JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4a: Het zaad en de akker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4a: Het zaad en de akker

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Mattheüs 13:1-9 en 18-23

Zingen
Psalm 72:8 en 9
Psalm 65:7, 8 en 9
Psalm 119:53 en 65
Psalm 126:3

Kerntekst
Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt (Jesaja 55:11b).

Vertelschets

Wat een mensen staan daar op het strand van het Meer van Galilea! Is er iets aan de hand? Ze zijn allemaal zo stil. Wat komen al die mensen hier doen? Ze zijn gekomen om te luisteren. Want in één van de scheepjes die aan de oever van het meer liggen, zit de Heere Jezus. Hij vertelt. Daarom zijn al die mensen zo stil. Ze willen geen woord missen van wat Hij zegt.

De Heere Jezus vertelt een gelijkenis, een verhaal uit het gewone leven, om iets duidelijk te maken over het Koninkrijk van God: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien. Sommigen kijken naar de akkers op de berghellingen bij het Meer van Galilea. Ze zien voor zich wat de Heere Jezus vertelt.
In gedachten zien ze een boer naar het land gaan. Hij heeft gewacht tot de regen de uitgedroogde grond zachter heeft gemaakt. En nu trekt hij onkruid uit de akker en hij raapt de stenen op. Wat liggen er veel. Wat een werk is het voor hij op die akker kan gaan zaaien.
Maar eindelijk is het zover. Hij neemt het zaad mee uit een van de schuren en gaat op weg naar zijn akker. Op zijn buik draagt hij een tas. Daarin zit het zaad. Met langzame regelmatige stappen gaat hij over zijn stuk land. Steeds grijpt hij in de tas en met brede zwaaien strooit hij het zaad uit.
Terwijl de boer zaait, komt iemand achter hem aan die de grond omploegt. Al het zaad wordt daardoor ondergeploegd. Zo droogt het niet uit.

O, kijk daar eens, omdat de boer zo gul gestrooid heeft, is er een deel van het zaad op de weg naast de akker gevallen. Daar is de grond niet geploegd, maar keihard van alle voetstappen die er overheen gegaan zijn. En ja hoor, daar komen de vogels al. Ze pikken meteen het zaad op dat daar bovenop die harde weg is blijven liggen. En voor de zaaier helemaal klaar is met z’n werk, ligt er niets meer. Alles is opgepikt! Daar zal niets gaan groeien, daar zal straks niets geoogst worden. Dat zaad is verloren.

Gelukkig is er nog genoeg op de akker gevallen. En nu maar wachten, wachten op de oogst. Af en toe gaat de boer kijken, of er al wat te zien is, of het zaad al groeit! En op een dag ziet hij dat er heel kleine plantjes net boven de grond gekomen zijn. Vooral op dat ene stuk van de akker groeit het hard. Dat zal een oogst worden! Maar als de boer na een paar dagen weer gaat kijken, schrikt hij. De plantjes die het hardst gegroeid waren, hangen nu helemaal slap. Ze zijn verbrand door de felle zonnestralen. De boer kijkt eens goed, graaft een beetje grond weg. Dan ziet hij hoe het komt. Onder het laagje grond zitten stukken steen. De plantjes konden daar geen lange wortels krijgen. En toen de zon fel ging schijnen, konden ze met die korte wortels geen water diep uit de bodem halen en nu zijn ze verdord. Wat jammer! Weer een deel van het zaad verloren! Ook van dit deel van het zaad zal er geen oogst komen.

Maar er is nog een groot stuk over, gelukkig. Daar groeit het goed. Kijk eens, wat een planten er al boven de grond staan! Na een poosje komt de boer weer eens kijken op de akker. Nee toch, ziet hij het nu goed? Snel loopt de boer naar een hoek van het land. O wat erg! Boven de tarweplanten uit groeien doornen! Onkruid! De tarweplanten zien er goed uit, maar de doornen zijn veel sterker, die groeien veel harder. De tarweplanten hebben geen lucht en ruimte meer over om te groeien, ze worden door de doornen verstikt. En hij had het onkruid er nog wel zo goed uitgehaald. De wortels zijn natuurlijk diep in de grond blijven zitten en daar zijn weer nieuwe doornen uitgegroeid.
Teleurgesteld kijkt de boer op. Wat nu? Zal er straks nog wel wat overblijven om te oogsten? Een deel viel op de weg: verloren. Een ander deel viel op de steenachtige grond: verloren. En nu weer een deel dat door de doornen is verstikt: ook verloren.

Wat jammer van dat kostbare zaad! Alles voor niets geweest. Zou er dan niets overblijven om straks te oogsten? Onderzoekend gaan zijn ogen over de akker. Kijk, er staan nog een heleboel planten op de akker. Het zal toch nog een goede oogst worden. Het kan niet, dat al het zaad verloren gaat.

De weken gaan voorbij. De tarwe groeit, de aren zitten al in de halmen. De groene kleur verandert in goudgeel. De boer loopt opnieuw over zijn akker. Straks komt de oogst! Toch nog! Hij pakt een aar tussen zijn vingers. Hij telt hoeveel korrels er in de aar zitten: zestig! Dat is allemaal gegroeid uit één korrel, één zaadje. Hij telt nog bij een andere aar: dertig korrels! Wel wat minder, maar dat geeft niet. Als er maar korrels in zitten. Kijk, dat is een grote aar, die hangt gebogen. Zo zwaar! De boer telt: honderd korrels! Met blijdschap gaan zijn ogen over de akker. Toch nog een oogst! Dan is zijn werk toch niet voor niets geweest.

Aandachtig hebben de mensen rondom de Heere Jezus geluisterd. Wie oren heeft om te horen, die hore, klinkt het vanaf het scheepje. Ja, gehoord hebben ze het allemaal, maar begrijpen ze het ook? Nee, dat niet. Ook de discipelen weten niet precies wat de Heere Jezus met die gelijkenis bedoeld heeft. Als ze later met hun Meester alleen zijn vragen ze of Hij het hun wil uitleggen. Dat doet de Heere Jezus.

Wat betekent deze gelijkenis voor ons, voor jou? Luister maar!

Het is zondagmorgen. Het is stil in de kerk. De dominee preekt uit de Bijbel, het Woord van God. Dat is het zaad. De dominee is de zaaier en hij mag het zaad strooien in de harten van al die mensen die daar voor hem zitten. Zou het zaad op een goede plaats terechtkomen?

Daar zit een jongen. Hij zit heel stil naar de dominee te kijken. Hij hoort de dominee preken maar hij luistert er niet echt naar. Zijn gedachten zijn heel ergens anders. Want woensdag is hij jarig. Hij weet bijna zeker dat hij een nieuwe fiets krijgt! Wat voor kleur zou hij zijn? Hoeveel versnellingen zou de fiets hebben? Wie zal hij allemaal op zijn verjaardag vragen? Waar de dominee over preekt, hoort de jongen niet. Hij is zo druk met andere dingen dat hij vergeet te luisteren. Het zaad dat gestrooid wordt valt in zijn hart, maar het wordt meteen weggepikt door andere gedachten.
“Amen,” klinkt het plotseling. De preek is afgelopen. Wel gehoord, maar niet geluisterd! Thuis vraagt zijn moeder waar de dominee over gepreekt heeft. “Eh, dat weet ik niet meer, vergeten! En het was ook wel moeilijk!”
Luister jij ook zo naar Gods Woord?
Het zaad viel en ging verloren. Geen oogst!

In het midden van de kerk zit een meisje. Ze luistert aandachtig. “Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart. Als je de Heere zoekt, zul je Hem vinden, en dan pas ben je werkelijk gelukkig. Zou je Zijn vrede niet willen ontvangen in je hart?”
Dringend klinkt de stem van de dominee. Ja, dat zou ze wel willen. Ze doet steeds zoveel verkeerd. Maar nu zal ze gaan proberen het anders te doen. Die avond leest ze in haar Bijbeltje en ze bidt langer dan anders voor het slapen gaan. Ze bidt om een nieuw hart, om vergeving van zonden, of de Heere haar wil helpen. Ze zal het echt gaan proberen, om voor de Heere te leven.
Op een dag hoort ze een paar kinderen uit haar klas met elkaar fluisteren. Als ze erbij komt staan, laten ze haar zien wat ze in hun hand hebben: geld, zendingsgeld! “Ga je mee kauwgom kopen vanmiddag?” vragen ze. “Maar dat mag toch niet! Dat is stelen,” zegt het meisje. Haar klasgenoten lachen haar uit. “Wat geeft dat nou, de juf weet het toch niet. Niks vertellen hoor! En als je niet meedoet, ga je maar weg. Dan mag je niet meer ons spelen.” Ze schrikt. Die middag uit school gaat ze met de anderen mee. ‘s Avonds blijft haar Bijbeltje dicht en met bidden is ze snel klaar.
Het zaad viel… het ging groeien en het leek prachtig. Maar het zat niet diep in haar hart, maar alleen aan de buitenkant! Het was als op de steenachtige plaatsen. Toen ze uitgelachen werd, bleef er niets van over. Luister jij zo naar Gods Woord?
Het zaad viel… en ging verloren. Geen oogst!

Achterin de kerk zit een jongen heel goed te luisteren. Als de dominee spreekt over de eeuwige straf wordt het onrustig bij hem van binnen. En als hij hoort over genade en vergeving maakt dat diepe indruk. O, dat wil hij ook hebben. Uit de kerk is hij stil. Zijn gedachten gaan steeds terug naar die ernstige preek.
‘s Avonds buigt hij zijn knieën en vraagt de Heere ernstig om de genade en vergeving waar de dominee over preekte. Het duurt lang voor hij eindelijk in slaap valt. Op school luistert hij aandachtig als de meester uit de Bijbel vertelt.
Volgende week hebben ze een repetitie geschiedenis. Die mag hij wel goed leren. En vanavond mag hij mee met zijn vader en moeder naar de verjaardag van zijn oma. Langzamerhand wordt de diepe indruk minder. Hij heeft het zo druk! Zaterdag nog zwemmen met zijn buurjongen, zijn band plakken, huiswerk maken. Het zaad dat gevallen is in zijn hart begon te groeien, maar de doornen groeiden harder. Langzamerhand worden de plantjes verstikt. En van alle ernst en goede voornemens is niets meer over. Luister jij zo naar Gods Woord? Het zaad viel en ging verloren. Geen oogst!

Gaat dan al dat goede zaad verloren? Staat de dominee daar dan maar voor niets te preken? Komt er dan helemaal geen oogst? Jawel! Waar gezaaid wordt, zál een oogst komen. Waar uit Gods Woord verteld wordt, zullen mensen tot geloof en bekering komen.

In één van de zijbanken van de kerk zit een meisje te luisteren. Ze begrijpt niet alles wat de dominee vertelt. Maar één ding heeft ze goed gehoord: dat ze geboren is met een zondig hart en dat ze zo niet kan sterven. Haar hart is vol van verdriet over haar zonde. Luister! Daar zegt de dominee: “Ook kinderen kunnen sterven. Dan moet je de Heere Jezus kennen en liefhebben. Dat wil de Heere geven. Dat heeft Hij al beloofd toen je gedoopt werd! Vraag daar maar om. Je bent er nooit te jong voor. Je bent voor Hem niet te zondig. Hij is immers gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was?”
Stil zit ze te luisteren. Het Woord raakt haar diep. Terwijl ze luistert, is er een gebed in haar hart. Thuisgekomen gaat ze meteen naar haar slaapkamer. De anderen hoeven er niets van te merken. Voor haar bed knielt ze neer. “O Heere, U weet van mijn zonden, U weet dat ik het elke dag verkeerd doe, maar wilt U het mij alstublieft vergeven. Ik weet wel dat ik het niet verdien Heere, maar de dominee zei toch ook dat we altijd alles aan U mogen vragen, om Jezus’ wil? O, wilt U dan ook mij bekeren? Wilt U mij leren hoe ik U mag liefhebben? Heere Jezus, wilt U ook mij zoeken en zalig maken?”
Elke dag opnieuw vraagt ze het aan de Heere. Ook wel eens gewoon op school, dan moet ze er ineens weer aan denken, zomaar tijdens rekenen.
Elke dag opnieuw probeert ze ook om gehoorzaam te zijn. Waarom? Omdat ze anders de Heere verdriet doet. En dat is het allerergste.
Als ze op een dag op school komt, ziet ze dat een paar jongens uit groep acht ruzie hebben met elkaar. Ze schrikt, want een van die jongens vloekt. Het doet haar pijn.
Dan gaat de bel. Als ze naar binnen lopen, tikt ze de jongen die gevloekt heeft aan. Als hij omkijkt, zegt ze: “Je moet niet vloeken, daar doe je de Heere verdriet mee.”
“Waar bemoei jij je mee, kleintje, hou je vrome praatjes voor je!” En hij geeft haar een harde duw. Als ze weer overeind krabbelt, zegt ze tegen hem: “Waarom duw je mij? Je moet niet vloeken.”

Sommige jongens lachen haar uit en duwen haar weg. Ze schelden haar uit. Anderen kijken haar nog eens aan. Ze zijn toch wel een beetje onder de indruk van wat dat meisje zei en hoe ze deed. Ze merken het, bij dit meisje waren het niet zomaar wat woorden.
Die avond bidt ze niet alleen voor zichzelf, maar ook voor die jongen die zo gevloekt heeft. Het zaad was in haar hart gevallen èn gaan groeien. Eerst kreeg het wortels in de diepte. Alleen de Heere zag het. Maar toen groeide het ook boven de grond uit. De liefde van de Heere Jezus was in haar hart gekomen. Het was haar verlangen Hem lief te hebben. Hem te dienen en gehoorzamen. Thuis en op school. En door genade kwamen er vruchten. Ze bleef de Heere zoeken en uit liefde tot Hem probeerde ze Hem te dienen in alle dingen, ondanks dat het ook vaak verkeerd ging.
Toch vruchten!

Hoe luister jij naar Gods Woord?

Het zaad viel en het groeide! Er zou toch een oogst komen. Niet voor niets gezaaid. Niet voor niets gepreekt. En nu is er wel verschil in de aren. Maar dat is niet het belangrijkste. Als er maar korrels in zitten. Dertig of zestig of honderd.
Hoeveel keer is er al gezaaid in jouw hart? En op wie lijk je nu? Viel het zaad nog steeds op de weg? Verdorden de kleine plantjes? Of groeiden de doornen harder? Vraag dan veel aan de Heere of Hij uit genade je hart wil maken zoals die goede aarde. Dan zal ook in jouw hart het zaad wortels krijgen en vruchten dragen. Dan mag je de Heere Jezus leren kennen als jouw Zaligmaker. Dan mag je Hem uit liefde dienen. Toch oogst! Toch vruchten! Om Jezus’ wil.

Toelichting op de vertelschets

In deze vertelschets is gekozen is om de uitleg van de gelijkenis te plaatsen in deze tijd, met beelden uit het dagelijks leven van kinderen in onze tijd.
Het gaat om wat er gebeurt met het gepredikte Woord. Want er gebeurt altijd iets mee, hoe dan ook. Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeren.
Uit de gelijkenis blijkt duidelijk dat de verantwoordelijkheid van alle zaaiers (iedereen die Gods Woord doorgeeft) groot is om overvloedig te zaaien en ook om overal te zaaien. Duidelijk is ook dat er een oogst zal komen. Niet vanwege de zaaier, maar vanwege het zaad. Vanwege de Heilige Geest, Die de wasdom geeft. In de diepte en naar buiten, in het verborgen en in het openbaar.
Zo komt ook tot ons, zaaiers de klemmende vraag: Zaaien wij goed? Wee ons, als wij door ons verzuim gedeelten van de akker onbezaaid laten. Wee ons, als wij niet alleen het goede zaad van Gods Woord gebruiken.
Het gaat in deze vertelling niet in de eerste plaats om het hoe en waarom van een gelijkenis. Daarom is ook het gesprek van de Heere Jezus met Zijn discipelen bijna in z’n geheel weggelaten. De gelijkenis en de uitleg daarvan moeten centraal staan.

Achtergrondinformatie

Gelijkenissen
Een gelijkenis is een zinnebeeldig verhaal, dat zijn stof ontleent aan algemeen bekende voorvallen in de natuur of het dagelijks leven. Hierin wordt iets verteld over het Koninkrijk der hemelen.
Het op deze manier iets duidelijk maken, sluit geheel aan bij het aanschouwelijke en intuïtieve karakter van de Oosterse denkwijze. Ook door rabbijnen werd zij graag in hun onderwijs gebruikt,

Nooit bereikte deze leervorm echter zo’n hoogte, als in het onderwijs van de Heere Jezus.
In gelijkenissen gaat het in de eerste plaats om nader onderwijs over het Koninkrijk der hemelen.
De discipelen vragen waarom de Heere Jezus door gelijkenissen spreekt. Zij begrijpen dat hun Meester het met opzet doet.
Gelijkenissen veronderstellen bij de hoorder een zekere geestelijke kennis van het Koninkrijk Gods. Zij verduidelijken, maar stellen ook op de proef: is men blind of doof voor Gods Koninkrijk, dan hebben gelijkenissen, die de ‘verborgenheden’ willen verklaren, een omgekeerde uitwerking. Zo past deze vorm van onderwijzen geheel bij dit stadium van Jezus’ optreden onder het volk van Israël.
Het volk heeft Zijn openlijke prediking niet aangenomen. Dan spreekt Hij in gelijkenissen. De ‘goede geestelijke verstaanders’ (die oren heeft om te horen) zullen er nader door onderwezen worden. Voor de ongelovigen wordt het Koninkrijk nu zo gepredikt dat zij ziende niet zien en horende niet verstaan (Mattheüs 13:13).

Planten en ploegen
De voornaamste graanproducten in het oosten zijn tarwe en gerst. Laat in de herfst, na de vroege regens, wordt het koren gezaaid. In de lange hete zomermaanden droogt de grond zo uit, dat die niet meer te bewerken is. Daarom moet men met zaaien wachten tot de vroege regens de grond zachter hebben gemaakt. Nog steeds wordt de soort ploeg gebruikt die al in Jesaja 2:4 en Joël 3:10 wordt genoemd: een lange stok met een dwarslat aan het eind, waar een ijzeren ploegschaar aan is vastgemaakt. Eerst wordt er gezaaid, en daarna geploegd. De boer loopt over zijn veld en strooit het zaad uit, terwijl een ander achter hem aan komt en de grond omploegt, en dus tegelijkertijd het zaad bedekt.
Op sommige delen van de akker ligt onder een laagje aarde van ongeveer twintig tot dertig centimeter een harde rotsbodem. De eenvoudige ploeg gaat niet diep genoeg om dat te merken. Losse stenen vindt men er overal volop. Karren vol worden eruitgehaald, hoewel het gevaarlijk is, vanwege de slangen. Onkruid groeit er welig. Soms schieten er hele bossen op. De doornen bij het Meer van Galilea (waar de gelijkenis verteld wordt) kunnen opgroeien tot meer dan manshoogte. Die doornen konden in brand gestoken worden, maar de wortels blijven dan in de grond zitten en het volgend jaar schieten de doornen opnieuw op.
Na deze voorbereidingen op de akker begint de boer te zaaien. Door het rijkelijk strooien valt altijd een gedeelte op de weg. Dit acht de boer echter beter dan dat er gedeelten dun bezaaid zouden worden. De tarwe wordt gezaaid in november of december. In het hele Jordaandal begint de oogst al in mei, in het gebergte een maand later.

Steenachtige plaatsen en doornen
Het lijkt alsof de twee beelden -het zaad op de steenachtige plaatsen en het zaad tussen de doornen- wat de uitwerking betreft nauwelijks van elkaar verschillen. Dat is echter niet zo. In beide gevallen maakt het Woord diepe indruk op de luisteraar. Bij degene die is als de steenachtige plaatsen, die het Woord met blijdschap ontvangt, verdwijnen de indrukken als hij erom uitgelachen en bespot wordt (verdrukking). De indrukken bij degene die is als in het beeld van de doornen vervagen geleidelijk door de drukte van elke dag, door de beslommeringen van het gewone leven.

Aantekeningen bij de tekst

vers 4 de weg: een pad langs de akker, waarvan door het lopen erover de grond keihard geworden was.
vers 5 steenachtige plaatsen: slechts een dun laagje aarde bedekt daar de rotsachtige bodem, iets wat veel voorkomt in Israël.
vers 6 verbrand: de plantjes hebben geen uithoudingsvermogen, want er is vanwege de rotsachtige bodem geen toevoer van voedingsstoffen en vocht.
vers 7 tussen de doornen: boven de grond was geen onkruid te zien, het zaad en de wortels zaten er echter nog wel en groeiden harder dan het koren.
verstikken: vanwege gebrek aan ruimte, lucht en zonlicht.
vers 22 zorgvuldigheid: de beslommeringen van elke dag.


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Kompas Handleiding | 24 Pagina's

Handleiding 4a: Het zaad en de akker

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Kompas Handleiding | 24 Pagina's