Gebed om genade
Bijbelstudie
In gedachten zie je twee mensen de trappen van de tempel beklimmen. Een hoogstaande, verheven farizeeër, en een slechte, verachte tollenaar.
De gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar
Lukas 18 vers 9-14
In Lukas 18 staan twee gelijkenissen van de Heere Jezus over het gebed. In vers 1-8 vertelt Hij de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter, om de mensen te leren dat ze moeten blijven bidden. Daarna richt Jezus Zich tot sommigen die bij zichzelf vertrouwden dat zij rechtvaardig waren en de anderen niets achtten. Deze mensen - niet alleen farizeeërs - vertrouwen op hun eigen rechtvaardigheid voor God. Ze zijn ervan overtuigd dat het houden van de wet nodig is om aanvaard te worden door God.
Deze gelijkenis gaat over mensen die vinden dat ze aan die voorwaarde voldoen. Ze vertrouwen op zichzelf en daarmee niet op God. Deze zelfingenomenheid gaat samen met het verachten van anderen. Dat zijn de mensen die deze rechtvaardigheid niet hebben, omdat ze de wet niet kunnen volbrengen. Tollenaren bijvoorbeeld.
Het staat er niet, maar je kunt je voorstellen dat die farizeeër een stukje naar voren is gelopen, dichter bij het altaar en bij het heilige. Hij is immers al rechtvaardig… Hij dankt God dat hij niet is zoals de rest van de mensen. Die zijn allemaal slechter dan hij, zeker die onreine tollenaar daar, die het bestaat om in deze heilige tempel te komen bidden. Hij somt voor God op wat hij allemaal voor Hem doet. Het is nog meer dan de Heere in Zijn wet van hem vraagt. Deze farizeeër meent oprecht dat er weinig of niets op hem valt aan te merken. Zo staat hij voor God.
Vergeef mij
De tollenaar blijft op afstand van het altaar. Daar worden de offers gebracht, tot verzoening van de zonden. Daar ontvangen zondaren vergeving van God. Maar deze tollenaar voelt zich onrechtvaardig, goddeloos. Hij kan niet bestaan voor God. Hij kan God niet aankijken, zoals die farizeeër daar vooraan, maar slaat zijn ogen neer, slaat als teken van diep berouw op zijn borst en zegt: O God, zijt mij zondaar genadig. Letterlijk staat er: ‘wees verzoend met mij’, ‘vergeef mij’. Zo staat hij voor God.
Het oordeel van de Heere Jezus is schokkend. Terwijl de tollenaar gerechtvaardigd naar huis gaat, verlaat de farizeeër niet-gerechtvaardigd de tempel. De woordjes meer dan betekenen hier niet: de een meer dan de ander, maar: de een wel en de ander niet.
Dat de farizeeër ongerechtvaardigd naar huis gaat, moet voor de luisteraars ontstellend zijn geweest. Als de tollenaar al gerechtvaardigd wordt op een kort schuldgebed, dan zal de farizeeër toch zeker wel rechtvaardig zijn! Maar Jezus oordeelt anders. Het laat zien dat God het hart ziet, als je bidt. In het gebed gaat het om de ontmoeting met God. Zou de farizeeër Hem ontmoet hebben? Wie God echt ontmoet, ziet zichzelf als zondaar. Denk aan Petrus in Lukas 5 vers 8: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens.
De oprechte Jood ging met zijn zondeschuld naar de tempel, om gerechtvaardigd te worden door het offer dat hij daar bracht. ‘Gerechtvaardigd zijn’ houdt in, van God vergeving ontvangen te hebben. Je kunt jezelf niet rechtvaardig verklaren, alleen God kan een mens vergeven. Wij zouden het misschien niet zeggen, en de farizeeër zeker niet, maar de tollenaar keert, door God gerechtvaardigd, terug naar zijn huis.
Vernedering geeft toegang
De Heere Jezus sluit de gelijkenis af met de regel van Gods Koninkrijk dat wie zichzelf vergeeft en op zijn eigen gerechtigheid vertrouwt, ten val zal komen. Hij zal uiteindelijk door God worden veroordeeld en buiten het Koninkrijk worden geworpen, als een onrechtvaardige (vers 11)… Maar wie zichzelf vernedert voor God en zijn schuld belijdt, zal door Hem verhoogd worden. God zal hem recht doen. Niet vanwege zijn vernedering en schuldbelijdenis, maar wel in die weg. Een zondaar krijgt dan onverdiend toegang tot het Koninkrijk van God.
Rechtop voor God
Deze gelijkenis zegt ons iets over onze gebedsgestalte. Hoe bidden wij? Bidden we zonder de heilige God als zondaar te ontmoeten? De tollenaar blijft op afstand van het altaar, omdat hij beseft dat hij de vergeving van zijn zonden niet waard is. Maar we kunnen ook innerlijk op afstand blijven, terwijl we denken dat de Heere ons toch wel moet aanvaarden. We staan tenslotte dicht bij het altaar. We zijn gedoopt, hebben belijdenis gedaan, gaan misschien wel aan het avondmaal. We zijn gelovige mensen. Of, we blijven op afstand omdat we rechtzinnig bij onszelf concluderen dat we onbekeerd zijn. En bekering is Gods werk. Intussen blijven we in ongeloof rechtop staan voor God.
Leer van deze tollenaar dat de Heere nederigheid vraagt, vanwege onze zonden. We verdienen niets. Maar God belooft vergeving aan zondaren die met berouw over hun zonden de toevlucht tot Hem nemen: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven (Matth. 11: 28). Zo kwamen tollenaren en zondaren tot Hem; en Hij ontving en vergaf. Omdat Hij Zichzelf voor hen gaf, als een offer voor hun zonden, aan het kruis. Wie door het geloof zo op Hem ziet, is rechtvaardig.
Het is natuurlijk een gelijkenis, maar je kunt je afvragen waar de tollenaar de volgende dag zal staan in de tempel. Dichter bij het altaar? Omhoogkijkend en biddend: O God, ik dank U…? Ik denk dat hij weer van verre zal staan. Hij zal weer op z’n borst slaan en bidden: O God, wees mij zondaar genadig… Zijn ogen zullen het altaar zoeken en hij zal bidden en danken: ‘Hij mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018
Eigenwijs | 24 Pagina's