JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Leven zonder kredietcrisis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven zonder kredietcrisis

Zak- en kleedgeld zijn leergeld voor kinderen en jongeren

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik krijg echt véél te weinig zakgeld, ma! Iedereen uit de klas krijgt meer. Waar slaat dit op? Ik ben geen kind of zo.” Hoe gaan ouders in Nederland om met financiële opvoeding? Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting – beter bekend als het Nibud – deed onderzoek. Een verkenning in vogelvlucht.

Eén op de vijf scholieren is financieel gevaarlijk bezig. Zij sparen minder, lenen vaker, komen vaker geld te kort en vinden goed omgaan met geld moeilijker dan andere scholieren.

Sowieso vinden scholieren het moeilijk goed met geld om te gaan. Scholieren hebben meer geld, werken er harder voor, maar geven ook meer uit.

In twintig jaar tijd zijn scholieren bijna twee keer zoveel gaan uitgeven: maandelijks een bedrag van in totaal zo’n 85 miljoen euro. Toch leent niet minder dan 63 procent van de scholieren regelmatig geld.

Financiële opvoeding is daarom belangrijk, stelt het Nibud. Door zak- en kleedgeld te geven, leren kinderen omgaan met geld. Met het ‘leergeld’ kunnen kinderen een foutje maken – een verkeerde aankoop bijvoorbeeld. Ouders kunnen nog zo vaak waarschuwen, de praktijk is de beste leermeester.

 

Geen strafmiddel

Veel ouders geven inderdaad zakgeld. Op welke leeftijd ouders beginnen met het geven van zak- en kleedgeld hangt af van het kind. Een kwart doet dat vanaf 6 jaar. Twee jaar later krijgt meer dan de helft van de kinderen geld. Op tienjarige leeftijd is dat ruim driekwart. Rond het twaalfde jaar krijgt vrijwel ieder kind – 94 procent – zakgeld van vader en moeder.

Tegen de praktijk in, adviseert het Nibud ouders voorzichtig te beginnen met zakgeld als het kind 6 jaar is. Kleedgeld kunnen ouders geven als kinderen 12 jaar zijn. Volgens het Nibud leren kinderen door kleedgeld omgaan met grotere budgetten.

Al doende leert men. Maar dat betekent dat er ook wel eens iets mis gaat. Een te hoge telefoonrekening, afspraken die niet worden nagekomen. Voor tien procent van de ouders is dat reden om geld in te houden. Ten onrechte vind het Nibud, want ouders moeten leergeld niet als strafmiddel gebruiken. Andere straffen zijn daarom beter.

 

Financieel ouderwets

Leren omgaan met geld, is volgens het Nibud ook leren omgaan met ‘bankieren’. Vanzelfsprekend zonder een kredietcrisis te veroorzaken – laat dat maar over aan echte bankiers.

Banken bieden jongeren vanaf 12 jaar een jongerenrekening aan. Ook kan bij een aantal banken vanaf 4 jaar een betaalrekening worden geopend. Het aanvragen van een bankpas is dan alleen mogelijk met toestemming van de ouders.

Uit onderzoek blijkt dat 83 procent van de kinderen tussen 6 en 18 jaar een eigen bankrekening heeft. Bijvoorbeeld de Groeirekening van de ING, KinderBonus Sparen van ABN Amro of TopKid Rekening van de Rabobank. In de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar hebben alle jongeren een eigen bankrekening.

Ook al hebben de kinderen een eigen bankrekening, bijna tweederde van de ouders vindt dat hun kind niet mag internetbankieren. En iets kopen via marktplaats.nl of een webshop zit er voor de meeste jongeren ook niet in. Zelfs van de jongeren tussen 16 en 18 jaar krijgt een kwart geen toestemming iets op internet te kopen. Nieuwe fenomenen ten spijt, blijven Nederlandse ouders wat dat betreft financieel ouderwets. En dat is nog niet zo verkeerd, als veel jongeren zoveel moeite hebben goed met geld om te gaan.

Bronnen: Rapport ‘Financiële opvoeding’ (november 2009) en rapport ‘Financieel gedrag van jongeren. Achtergronden en invloeden’ (april 2008).

 


Belgeld is nieuw

Voor zakgeld en kleedgeld geven de meeste ouders een vast bedrag per week of per maand. Dat doet bijna 90 procent. Zakgeld wordt vooral handje contantje gegeven, bijvoorbeeld op zaterdagmiddag. Kleedgeld – in verre weg de meeste gevallen een groter bedrag – wordt in driekwart van de gevallen overgemaakt.

Dat is ook wat het Nibud adviseert. Vanaf een jaar of 12 kunnen ouders het zakgeld en kleedgeld storten op een betaalrekening. De overweging van het Nibud daarbij is dat het leergeld zo ook gebruikt wordt om te leren omgaan met giraal geld. Zak- en kleedgeld zijn begrippen die al jaren bestaan. Betrekkelijk nieuw is het fenomeen ‘belgeld’, als resultaat van het feit dat bijna iedere jongere een telefoon heeft. Ter illustratie: ruim zes op de tien jongeren tussen de 6 en de 18 jaar heeft een mobiele telefoon. Dat aantal stijgt, naar mate kinderen ouder worden. Bijna iedere jongere – 95 procent – tussen de 12 en 18 heeft een mobieltje.

Het geld voor telefoon en beltegoed wordt in veel gevallen door ouders betaald. Driekwart van de ouders met kinderen met een mobiele telefoon draagt op een of andere manier bij in de kosten. Hoe ouder het kind, hoe minder ouders meebetalen. Jongere kinderen hebben meestal een prepaidkaart waaraan de ouders bijdragen. Oudere kinderen krijgen van hun ouders geld voor de abonnementskosten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2010

Eigenwijs | 24 Pagina's

Leven zonder kredietcrisis

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2010

Eigenwijs | 24 Pagina's