Augustinus
De Jeugd van Augustinus
Augustinus word op 13 november 354 in Thagasle in Noord-Afrika geboren. Zijn vader Patricius was een heidense raadsheer in die stad, zijn moeder Monica was een jonge godvrezende christin. Haar innigste levenswens was dal haar man en haar onstuimige zoon voor Christus gewonnen zouden worden. De Heere heeft haar verlangen vervuld. Patricius werd kort voor zijn dood gedoopt en Augustinus kwam na een bandeloos leven tot bekering.
Aanvankelijk genoot Augustinus onderwijs in Thagaste en daarna in Carthago. Ondanks dat het christendom al wijd was verbreid, was het onderwijs in het Romeinse rijk nog volkomen heidens gebleven. De geschriften van de heidense filosofen werden onderwezen en het was dan ook geen wonder dat de christelijke opvoeding van Monica bij Augustinus radicaal afgebroken word. In zijn studie voor rhetor blonk hij uit, maar in zijn vrije lijd leefde hij zich uit in allerlei zonden. De Bijbel aanvaardde hij niet als een goddelijk Boek. De wijze waarop de Bijbel geschreven was, voldeed niet aan de eisen die toen aan de kunst van de welsprekendheid gesteld werden. Het liefst las hij Latijnse boeken van de wijsgeer Cicero. Daarin stonden mooie spreuken en voor de wetenschap uit die tijd moesten schoonheid en waarheid onvermijdelijk samenvallen.
Zoekend naar rust
Toch veroorzaakte zijn losbandige levenswandel onrust in het hart van Augustinus. Deze onrust werd nog versterkt door het lezen van een voor zijn studie verplicht boek: "Hortensius" van Cicero. Deze heidense wijsgeer stelde dat niet de aardse genietingen, maar geestelijke genietingen de mens het ware levensgeluk kunnen schenken. Aanvankelijk zocht Augustinus zijn troost in het manicheïsme. Deze sekte was opgericht door Mani die in 216 in Babylon geboren was. Negen jaar heeft Augustinus geprobeerd hier innerlijke rust te vinden, maar hij werd diep teleurgesteld. Daarom wilde hij vertrekken. Weg uil Cartago, weg uit Afrika. Zonder zijn moeder er in te kennen, scheepte hij zich in en vertrok naar Rome.
In die stad vestigde hij zich in 383 als leraar in de welsprekendheid. Hij kwam er terecht in de kringen van de sceptici. Deze mensen stelden dat er niets op aarde volkomen waar was. Door deze twijfelzucht raakte Augustinus alle geestelijke houvast kwijt. Zijn gezondheid werd slechter, zijn geweten kwelde hem, maar hij weigerde het christelijk geloof te aanvaarden en zich te laten dopen. In 385 werd Auguslinus benoemd als stedelijk leraar in de welsprekendheid in Milaan. Zijn moeder Monica, die vanuit Afrika haar zoon was nagereisd, ging met hem mee. Steeds worstelde zij voor haar zoon aan de troon van Gods genade. Van haar weten we dat zij in al haar smart tijdens een gesprek met bisschop Ambrosius vertroost werd met de woorden: "Een zoon van zulke gebeden kan niet verloren gaan."
Augustinus' bekering
In Milaan had de beroemde bisschop Ambrosius zijn standplaats. Naar hem ging Augustinus meerdere malen luisteren. Hij deed dit uit nieuwsgierigheid, omdat de bisschop overal als kanselredenaar geprezen werd. God liet de woorden van Ambrosius echter in het hart van Augustinus ingaan. In het licht daarvan zag hij de zonden waarin hij leefde wel, maar hij kon ze niet vaarwel zeggen. Ze waren hem te machtig en juist dat maakte zijn bekommering uit. Dagelijks las hij Gods Woord. Toen gaf God uitkomst.
Eens liep Augustinus radeloos de tuin in. Toen hoorde hij een kinderstem zingen: "Tolle lege", neem en lees. Hij ging naar binnen, sloeg de Bijbel open en werd getroffen door het lezen van Romeinen 13: 13 en 14. Daar las hij zijn persoonlijke zonden. Die waren de oorzaak van zijn ellendig leven. Maar hij las ook over Christus en leerde Hem kennen als zijn Borg en Middelaar. Later schreef Augustinus over dit ogenblik: "Toen stroomde als het ware het licht der gemoedsrust mijn hart binnen en alle duisternis en twijfel vlood heen". In de paasnacht van 387 werd hij door Ambrosius gedoopt tot grote vreugde van zijn moeder Monica die ook bij de doop aanwezig was. De Heere had haar gebed verhoord.
Na zijn bekering aanvaardde Augustinus met zijn moeder de terugreis naar zijn geboortestreek. Onderweg stierf Monica op 56-jarige leeftijd in Rome. Toen Augustinus daarna alleen in Afrika aankwam, stichtte hij een klooster. Na enkele jaren werd hij gekozen tot presbyter van de christelijke gemeente in Hippo. Kort daarna werd hij er zelfs bisschop. Vanuit die plaats heeft hij de strijd tegen allerlei dwaalgeesten in de kerk van zijn dagen aangebonden. In zijn geschriften zette hij de zuivere leer duidelijk uiteen, waardoor hij een grote invloed in de kerk van het westen kreeg. Zijn betekenis strekt zich zelfs uit tot de kerk van heden.
De Civitate Deï
Augustinus leefde tijdens de vervalperiode van het Romeinse Rijk. De ondergang ervan was zeer nabij. Omdat sinds Constantijn de Grote de Romeinse staat onverbrekelijk met de kerk verbonden was, dachten veel christenen, dat ook de kerk zou ophouden te bestaan. Daarom schreef Augustinus tot ondersteuning van de christenen zijn beroemd geworden boek "De Civitate Deï". Het rijk van God is zo geheel anders dan de staat van de wereld die vergaan zal. De wereld verkeert immers onder de macht van de zonde en van de satan. Al zou het Romeinse Rijk vergaan, dan zou nog de Staat van God, de Kerk, in stand worden gehouden. Hoe vaak de kerk ook verdrukt wordt, zij zal er zijn tot het einde toe. Dan zal het Rijk Gods de eeuwige overwinning behalen.
Confessiones
Zijn eigen levensweg beschreef Augustinus in zijn boek 'Confessiones'. Deze titel betekent 'Belijdenissen'. Als een oprecht gemaakte zondaar, belijdt hij al de ongerechtigheden uit zijn jeugd voor de Heere. Maar hij geeft ook een rijk getuigenis van zijn geloof in de Heere Jezus Christus. Van de 93 boeken die Augustinus schreef, worden zijn "Confessiones" en "De Civitate Deï" nog steeds gelezen. Het roemen in Gods vrije genade door een zondaar vindt immers weerklank in de harten van Gods kinderen uit alle tijden.
De strijd met Pelagius
Niet door iedereen werden de opvattingen van Augustinus aanvaard. De Britse monnik Pelagius viel de Bijbelse leer van de erfzonde aan. Hij ontkende dat de wil van de mens zo verdorven is en dat alleen Gods verkiezende genade een zondaar kan redden. Hij meende dat ieder mens zonder erfzonde, als een onbeschreven blad papier, geboren zou worden. Ieder mens kon dan door een vrije wil zijn levensblad invullen met goede of verkeerde werken. De levenswandel van Christus diende daarbij als een voorbeeld voor het doen van goede werken. Deze leer werd door Augustinus fel bestreden. De kerk veroordeelde de leer van Pelagius op diverse synoden. Helaas ging zij na Augustinus' dood steeds meer een tussenstandpunt innemen: het semi-pelagianisme. In deze leer gaan Gods genade en de goede werken van de mens samen. Christus is dan niet meer dan een helpende Zaligmaker.
De donatisten
Augustinus heeft ook strijd moeten voeren met de aanhangers van de Noordafrikaanse bisschop Donatus. In het begin van de vierde eeuw had de sekte van de donatisten zich van de kerk afgescheiden. De reden was dat de kerk mensen die een doodzonde als ontucht of afval hadden gedaan, na berouw weer in haar midden opnam, soms zelfs als ambtsdragers. De donatisten wilden een volmaakt heilige kerk stichten. Zij stelden de werking van de Sacramenten afhankelijk van de waardigheid van de bisschop die ze toediende. Augustinus bestreed hen vanuit Gods Woord. Hij toonde aan dat de kerk, ambt en sacrament goddelijke instellingen zijn en dat het niet om de waardigheid van de personen gaat. Daarom veroordeelde hij ook de wederdoop van de donatisten.
Het levenseinde van Augustinus
Augustinus stierf in 430 in Hippo, de stad waar hij als bisschop al zijn krachten besteed had in Gods Koninkrijk. Ondanks de grote genade die God aan hem verheerlijkt had, bleef hij een zondaar in zichzelf. Op zijn sterfbed weigerde hij bezoek te ontvangen en richtte hij zijn oog op de zeven boetpsalmen die hij op de muur had laten aanbrengen. Hij wist zich gerechtvaardigd door het geloof, zonder de werken der wet. De val van het Westromeinse Rijk begon zich meer en meer af te tekenen. De Westgoten hadden zelfs de machtige stad Rome geplunderd en tijdens zijn sterven belegerden de vandalen de stad Hippo. De totale vernietiging behoefde Augustinus echter niet meer mee te maken, want God deed hem de hemelse heerlijkheid ingaan, waar voor hem geen strijd meer zou zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989
Mivo +12 | 20 Pagina's