JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Niet zien en toch geloven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet zien en toch geloven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zingen: Psalm 143: 11Psalm 133: 1,2, 3Psalm 43: 2Psalm 140: 13Psalm 32: 6Psalm 33: 6Lezen: Johannes 20: 19-31Kerntekst:"Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben."Johannes 20: 29

"Thomas, wij hebben de Heere gezien. Het is werkelijk waar. Hij is echt opgestaan en wij hebben Hem gezien."

Maar Thomas schudt zijn hoofd. Nee, dat kan niet. Dat gelooft hij niet.

Het is een bijzondere dag geweest in het leven van de discipelen. Eerst zijn de vrouwen gekomen met de boodschap dat de Heere Jezus was opgestaan. Lateikwam ook Petrus hetzelfde aan zijn medediscipelen vertellen, want de Heere Jezus heeft hem die dag opgezocht. En 's avonds komt Kléopas met zijn vriend bij de discipelen. Ook zij kunnen vertellen dat de Heere Jezus aan hen verschenen is, toen ze onderweg waren naar hun huis in Emmaüs.

Maar ondertussen horen de discipelen ook iets anders. Men vertelt in Jeruzalem dat de discipelen het lichaam van de Heere Jezus gestolen zouden hebben. Uit angst hebben ze daarom de deur van het huis waar ze zijn, op slot gedaan.

Ook Thomas is bij de discipelen in het huis. Maar aan het eind van de dag wil hij weg. Hij wil niet langer bij hen blijven. Twijfel en ongeloof is er in zijn hart.

Ja, hij heeft het verhaal van de vrouwen gehoord; hij heeft Petrus horen vertellen over de verschijning van de Heere Jezus aan hem; hij heeft gehoord over die wonderlijke Vreemdeling op weg naar Emmaüs, maar hij gelooft het niet.

Hoe komt dat toch? De andere discipelen geloven het wel en hij niet.

Thomas is bang om zichzelf te bedriegen. Hij kan toch niet zomaar op het getuigenis van mensen afgaan. Thomas is bang dat alles wat ze vertellen niet waar is. En als het niet waar blijkt te zijn, dan is de teleurstelling nog veel groter.

Nee, hij gelooft het niet. Hij kan het niet geloven. Hij durft het niet te geloven. Thomas staat op en gaat bij de discipelen vandaan.

Nu zit Thomas helemaal alleen. Hij voelt zich van God en van mensen verlaten. Niemand kan me helpen, niemand kan mij het geloof geven, denkt hij. En Thomas heeft helemaal geen behoefte om de andere discipelen weer op te zoeken.

Maar als Thomas dan niet meer bij de discipelen wil zijn, dan komen de discipelen wel naar hem toe. Want er is zoiets wonderlijks gebeurd.

"O, Thomas, wij hebben de Heere gezien." De discipelen vertellen dat de Heere Jezus op die zondagavond, nadat Thomas was weggegaan, binnen kwam.

"Hij stond ineens in ons midden, terwijl de deuren gesloten waren. Hij zei: "Vrede zij ulieden." En Thomas, toen Hij dat gezegd had, toonde Hij ons Zijn handen en Zijn zijde."

En een andere discipel zegt tegen hem: "Thomas, het is echt waar; de Heere is waarlijk opgestaan; wij hebben Hem ook gezien."

De discipelen kunnen het niet voor zichzelf houden. Ze laten Thomas niet aan zijn lot over; ze zoeken hem op. Ze zeggen het hem steeds opnieuw: "We hebben de Heere gezien." Petrus, Johannes en allemaal hebben ze dezelfde boodschap: "We hebben de Heere gezien." Tien discipelen zijn de levende getuigen van het Paasevangelie.

Maar Thomas heeft de Heere niet gezien en daarom kan hij het niet geloven. Hoe meer Thomas het hoort, hoe dieper hij wegzinkt in het ongeloof.

"Zolang ik niet de littekens in Zijn handen en voeten gezien heb, als ik niet met mijn vinger die littekens zelf heb gevoeld, als ik niet mijn hand in Zijn zij heb gestoken, dan zal ik het nóóit geloven," zegt Thomas. Het is alsof hij zegt: "Jullie hebben iets gezien. Ik heb óók iets gezien. Ik heb gezien hoe ze de Heere Jezus hebben gekruisigd. Ik heb gezien hoe ze Zijn handen en voeten hebben doorboord. Ik heb gezien hoe ze Hem hebben doorstoken. En nu geloof ik pas dat Hij is opgestaan, als ik diezelfde handen en voeten en diezelfde zij heb gezien."

Thomas zegt het heel duidelijk tegen de discipelen: "Ik zal geenszins geloven."

Zo gaat de week voorbij. Een moeilijke week is het voor Thomas. De discipelen zijn hem blijven opzoeken. Ze zeggen niet: "Nou Thomas, als je zo eigenwijs wilt zijn, dan zoek je het zelf maar uit." Nee, ze blijven volhouden, ze kunnen er ook niet van zwijgen. Maar wat helpt het? Het lijkt niets te helpen.

Toch wel. want wie is er de volgende zondag weer bij de discipelen? Inderdaad, Thomas!

Acht dagen na de opstanding van de Heere Jezus zijn de discipelen weer bij elkaar. Het is precies als vorige week. Dezelfde plaats, dezelfde gesloten deuren, dezelfde vrees voor de Joden, dezelfde omstandigheden. Alléén, nu is Thomas erbij! Ondanks het gemis aan geloof, ondanks het gemis aan blijdschap.

Ineens staat de Heere Jezus opnieuw in het midden en zegt: "Vrede zij ulieden."

Alle discipelen zijn verblijd en Thomas? Hij heeft geen tijd om er over na te denken, want de Heere Jezus spreekt hem aan: "Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig." De Heere Jezus gebruikt bijna dezelfde woorden, die Thomas gesproken heeft in zijn ongeloof.

De Heere Jezus is in hun midden. Ze kunnen Hem zien en aanraken. Het is te zien waar de spijkers gezeten hebben. En nu is de Heere Jezus speciaal gekomen voor Thomas. Voor Thomas, die zo twijfelt.

De Heere Jezus nodigt Thomas uit: "Kom eens, Thomas." De Heere Jezus strekt Zijn handen uit en zegt: "Zie je de littekens? En kijk eens naar Mijn zij. Daar is het litteken ook nog."

De Heere Jezus weet wat hij gezegd heeft. Hij nodigt Thomas uit om wat hij gezegd heeft nu te komen doen. Thomas heeft beschaamd zijn hoofd gebogen. Of denk je dat hij werkelijk met zijn handen aan de littekens gevoeld heeft? Dat was toch niet meer nodig.

Het is ook niet meer nodig voor Thomas. Hoor eens wat hij zegt: "Mijn Heere en mijn God."

Eerst deed hij belijdenis van zijn ongeloof: "Ik zal geenszins geloven", maar nu spreekt hij geloofstaal. De discipelen hadden tegen hem gezegd: "Wij hebben dé Heere gezien", maar Thomas mag hier spreken over "mijn Heere." Nu heeft hij Zijn Meester gezien en nu kan hij ook geloven, dat de Heere Jezus is opgestaan.

Dat zegt de Heere Jezus ook tegen hem: "Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd. Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben."

Niet zien en toch geloven. Kan dat? Ja, dat kan voor jou ook nog. Ook wij moeten geloven in de Heere Jezus, zonder dat wij Hem zien. Maar wij hebben het Woord van God, waarin tot ons gesproken wordt van de Zaligmaker, Die geleden heeft en gestorven is voor de zonden van Zijn volk, maar Die ook opgestaan is. Petrus schrijft: "En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wél, als gij daarop acht geeft."

Misschien denk je wel: als de Heere Jezus hier nu eens kwam. Als de Heere Jezus nu ineens in ons midden zou komen. Dat zou wat zijn! Dan kon je Hem zien. Zou je naar Hem toegaan?

Maar wij kunnen Hem niet meer zien, zoals de discipelen Hem gezien hebben. Wij kunnen Hem nu zien door Zijn Woord. Daarin heeft Hij Zich geopenbaard. Petrus zegt: "Nee, er is iets veel groters: wij hebben het profetisch Woord. Dat is vaster, dat is zekerder dan als de Heere Jezus hier zou verschijnen. Dat heb je altijd bij je." Je doet wél als je daarop acht geeft. Daarom moet je luisteren in de kerk. Daarom moet je luisteren als er uit de Bijbel gelezen wordt. Deze woorden van zaligheid zijn aan jou toebetrouwd. Wat betekent dat? Het is iets van waarde en dat geef je niet zomaar aan iedereen. En nu zegt de Heere, zoiets van zo'n grote waarde vertrouw Ik nu aan jou toe. De woorden van God zijn jou toebetrouwd. Zie je de waarde ervan in?

Het Woord van God moet genoeg zijn. Wij moeten geloven met ons hart, wat in de Bijbel staat geschreven. Dat gaat niet vanzelf. Ons hart is ongelovig, maar dat verandert als de Heere door Zijn Heilige

Geest in ons hart gaat werken. Dan gaan we met ons hart in de Heere geloven.

Thomas wilde eerst zien en dan pas geloven, maar met een nieuw hart gaan we eerst geloven en dan zullen we Hem zien. Kun je niet geloven? Vraag dan maar aan de Heere: "Heere, kom mijn ongeloof te hulp."

Ter inleiding

U hebt alweer het laatste nummer van Mivo voor deze jaargang in handen. Beide schetsen zijn D.V. te gebruiken na Pasen.

Bij de schets over Thomas zit een 'paasprogramma'. Daarin wisselen de bijbelse vertelling, declamatoria en muziek en zang elkaar af. We hopen dat u het programma tijdens een clubbijeenkomst met de kinderen zult gebruiken. Meerdere exemplaren zijn te bestellen bij het bondscentrum. De schets over Paulus op de Areopagus is eenvoudig. Opnieuw komt de oproep tot de kinderen alleen de enige, ware God te dienen! We hopen dat dat de uitwerking mag zijn van al de vertellingen op de club die dit verenigingsseizoen zijn gehouden.

Voor informatie over de jaarvergadering, de bondsdagen en de planning van Mivo voor D.V. volgend seizoen verwijs ik naar de achterpagina.

Namens de commissie Mivo -12, Marianne Sollie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Mivo -12 | 36 Pagina's

Niet zien en toch geloven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Mivo -12 | 36 Pagina's