Ondergaande zon
Jack en Susanna zijn op 4 mei 1944 getrouwd. Binnenkort begint de militaire operatie in Frankrijk.
1 juni 1944
morgen vertrekken we!” Met een rood gezicht stuift Jack de slaapkamer “Suzy, binnen. Hij valt met een plof op het grote bed neer. Twee stralende ogen kijken Susanna verwachtingsvol aan. Susanna laat haar naald en draad langzaam op haar schoot zakken. De sok die ze wilde repareren glijdt op de grond en blijft daar op een hoopje liggen. Langzaam draait Susanna haar hoofd opzij naar Jack. Haar ogen zien er plotseling dof en vermoeid uit. Jack ziet het niet en ratelt enthousiast verder. “De commandant heeft gezegd dat het nu eindelijk gaat gebeuren! Moet je je voorstellen! Eindelijk mogen we tegen die Duitsers gaan vechten. We zijn nu al twee jaar in Engeland!” Susanna staart naar Jacks opgewonden gezicht en slikt een keer. Ineens valt Jack stil. Hij ziet de verslagenheid bij zijn vrouw en met een snelle beweging neemt hij haar in zijn armen. Haar hoofd verbergt zich meteen in de holte van zijn schouder. Haar schouders beginnen zachtjes te schokken en hij voelt zijn blouse nat worden. “Suzy, huil maar… Je bent al zo lang dapper!” Onhandig wrijft hij rondjes over haar rug en langzaam neemt het snikken af. Met rode ogen kijkt Susanna omhoog naar Jacks gezicht. Dan begint er bij Jack toch ook iets te kriebelen in zijn ooghoeken. Hij wil zo graag! Hij kijkt er zo naar uit! Maar als hij eraan denkt dat hij Susanna alleen moet laten, dan krijgt hij toch een rare knoop in zijn maag. “Susanna, weet je nog wat er op onze trouwdag gezongen werd?” Susanna’s ogen beginnen te glanzen en ze knikt. “Ja, de Heere zal voor ons zorgen. Hij zal Zijn aangezicht over ons laten lichten.” Jack reikt even naar het nachtkastje en pakt daar de grote, zwarte huwelijksbijbel die ze hadden gekregen. Deze Bijbel is hem zo lief geworden in de afgelopen tijd. Hierin vindt hij niet alleen troost voor het tijdelijke leven, maar door genade weet hij zich ook voor de eeuwigheid getroost. Even bladert hij erin en leest dan voor: Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wie zou ik vrezen? De gouden zonnestralen van de ondergaande zon laten precies hun licht vallen op de Bijbel in de handen van Jack. Met een brok in zijn keel leest Jack verder: Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop. Susanna bestudeert Jacks gezicht. Hun ogen vinden elkaar en daarin ligt de onuitgesproken wetenschap dat God voor hen zal zorgen. Susanna slikt weer een paar keer en pakt Jacks hand stevig vast. “Jack, ik zal voor je bidden. Het is goed dat je moet gaan. Maar je moet wel terug-komen. Ik kan niet zonder je!” “We mogen er toch op vertrouwen dat God voor jou hier en voor mij aan het front zal zorgen? We hoeven niet bang te zijn, Suzy.” Susanna lijkt zich gewonnen te geven en legt haar hoofd weer gerustgesteld tegen Jacks schouder.
De volgende dag komt het morgenlicht al vroeg de kamer binnen. Jack staat meteen naast zijn bed en raapt al zijn spullen bij elkaar. Vandaag is het dan eindelijk zover! Susanna ligt nog te slapen. Haar goudbruine haren liggen uitgewaaierd over het witte kussen. Haar mond staat een klein beetje open en haar gezicht ziet een beetje bleek. In de kleine keuken maakt Jack snel het ontbijt klaar en brengt deze dan naar boven. Hij schuift de gordijnen nog wat verder open, zodat de eerste zonnestralen voorzichtig de kamer in komen. Met een zachte kreun wordt Susanna wakker en haar ogen beginnen meteen te stralen bij de aanblik van het dienblad dat op haar nachtkastje staat. Onder het eten bespreken ze hoe de komende dagen voor Jack zullen zijn. Aan het einde van het eten pakt Jack weer de zwarte Bijbel erbij. Hij bladert nog een keer naar Psalm 27 die hij gisteren ook gelezen heeft. Samen lezen ze de verzen nog een keer. Dan vouwen ze hun handen en Jack begint met een aarzelende stem: “Heere God in de hemel, U weet van alle dingen. U weet dat het vandaag dan eindelijk zover is dat ik naar het front mag gaan. Maar U weet ook dat Susanna hier moet achterblijven en dat het afscheid heel zwaar is. Wilt U voor ons zorgen en wilt U Susanna helpen hier in Engeland? Wilt u ook mij helpen in het vechten? Mag ik alstublieft weer hier veilig terugkomen aan het einde van de oorlog? Amen.” Even staren ze stil voor zich uit. Beiden zijn diep in gedachten verzonken. Dan pakt Jack Susanna’s handen. “Weet je wat mij heel fijn lijkt?” Susanna kijkt hem verwachtingsvol aan. “Als ik terugkom, zou ik het gaaf vinden als we ons eigen huisje kunnen kopen hier in Graffham. Met eigen slaapkamertjes en een eigen tuin.” Susanna’s ogen beginnen te schitteren. “Ja! Dat zou heel fijn zijn!” Even aarzelt Jack, maar dan zegt hij zachtjes. “En ik zou ook een hoop kindervoetjes in het huis willen horen.” Susanna bloost en knikt verlegen. “Dan loop jij daar als zo’n lieve moeder rond in een roodgeruite schort!” Susanna vult aan: “Dan loop jij als een boerenvader op klompen in ons achtertuintje.” Haar ogen glinsteren ondeugend. Jack duwt even met een speels gebaar tegen haar schouder. “Jij kleine ondeugd!”
Als Jack een uur later op de legerbasis komt, wordt hij meegezogen in de vreugde van de medesoldaten. Zijn kameraden slaan op zijn schouder en roepen hem blij toe. Eindelijk zijn de ellendig saaie weken voorbij! Zijn vriend Ken is ook al gearriveerd en staat met een brede grijns naast de transportauto te wachten. Commandant Cunningham spreekt met een plechtig gezicht de rumoerige soldaten toe. “Jongens, vandaag gaan we op transport naar Southampton. Daar zullen we na het sein van de generaal overgeplaatst worden in de schepen. Nadere orders volgen dan.” De volgeladen transportauto rijdt even later de legerbasis af. Canadese vlaggen wapperen vrolijk in de felle zon. Als ze door het dorpje rijden, gaan overal de ramen en deuren open. De mensen stromen naar buiten en juichen de soldaten toe. Midden in de menigte ziet Jack ineens iets lichtblauws. Hij voelt zijn hart sneller kloppen. Daar staat zijn lieve Suzy! Hij steekt zijn lange arm naar buiten en zwaait uit alle macht. Hij blijft naar het lichtblauwe stipje turen tot hij het niet meer kan zien. De zon verdwijnt even achter de wolken en een kille schaduw valt over de heuvels.
Wordt vervolgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 2020
Daniel | 32 Pagina's