Luther een beroep op het geweten van de ouders, opdat zij niet achter zullen staan bij de heidenen. Aan de andere kant spreekt hij ook de kinderen aan om hun ouders gehoorzaam te zijn. De Heere heeft immers het vijfde gebod gegeven: "Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de Heere, uw God, geeft."

De Heere heeft een bijzondere plaats aan de ouders gegeven, en Hij gebiedt de kinderen om hun ouders lief te hebben, maar ook om hen te eren. Luther zegt: "Want tegenover broeders, zusters en in het algemeen tegenover de naaste beveelt Hij niets hogers dan hen lief te hebben, maar vader en moeder zondert Hij af, stelt ze boven alle andere personen op aarde en zet ze naast Zichzelf."

Ouders hebben een bijzondere plaats door God gekregen. Daarom zegt Luther: "Men moet het de jeugd inprenten, dat zij hun ouders moeten beschouwen als in Gods plaats en bedenken, dat zij, al zijn zij gering, arm, gebrekkig en raar, toch vader en moeder zijn, van God gegeven."

Vandaar dan ook dat Luther gebrek aan respekt bij zijn kinderen beschouwt als een zware overtreding van de Tien Geboden. Want, zo zegt hij, het is geen gebod wat door mensen is opgelegd, maar God heeft het Zelf geboden, en daarom is het een heilig en goddelijk Woord.

"Moet ik goede en heilige werken doen, dan weet ik niets beters dan mijn ouders alle eer en gehoorzaamheid te bewijzen, omdat God Zelf het heeft voorgeschreven. Want wat God gebiedt, dat moet veel edeler zijn dan alles wat wij zelf zouden bedenken."

Luther pleit ervoor dat beiden, zowel opvoeder als degene die opgevoed wordt, terugkeren naar het Woord van God. Alleen dan kunnen de ouders meer vreugde, liefde, vriendschap en eendracht in hun gezin hebben. Maar alleen dan zouden ook de kinderen de liefde van de ouders kunnen winnen.

Wanneer de hervormer in zijn Grote Catechismus het vijfde gebod behandelt, spreekt hij niet alleen tot de kinderen, maar ook tot de ouders. Hoe schrijnend en hard zullen zijn woorden geklonken hebben voor vele ouders: "Daarom gaat het op het ogenblik zo in de wereld, dat iedereen klaagt over de wildheid en ongebondenheid van de jeugd, dat zij geen eerbied noch verering meer hebben, dat zij niets doen zonder daartoe met slagen gedwongen te zijn, dat zij achter de rug kwaadspreken en kleineren zoveel ze kunnen. Daarom straft God ook, dat zij in allerlei moeite en ellende komen, omdat de ouders gewoonlijk zelf niets weten; wanneer de ene dwaas de andere opvoedt, zoals hij zelf geleefd heeft, zullen de kinderen tenslotte ook zo leven."

Tot de kinderen zegt hij: "Wilt u nu vader en moeder niet gehoorzamen en niet door hen laten opvoeden, gehoorzaam dan maar de beul, en gehoorzaamt u hem niet, doe het dan aan Magere Hein, d.i. de dood. Kort gezegd wil God dit van ons hebben: óf gij gehoorzaamt Hem en bewijst uw liefde en dienst, dan zal Hij het u overvloedig vergelden met alle goeds, óf, als u Hem vertoornt, dan zal Hij beiden, de dood en de beul, over u laten komen."

Het leidt geen twijfel dat Luther grote waarde hecht aan het vijfde gebod, aan de gehoorzaamheid van de kinderen aan de ouders.

Ouders hebben de taak om hun kinderen op te voeden overeenkomstig Gods gebod en wil. De mens is geschapen naar Gods beeld, maar door de zondeval is dit beeld verduisterd. Alleen door het geloof in Christus, Gods Zoon, kan dit verduisterde beeld weer hersteld worden. Het uitgangspunt en de bron voor dit geloof is het Woord van God dat door de werking van de Heilige Geest aan mensen wordt geschonken. Daarom is het zo belangrijk dat dit Woord van God gekend en onderzocht wordt. God spreekt immers door Woord en Geest. Grote nadruk legt Luther dan ook hierop, wanneer hij zegt: "Ook helpt het bovenmate krachtig tegen de duivel, de wereld, het vlees en alle kwade gedachten, indien men met Gods Woord omgaat, daarover spreekt en peinst, zoals ook Psalm 1 zalig prijst, wie bij dag en bij nacht de Wet van God overpeinst." 

De opvoeding is, volgens Luther, één van de machtigste wapenen die de mens heeft in de strijd tegen de zonde.

Luther en de opvoeding

Luther is niet alleen een hervormer van de kerk en de godsdienst, maar ook van de opvoeding, zowel binnen als buiten het gezin. Naast de ouders staan namelijk ook de onderwijzers. Zij moeten samen door onderwijs en opvoeding de kinderen opvoeden tot godsvrucht, kennis van God en godzaligheid. 

Daartoe moet de mens van God toegerust worden voor al het goede werk (vgl. 2 Tim. 3:17). Dit veronderstelt ook de uitoefening van een beroep. Opvallend is dat Luther van mening is dat de ouders dit moeten kiezen voor de kinderen, niet om er beter van te worden, maar om het heil van hun kinderen. 

De normen voor de opvoeding liggen verankerd in Gods Woord. De Bijbel moet de basis voor de opvoeding zijn en niet, zoals men heden ten dage denkt, het kind. 

Men mag, volgens Luther, in de opvoeding niet uitgaan van het menselijk bewustzijn van de opvoeder of van degene die opgevoed wordt. Dat betekent niet dat men er in de opvoedingssituatie geen rekening mee mag houden, maar het centrale uitgangspunt is en blijft Gods Woord. 

Het volk moet Gods Woord daarom ook kunnen lezen. Luther vindt het uiterst belangrijk dat de Bijbel vertaald wordt in de taal van het volk, de Duitse taal. In 1522 verschijnt zijn vertaling van het Nieuwe Testament en twaalf jaar later ook van het Oude Testament. Daarmee heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd ook in de hervorming van de opvoeding. 

De taak van de opvoeder is om een situatie te scheppen waarin hij het Woord des Heeren kan ontsluiten. We moeten, zo zegt hij, het kind opmerkzaam maken op het werk des Heeren in de natuur, in de geschiedenis en in Zijn Woord. Enerzijds moet het kind gewezen worden op het feit dat de Heere als een streng Rechter moet straffen, maar anderzijds moet het kind ook bepaald worden bij Gods goedheid en genade. God toornt over de zonde, maar wendt Zich ook in liefde tot hen die in waar berouw buiten Hem niet meer verder kunnen leven. Dat moet het kind leren.

Het is God Zelf die door Zijn Woord en Geest het kind kan losrukken uit het ongeloof. Als middel gebruikt Hij het leren en het vermanen, het onderwijs en het opvoeden naar Wet en Evangelie. 

Natuurlijk ziet ook Luther de grenzen van de opvoeding, "We kunnen niemand dwingen om te geloven", zo zegt hij. Toch zal de opvoeder ernstig moeten nadenken over het Woord des Heeren en zich daardoor moeten laten onderwijzen. De christelijke opvoeder moet het kind als het ware tot God brengen, opdat Hij Zijn werk uit genade kan verrichten in het kind. Zegt de Heere Jezus het niet Zelf: "Laat de kinderen tot Mij komen, en verhindert ze niet".

Tenslotte

Wanneer we Luthers visie over de opvoeding bezien, blijkt dat zijn theologisch denken een stempel daarop heeft gedrukt. Bij hem stond immers de vraag centraal "Hoe raak ik met God verzoend?".

Een soortgelijke vraag staat voor hem ook centraal in de opvoeding: Hoe kan ik, als opvoeder, het kind zodanig opvoeden dat het met God verzoend raakt? Hierbij ziet Luther het gezin als de hoogste school voor het koninkrijk der hemelen.

Het onderzoek van Gods Woord moet een belangrijke plaats krijgen in de opvoeding, zowel voor de opvoeder als voor degene die opgevoed wordt. De doctor in de theologie zegt zelf: "Ik moet een kind en leerling van de Catechismus blijven en blijf het graag".

De Hervormer wil de mensen van zijn tijd terug brengen naar Gods Woord. Dat Woord moet de norm voor ons leven zijn, ook in de opvoeding. Hoe aktueel is deze boodschap, ook vandaag nog!

 

E. van Hell

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's

VI. Luther en de opvoeding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's