JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Volg Mij...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volg Mij...

Vertelschets

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Lucas 5: 27-32Zingen: Psalm 31 17Psalm 32 1,5Psalm 25 4,5Psalm 57 5, 6,7Psalm 65 2Psalm 95 4,5Psalm 102 : 10, 12Psalm 103 : 2, 6,7Psalm 143 : 2, 10Psalm 119 : 3, 5, 17, 18, 65Psalm 106 : 4, 26Psalm 66 2, 6Kerntekst:Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering. ' (Lucas 5: 32)

Langs de weg, even buiten Kapernaüm, staat een kantoor. Het is een belastingkantoor waar kooplieden tol moeten betalen, als ze door Israël willen reizen. Het is er altijd druk. Geen wonder, want dit tolhuis staat langs een van de belangrijkste wegen van Israël. Het is de handelsweg van de landen in het noorden naar de landen in het zuiden. De weg loopt dwars door Israël. Kooplieden uit alle landen maken er gebruik van. De ene keer komt er een karavaan uit

De ene keer komt er een karavaan uit Egypte. De wagens en kamelen zijn zwaar beladen. Met koren en linnen zijn ze op weg naar Syrië. De andere keer is er een karavaan uit Mesopotamië. Allerlei dure handelswaar zit goed opgeborgen in zadeltassen en wagens. Bij het tolhuis van Kapernaüm moeten

Bij het tolhuis van Kapernaüm moeten de karavaanleiders altijd stoppen. Daar moet eerst de belasting betaald worden voor de koopwaar, die vervoerd wordt. Dan mogen ze weer verder reizen.

In het tolhuis zijn de mannen aan het werk. Sommigen zitten te schrijven, anderen tellen het geld. Veel geld. Er wordt goed verdiend. De tollenaars moeten de tol ook weer afgeven. Ze werken voor de Romeinen. Maar de tollenaars weten wel hoe ze er zelf ook geld aan kunnen verdienen... Ze eisen veel meer tol, dan het echte bedrag. En alles wat ze teveel vragen, houden ze zelf. De Romeinen kijken er niet naar hoeveel geld de tollenaars vragen. Als zij hun tol maar krijgen. De Joden verachten de tollenaars. Ze bedriegen iedereen, om maar rijk te kunnen worden. Ze nemen het bepaald niet nauw met de wetten van Mozes. Ze gaan immers met allerlei heidense kooplieden om? Ze kijken niet zo krap als het gaat om de wetten van de reinheid. Tollenaars zijn wel mensen van het volk van Israël, maar ze werken samen met de vijand.

Als er in Kapernaüm een vergadering gehouden wordt van de oudsten van de stad, zijn de tollenaars niet welkom. Als er in een rechtszitting een eed moet worden afgelegd, mag een tollenaar dat niet doen. Zijn eed telt niet. Hij heeft immers van bedriegen zijn werk gemaakt? Als iemand uit Kapernaüm een tollenaar tegenkomt, loopt hij hem liefst aan de overkant van de straat voorbij. Minachtend spuugt hij op de grond... Nee, veel vrienden hebben de tollenaars niet. Maar... geld! Veel geld! Dat hebben ze wel!

De mannen in het tolhuis kijken op. Ze horen het geluid van mensen en dieren. Enkelen staan op en lopen naar buiten. Een karavaan! Helaas niet zo'n grote deze keer. Het is eigenlijk meer een groepje kooplieden dan een echte karavaan. Joodse kooplieden, zo te zien. Minachtend kijken ze naar de tollenaars die hen laten stoppen. Ze zeggen niet veel als hun lading wordt gecontroleerd, maar de ogen van de kooplieden spreken boekdelen. Eén tollenaar schrijft de goederen op. Hij noemt het bedrag dat de kooplieden moeten betalen. De leider haalt met tegenzin zijn beurs met geld tevoorschijn. "Voor de heidenen en de tollenaars", mompelt hij zachtjes, maar hard genoeg dat de tollenaar het horen kan. "Veel verschil is er niet." Even kijkt de tollenaar hem aan met een donkere blik in zijn ogen. Maar hij zegt niets en telt heel precies het geld na, dat de koopman hem geeft.

Bevelen klinken, de kamelen komen weer in beweging. De karavaan gaat weer verder.

In het tolhuis wordt de rekening opge- maakt. Een deel van het geld voor de Romeinse baas van het kantoor, een deel voor de tollenaars. Laat de mensen maar praten, het geld stroomt binnen.

Aan één van de tafels in het tolhuis zit Levi. Hij is hard aan het werk. Het is hier altijd druk. Hoeveel karavanen heeft hij al niet over deze handelsweg zien gaan! Veel geld heeft hij al verdiend. Heel nauwkeurig schrijft hij op, hoeveel geld er elke keer binnenkomt.

Veel vrienden heeft hij niet. Ja, onder de tollenaren heeft hij er een heleboel. Maar verder... In Kapernaüm wordt hij minachtend aangekeken. Hij weet wel, dat de Joden hem zien als een zondaar. Als een heiden zelfs. Ze willen niets met hem te maken hebben. Gelukkig zijn er nog vele andere tollenaren, met wie hij omgaat. En verder wil hij er niet over denken. Hij verdient zijn geld!.En goed ook!

Opnieuw komt een groep mensen over de handelsweg. Het zijn geen kooplieden. Het zijn mensen uit Kapernaüm. Ze lopen achter de Heere Jezus aan. Die heeft zojuist een verlamde man beter gemaakt. En nu gaat Hij met Zijn discipelen naar het Meer van Galilea. De mensen uit de stad zijn Hem gevolgd. Ze willen meer van Hem horen. Meer wonderen zien.

Ook in het tolhuis dringt het geluid van de naderende mensen door. Een tollenaar staat op om te gaan kijken wat het is. "Niets te verdienen" zegt hij, als hij even later weer binnen komt. "Het is geen karavaan, het zijn gewoon mensen uit de stad."

Levi kijkt door de vensteropening. Mensen uit de stad? Waar gaan die dan naar toe? En wat gaan ze dan doen?

I let is waar. Er komt inderdaad een grote groep mensen aan. Zullen ze nog spottende opmerkingen maken, als ze langs het tolhuis komen? Of schelden? Levi kijkt op. Er valt een schaduw door het raam. Daar staat een Man. Een Man Die hem aankijkt. Recht in zijn ogen. Levi hoeft er niet over na te denken. Wie dit is. Dit is de Man, over Wie hij heeft horen vertellen. Jezus, de Zoon van Jozef uit Nazareth, over Wie zoveel wonderlijke verhalen worden verteld. Het lijkt wel, of Zijn ogen dwars door hem heen gaan.

"Volg Mij", hoort Levi zeggen. Jezus kijkt hem aan. "Volg Mij". Zijn woorden dringen door tot in het hart van Levi. Die woorden klinken als een bevel. Ze vragen om gehoorzaamheid. Maar er klinkt ook zoveel liefde in door. Met die enkele woorden laat Jezus hem zien, wie hij tot nu toe volgde. Zichzelf, het geld, de zonde. En heeft hem dat gelukkig gemaakt? In één keer ziet Levi de armoede van zijn leven. Het is een leeg leven. Zonder vrede. Zonder liefde. En nu staat daar de Heere Jezus en Hij zegt tegen hem: "Volg Mij". Tegen hém, tegen een verachte tollenaar, aan wie alle Joden een hekel hebben. Alsof de Heere zeggen wil: Ik wil je écht rijk maken. Ik geef je geen geld. maar Ik geef je al Mijn liefde. Ik geef je vrede. Ik wil je Meester zijn. Volg Mij. Levi! Ik zoek jou. Ik wil jou hebben, je hart en heel je leven. Ik weet wel van je zonden. Ik weet heel goed dat je een tollenaar bent. Maar daartoe ben Ik nu juist gekomen. Om zondaren te zoeken en hen te redden. Keer dat geld en dat lege leven in de zonde de rug toe. Keer je tot Mij, Volg Mij! Ik roep je tot Mijn kind. Zo mag je Mij dienen, als Mijn discipel.

Levi ziet, hoe Jezus hem aankijkt. Ernstig, maar ook zo vol liefde. Zoveel liefde, zoveel genade verbreekt zijn hart. "Volg Mij" zegt Jezus. En zie wat er gebeurt. Levi staat op. Hij legt de papieren op de tafel aan de kant. Het is onbelangrijk geworden. Het geld dat er nog ligt, bergt hij op. Hij hoeft het niet meer. Er is iets anders in zijn leven gekomen. Iets wat veel rijker is. Iémand anders. Iemand Die werkelijk om hem geeft. Die naar hem wilde omkijken. Die hem Zijn liefde geeft. De woorden van Jezus hebben zijn hart geraakt. De liefde en de genade van de Heere hebben zijn hart veranderd. Weg met dat tolhuis. Voorbij is het leven in de zonde. "Volg Mij", zei Jezus. Er is maar één ding wat hij nu nog maar wil: gehoorzamen aan Jezus' roepstem, uit liefde. Wat een wonder! Hij. Levi de tollenaar is door de Heere opgezocht. Hij ontvangt genade! Hij heeft nu een nieuwe Meester, Die hem liefheeft. Wat een wonder, dat deze Jezus bij hem stil stond en hem wilde roepen!

In het huis van Levi wordt uit dankbaar- heid een grote maaltijd klaargemaakt. De Heere Jezus komt bij hem eten, samen met Zijn discipelen. Maar er zullen nog veel meer mensen komen. Levi heeft al zijn oude vrienden uitgenodigd. Vrienden, die net als hij tot nu toe, bekend staan als zondaren. Ze luisteren niet naar de wetten van de Heere. Tollenaren zijn er ook. Tollenaren en zondaren, ze zijn allemaal uitgenodigd om bij Levi te komen eten. Hij voelt zich niet ineens veel beter dan al die mensen. Juist niet! Hij wil graag, dat ze ook de Heere Jezus zullen leren kennen. Opdat ze ook echt rijk mogen worden. Hij heeft zelf het wonder van Gods liefde door de Heere Jezus mogen ontvangen. Wat zou het een wonder zijn, als al die oude vrienden ook die enige goede Meester zouden gaan volgen... Wat een blijdschap is er nu in zijn huis

Wat een blijdschap is er nu in zijn huis gekomen. Wat is alles veranderd! Als Levi de Heere Jezus daar aan de tafel ziet, is er stille verwondering in zijn hart. Jezus in zijn huis! Dat hij deze Meester nu mag volgen!

In Kapernaüm is het al bekend geworden. "Heb je het al gehoord? De Heere Jezus is bij Levi gaan eten. Bij Levi, de tollenaar! En er zijn nog een heleboel anderen van dat soort. Tollenaren en zondaren! Mooi gezelschap! Dat Jezus daar bij wil horen..."

Ook de Schriftgeleerden en Farizeeën horen het. Ze begrijpen er niets van. Zou het echt waar zijn? Maar als ze bij het huis van Levi komen, zien ze het zelf. Een kamervol met zondaren en tollenaren. En daar zit Jezus nu bij. Het maakt hen boos.

Als de maaltijd voorbij is, komen de Heere en Zijn discipelen naar buiten. Daar staan de Schriftgeleerden en Farizeeën. Ze kennen niets van de liefde die er was in het huis van Levi. Ze begrijpen niets van de blijdschap die daar heerste. Ze zijn ontevreden. Wie gaat er nu bij een tollenaar eten! Kun je dan een echte Rabbi zijn? Een Profeet?

Ze lopen naar de discipelen toe. "Waarom eet en drinkt jullie Meester met zulke mensen, met tollenaren en zondaren? En waarom doen jullie daar ook aan mee?" vragen ze met afkeer in hun stem. Wat merken de discipelen goed aan hun vraag, hoe verkeerd de Farizeeën en Schriftgeleerden het vinden, wat de Heere Jezus heeft gedaan.

Maar voor ze iets kunnen antwoorden, komt Jezus Zelf er bij staan. Zijn discipelen hoeven geen antwoord te geven op deze vraag. Ze begrijpen er immers zelf nog zo weinig van. Ze weten nog zo weinig van het werk van de Heere Jezus. En dit is het nu juist waar Hij voor gekomen is. Dit is het nu waarom Zijn Naam moest zijn: Jezus! De HEERE redt! Dat is Zijn werk: reddingswerk! Verloren zondaren opzoeken en hen behouden, hen verlossen uit hun grootste nood, de zonde. Hij is gekomen om in hun plaats de dood in te gaan. Hij zal niet gered worden van het kruis. Hij zal de oude meester van zondaren, de duivel, verslaan. Opdat zij door Zijn genade uit liefde Hem als hun nieuwe Meester zullen gaan dienen.

Jezus kijkt de Farizeeën en Schriftgeleerden aan. Het is waar. De tollenaren zijn zondaren. Ze houden zich niet aan de wet. Dat doen deze vrome Joden wel. Ze weten precies alle regels waaraan ze zich moeten houden. Maar daarom kijkt Jezus niet op die tollenaren en zondaren neer! Dan zullen ze nog dezelfde blijven. Hij komt juist om hun leven te veranderen!

"Jullie willen weten waarom ik met zulke zondige mensen omga? Luister maar. Wie gaan er naar een dokter? Mensen die gezond zijn? Nee, toch! Mensen die gezond zijn, hebben de dokter niet nodig, maar mensen die ziek zijn. Ik ben daarom niet gekomen om rechtvaardige mensen tot bekering te roepen, maar zondaren."

De Farizeeën en Schriftgeleerden leven netjes. Zij denken dat zij goed doen en rechtvaardig zijn. Zij vinden dat ze geen Redder nodig hebben. Een gezond mens heeft toch ook geen dokter nodig? Maar deze tollenaren en zondaren, die in de zonde leven, zij zijn als zieken, die een dokter nodig hebben. Anders zullen zij sterven. En dat is het werk van de Heere Jezus. Zondaren roepen: Volg Mij! Waarom zou je sterven? Bekeer je, keer je om, volg Mij! Alleen Ik kan je redden van je zonden.

Zo roept de Heere Jezus zondaren. Nu nog! Zijn Woord is nog met dezelfde macht! Of ben je net als de vrome Joden? Je vindt jezelf in ieder geval lang niet zo slecht als je buurjongen, die nooit naar de kerk gaat. Die weet beter wat vloeken is, dan bidden. Je hebt de Heere Jezus eigenlijk helemaal niet nodig. Wat erg. Je kunt namelijk wel te goed zijn voor de Heere Jezus, maar nooit te slecht...

Levi is de Heere gevolgd. Niet alleen met zijn hart, maar ook als een van de twaalf discipelen. Hij heeft voorgoed afscheid genomen van het tolhuis. Wat is er veel voor in de plaats gekomen. Hij heeft Jezus leren kennen. Steeds beter leren kennen. Wat een vreugde is dat geworden. De liefde, die hij heeft gezien in Jezus' ogen toen de Zaligmaker hem riep, heeft zijn hart vervuld. Nooit heeft hij er spijt van gehad, dat hij bij deze Meester in dienst is gekomen. Niet dat het altijd makkelijk was. Zeker niet. Wat was het moeilijk geweest, toen de Heere Jezus sprak over Zijn lijden en sterven. Volgen, ook toen Jezus de dood inging? Levi heeft er niets van begrepen toen dat gebeurde. Maar de Heere heeft het hem geleerd, hoe hij volgen moest. Dwars door al het moeilijke heen.

Het is vele jaren later. De Heere Jezus is al lang weer naar de hemel terug gegaan. Aan een tafel zit Levi. Zo noemen de mensen hem trouwens bijna nooit meer. Meestal noemen ze hem bij zijn andere naam, Mattheüs. Geschenk van de HEERE, betekent dat.

Mattheüs zit te schrijven. Vel na vel schrijft hij vol. Hij kan het nog heel goed. Niet voor niets heeft hij jaren in het tolhuis met pen en papier gewerkt. Maar nu schrijft hij wel heel andere dingen dan toen. Nu zijn het geen lijsten waarop staat, hoeveel geld hij heeft verdiend. Hij schrijft nu over de verdiensten van een Ander! Hij schrijft over de Heere Jezus. Want alle Joden moeten het weten, Wie de Heere Jezus is. Dat Hij en niemand anders de beloofde Messias is, van Wie de profeten hebben verteld.

De Heere heeft hèm gered. Hij heeft alles verlaten, om de Heere Jezus te volgen. En wat een vreugde is dat geworden. En nu wil Mattheüs niets liever dan dat ook anderen gered zullen worden. Dat ook anderen de Heere Jezus mogen leren kennen, opdat ook zij Hem mogen gaan volgen. Daarom is hij gaan schrijven, verlicht door de Heilige Geest. Hij schrijft over de Zaligmaker. Elke keer schrijft hij er een tekst bij uit een van de boekrollen van de Psalmen of van de Profeten. Al die woorden spreken over de beloofde Messias. En al die woorden zijn vervuld door de Heere Jezus. Hij is de Messias. De Zaligmaker van zondaren.

Eindelijk is Mattheüs klaar. Zijn boek is af. De laatste woorden liggen voor hem. Wie zal de boodschap horen? Zullen de Joden leren buigen voor Koning Jezus? Daar staan de laatste woorden die hij geschreven heeft. Het zijn Jezus' eigen woorden: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ja, ze zullen voor Hem leren buigen. De Koning zelf zal er voor zorgen. En hij, Mattheüs, mag dat aan de mensen verkondigen. Hij mag - en hij leest verder - de volken leren te doen, wat Jezus geboden heeft. Hij mag de mensen Jezus' woord doen horen: "Volg Mij." En uit genade zullen zondaren zoals hij, alles verlaten en de Meester gaan volgen, Die niet kwam om rechtvaardigen, maar om zondaren tot bekering te roepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1998

Mivo -12 | 34 Pagina's

Volg Mij...

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1998

Mivo -12 | 34 Pagina's