Elisa
Inleiding
Boven verschillende bijbelboeken staat de naam van een profeet om de eenvoudige reden, dat de inhoud vol is met de profetieën van deze profeet. Aan de profetieën van Elisa is geen boek gewijd. Midden tussen de geschiedenissen van de koningen van Israël en Juda komen we zijn naam tegen. In tegenstelling tot veel andere profeten bestaan de meeste profetieën van hem niet uit woorden en redevoeringen, maar uit wonderen. Deze wonderen deed hij in naam van de HEERE, de God van Israël. Telkens weer gebeuren er wonderen. Telkens weer staat er dan ook bij, dat deze wonderen gebeuren 'naar het woord van de profeet' of 'op het gebed van de profeet'. Vol geloof en vertrouwen doet Elisa allerlei voorzeggingen en de Heere zorgt ervoor dat het precies zo in vervulling gaat.
Profeten
Verschillende volken rondom Israël kenden profeten. Zo kwamen er in Egypte en het Assyrisch-Babylonische rijk cultus- en hofprofeten voor. Een cultusprofeet stond in dienst van een bepaald heiligdom en maakte daarvoor reclame. Hofprofeten hadden de taak om de koning in een goed daglicht te stellen. Zij deden alsof het bewind van hun koning het beste was. Naast deze twee soorten profeten, zijn er ook andere te noemen, die boodschappen van de goden aan de mensen overbrachten.
Op het eerste gezicht zijn er wel enkele overeenkomsten te noemen tussen deze profeten en de profeten van de HEERE. Maar nog duidelijker blijken de verschillen.
Israëls profeten letten nooit op datgene wat de koning of het volk graag zou willen horen. Zij spraken alleen het woord van God. Daarom begint een profeet zijn toespraak vaak met de woorden: "Zo zegt de HEERE", of "Het woord des HEERENgeschiedde tot mij". Een profeet die in eigen naam spreekt, zal ook zijn eigen eer op het oog hebben. Zo'n profeet zal niet snel tegen de wil van de koning en het volk ingaan. Maar de profeten van de HEERE deden dat wel. Op geen enkele manier verbergen zij in hun profetieën de zonden van de koning of het volk. Vlijmscherp spreken zij, als zij het volk wijzen op hun afgodendienst.
Elia en Elisa
Een duidelijk voorbeeld van een profeet die niet let op wat mensen graag horen, maar op het woord van God, is Elia. Het grootste deel van zijn taak bestond in het bestrijden van de verering van Baäl. Dit was een Kanaanitische afgod die in Israël door een groot deel van het volk en verschillende koningen werd gediend. Elia's werk vindt een hoogtepunt bij de overwinning op de Karmel. Elia roept het volk op om niet langer op twee gedachten te hinken. Ze moeten kiezen, of voor Baäl of voor de HEERE. Als de HEERE heeft laten zien dat alleen Hij God is, kiest het volk voor Hem. Hoewel veel priesters van Baäl worden gedood, is toch de Baälsdienst niet helemaal verdwenen.
Na deze overwinning wordt Elia toch door moedeloosheid overvallen. De Heere laat Zijn profeet echter niet in de steek, maar Hij bemoedigt hem. Hierbij geeft Hij ook de opdracht om een drietal personen te zalven. Elia moet twee mensen tot koning zalven: Hazaël als koning van Syrië en Jehu als koning van Israël. Vervolgens moet hij ook Elisa, de zoon van Safat, zalven tot profeet. Elisa zal de plaats van Elia in gaan nemen. Van deze drie opdrachten wordt alleen de laatste door Elia zelf uitgevoerd.
De taak die Elisa krijgt ligt in dezelfde lijn als de taak van Elia. Ook hij moet de Baälsdienst gaan bestrijden. Dit blijkt uit 1 Koningen 19 : 17: "En het zal geschieden dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazaël ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden". Enkele geschiedenissen die met deze tekst in verband staan zullen in het laatste hoofdstuk van deze schets worden beschreven.
Het eerste hoofdstuk van deze schets beschrijft de roeping van Elisa. Hierna volgen enkele hoofdstukken die een ander deel van Elisa's taak beschrijven. In naam van de HEERE verricht Elisa verschillende wonderen. Hoewel alle wonderen bedoeld zijn tot eer van God, is het opvallend dat de meeste het geloof van verschillende personen naar voren brengen. Bij de opdracht die de HEERE aan Elia geeft om Elisa tot zijn opvolger te zalven, lezen we niets van deze taak om wonderen te doen bij afzonderlijke personen. Toch blijkt uit de aandacht die zij in de Bijbel krijgen, dat zij tot een belangrijk deel van de taak van Elisa hoorden.
1. De roeping van Elisa
Zo onverwacht als de profeet Elia voor ons stond, zo goed worden we voorbereid op het optreden van zijn opvolger Elisa. De Heere heeft Elia er Zelf op uitgestuurd om zijn opvolger aan te wijzen. In 1 Koningen 19 wordt Elisa's roeping tot profeet beschreven. Terwijl hij bezig is met zijn dagelijks werk, het ploegen van het land, komt de profeet Elia naar hem toe. Zonder dat de profeet iets tegen hem zegt, gooit hij zijn mantel over de schouders van Elisa. Voor Elisa is het echter een duidelijk teken dat de Heere hem roept om te stoppen met zijn gewone werk en Elia te volgen. Zonder enige aarzeling verlaat hij de runderen en loopt Elia achterna. Het enige dat hem nog rest is afscheid nemen van zijn vader en moeder.
Ook dit laat zijn bereidheid en vastberadenheid zien. Hij beseft dat het volgen van Elia niet samengaat met thuis blijven wonen en het werken op de boerderij. Elisa neemt voorgoed afscheid van zijn oude beroep. Als teken daarvan slacht hij een juk runderen waarmee hij aan het ploegen was. Van het gereedschap dat hij bij het ploegen gebruikt heeft, maakt hij een vuur om het vlees te kunnen braden. De runderen en het gereedschap zal hij niet meer zal gebruiken. Na dit afscheidsmaal gebruikt te hebben "stond hij op en volgde Elia en diende hem" (1 Kon. 19 : 21). In het korte gedeelte waarin de roeping van Elisa beschreven is, valt de meeste nadruk op zijn bereidheid om Elia te volgen. Er worden weinig woorden gesproken. Van enige aarzeling is geen sprake. Toch is het niet van zelfsprekend dat Elisa gehoorzaamt. Hij verlaat zijn beroep, laat ouders en vrienden achter en volgt iemand die een verschoppeling is in het land.
Elisa wordt op de proef gesteld
Elisa is eerst een tijd de knecht geweest van Elia: "en diende hem" (1 Kon. 19 : 21). In de tijd dat deze twee profeten samen zijn, wordt de bereidheid van Elisa om Elia te volgen sterk op de proef gesteld. Dit gebeurt tegen de tijd dat Elia van de aarde weggenomen zal worden. In 2 Koningen 2 wordt deze opname ten hemel van Elia beschreven. Kort voor het moment dat Elisa de plaats van Elia in moet nemen, geeft Elia hem nog bedenktijd. "Blijf toch hier", is zijn advies. Maar Elisa blijft vastbesloten. Hij weet dat de Heere hem roept om te volgen. Daarom klinkt zijn vastberaden antwoord: "Zo waarachtig als de Heere leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten" (2 Kon. 2 : 2, 4 en 6).
Opnieuw gaat Elisa verder met zijn meester. Als een trouwe knecht wil hij zijn heer volgen tot het einde toe. Opnieuw wordt deze bereidheid om te volgen op de proef gesteld. Als ze samen in Bethel zijn aangekomen, ontmoeten ze een groep profetenzonen. Ook zij zijn op de hoogte van het vertrek van Elia. De profetenzonen in Bethel, maar later ook in Jericho, lijken er verbaasd over te zijn dat Elisa nog met Elia meereist. En op de vraag of hij weet dat de HEERE zijn heer weg zal nemen, antwoord Elisa bevestigend. Maar hij laat zich door deze profetenzonen niet van zijn besluit afbrengen. Daarom legt hij hen het zwijgen op. Ook in Bethel en Jericho luistert hij niet naar het advies dat Elia hem geeft om te blijven waar hij is en hem niet langer te volgen. Terwijl hij de HEERE als getuige aanroept, zweert hij dat hij Elia niet zal verlaten.
Elisa blijft trouw en volgt Elia naar de Jordaan, waarheen hij door de HEERE gezonden was. Elia voert hier het laatste wonder als profeet uit, voordat hij de aarde zal verlaten. Terwijl de profetenzonen van een afstand toekijken, draait Elia zijn mantel ineen en slaat daarmee op het water van de Jordaan. Het water van de Jordaan wordt uit elkaar gedreven, zodat er een pad ontstaat. Over dit pad kunnen de twee mannen naar de overkant gaan. Dit wonder is voor Elisa ongetwijfeld bemoedigend geweest. De God van Elia, die hij volgt, blijkt onveranderlijk te zijn. Zoveel eeuwen voor deze gebeurtenis had de Heere het volk Israël ook op het droge door de Jordaan laten trekken (Jozua 3), om het beloofde land in bezit te nemen. Dan breekt het moment aan waarop Elia door de Heere zal worden weggenomen en Elisa zijn plaats zal innemen. Voordat hij echter wordt opgenomen in de hemel mag Elisa een verzoek doen aan Elia: "Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen word" (2 Kon. 2:9). Elisa mag vragen wat hij graag hebben wil. Terwijl menigeen op zo'n moment zou kiezen voor rijkdom of eer, kiest Elia iets wat helemaal in overeenstemming is met zijn roeping. Zijn roeping om eerst knecht en later opvolger van Elia te zijn, staat in alle dingen voorop.
Daarvoor komen alle andere dingen op een tweede plaats te staan. Elisa vraagt daarom alleen om een gunst, die bij zijn taak als opvolger van Elia onmisbaar is. "Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn" (2 Kon. 2:9). Elia zelf kan op dit verzoek geen antwoord geven, want het is een 'harde', een moeilijke vraag die Elia heeft gesteld. Het verzoek dat Elisa heeft gedaan, kan alleen door God worden ingewilligd. Omdat Elia niet weet of dit zal gebeuren, maakt hij duidelijk dat Elisa dit door een teken te weten komt. Als Elia ten hemel opgenomen wordt en Elisa kan dit zien, dan zal hij de twee delen van de geest van Elia ontvangen. Als hij het niet kan zien, dan zal hij ze niet krijgen.
Elisa neemt de taak van Elisa over
Terwijl ze verder gaan, maakt een vurige wagen, die voortgetrokken wordt door vurige paarden, scheiding tussen de twee profeten. Elia wordt hierdoor meegevoerd naar de hemel, maar Elisa blijft alleen achter. Heel opvallend staat er dan in de Bijbel: "En Elisa zag het" (2 Kon. 2 : 12). Hiermee wordt het teken bevestigd dat hij de twee delen van de geest van Elia ontvangen zal van God.
Als teken van rouw dat zijn meester is weggenomen, scheurt hij zijn mantel in twee stukken. Vervolgens pakt hij de mantel van Elia op die is achtergebleven. Daarmee verricht hij het eerste wonder. Terwijl hij de HEERE, de God van Elia aanroept, slaat ook hij met de mantel op het water van de Jordaan. De Heere bevestigt de vasthoudendheid en het geloof van Elisa. Zodra hij het water heeft geraakt, vormt zich opnieuw een pad door de rivier, zodat hij er droog doorheen kan gaan.
Voor de profetenzonen van Jericho is dit een duidelijk teken. Ze zeggen tegen elkaar: "de geest van Elia rust op Elisa" (2 Kon. 2:15). Hiermee erkennen ze dat Elisa een profeet van de Heere is. Elisa wijst hun verzoek af om het lichaam van de Elia te zoeken.
Twee delen van uw geest
In vroeger eeuwen hebben velen de wens van Elisa zo verstaan, dat hij van de geest der profetie tweemaal zoveel begeerde als Elia zelf ervan bezeten had. Doch dit is in strijd met Elisa's woorden: "een dubben aandeel in uw geest".
Een aandeel kan niet groter zijn dan de zaak zelf. In de twee plaatsen, waar de Hebreeuwse uitdrukking voor "een dubbel deel" elders voorkomt (Deut. 21 : 17 en Zach 13 : 8), is evenzeer sprake van een onderdeel, zij het ook al een groot onderdeel. Deut. 21 : 17 schrijft voor, dat een vader, bij het maken van zijn testament (...) aan de zoon, die werkelijk de eerstgeborene is een dubbele erfportie toekennen moet. En Zach. 13 : 8 spreekt over een komend gericht, waarbij in het land een dubbel deel zal worden uitgeroeid en het derde deel zal overblijven. (...) Elisa vraagt uit de geestelijke nalatenschap van zijn meester zoveel, als een eerstgeborene krijgt uit de nalatenschap van zijn vader. Onder hen die in geestelijke zin "zonen" van Elia kunnen heten, begeert Elisa het eerstgeboorterecht.
Bron: Korte verklaring der Heilige Schrift, dl. 4.
2. Wonderen
Nadat Elisa in Jericho de onvruchtbaarheid van de grond dooreen wonder had weggenomen, vertrekt hij naar Bethel (2 Kon. 2 : 19-22). Hier wordt hij echter niet met bewondering opgewacht door de inwoners. Terwijl hij op weg is wordt hij uitgelachen door kleine jongens. Ze schelden hem uit: "kaalkop, ga op. Kaalkop ga op" (2 Kon. 2 : 23-24). Aartsvader Jakob had deze plaats Bethel, huis van God, genoemd, maar in de tijd van Elisa is het de plaats waarin afgoderij haar toppunt heeft gevonden. Jerobeam heeft hier een van de gouden kalveren geplaatst.
Kaalkop, ga op! (2 Kon. 2 : 19-25)
Zo wilde hij ervoor zorgen dat de mensen van het Tienstammenrijk niet zouden vertrekken in de richting van Jeruzalem, waar de tempel stond. Daarom hebben andere profeten deze plaats ook wel Bethaven genoemd: huis van goddeloosheid. Deze afgodendienst vormt de achtergrond van de verschrikkelijke gebeurtenis die zich hier afspeelt. Terwijl Elisa aankomt, hebben de kinderen hem aan zijn kleding herkend als een profeet van de HEERE. Zij laten een diepe haat zien tegen de HEERE. Dit is niet verwonderlijk in een plaats waar de afgoderij de ware dienst aan God heeft verdrongen. De reden dat ze hem uitschelden, is niet zozeer dat Elisa kaal is.
Blijkbaar is het verhaal van de hemelvaart van Elia ook in Bethel doorgedrongen. Waarschijnlijk is hier niet in geloof op gereageerd. Vol ongeloof en spot is dit verhaal rondgegaan. Ook deze kinderen hebbe n dit verhaal gehoord. Zij herkennen Elisa als net zo'n profeet als Elia. Spottend hebben ze hem ook net zo'n hemelvaart toegewenst: "ga op!" De zware straf die de Heere geeft, moet tegen deze achtergrond van afgoderij en bespotting van de HEERE worden geplaatst. Door de afgoderij die hier bedreven wordt, valt het hele rijk van de dienst van de HEERE af. Het bespotten van Gods profeten is hiervan een gevolg. Elisa vloekt hen dan ook niet, omdat ze hem uitlachen, maar vanwege de bespotting van de HEERE Zelf. Daarom vloekt hij hen in de Naam van de HEERE. Hierop komen twee beren uit het bos die 42 kinderen verscheuren. Het is een duidelijke waarschuwing van God voor het oordeel dat komt over Israël vanwege de afgoderij.
Overwinning door water (2 Kon. 3)
De Moabieten moesten aan Israël belasting betalen, maar kort na de dood van koning Achab waren ze daarmee gestopt. Blijkbaar vonden ze het zo wel goed en verwachtten ze geen hinder van de kant van Israël. Samen met de koning van Edom trekken Joram, de koning van Israël, en Josafat, de koning van Juda, door de woestijn van Edom naar Moab.
Maar na zeven dagen zitten ze in de woestijn zonder water. Terwijl ze haast omkomen van dorst, komen ze op de gedachte om de HEERE om hulp te vragen. Joram die de afgoden diende en Josafat die zonder de Heere nodig te hebben vertrokken is, hebben in deze nood toch de Heere nodig. Daarom wordt de profeet Elisa erbij geroepen. Elisa wil Joram alleen maar helpen omdat ook Josafat erbij is, anders had hij dat niet gedaan. In opdracht van de HEERE moeten de soldaten grachten graven in het dal. Want de HEERE zal ervoor zorgen dat dit dal vol komt te staan met water, zodat ieder ervan kan drinken. Ook zal Hij ervoor zorgen dat zij de Moabieten verslaan. Als de Moabieten met man en macht optrekken om tegen Israël te vechten, zien zij op de plaats waar de vijand moet zijn alleen maar bloed. Dit kan maar een ding betekenen: de drie koningen hebben onderling ruzie gekregen en ze hebben elkaar verslagen. Daarom geeft de koning van de Moabieten niet de opdracht om te gaan vechten, maar om te plunderen. Zodra ze echter bij het kamp van de vijand aankomen, blijkt dat deze springlevend is. Het bloed dat zij gezien hebben, bleek de weerkaatsing van de zon op het water in het dal te zijn geweest. De Moabieten, die in feeststemming verkeerden, zijn nu een makkelijke prooi voor de Israëlieten. Samen met de Edomieten verslaan de Israëlieten de koning van Moab volledig. Door een groot wonder heeft de HEERE de Israëlieten niet alleen water, maar ook de overwinning gegeven. Opdat iedereen zou weten dat het de HEERE is, Die voor dit wonder heeft gezorgd, wordt de verhoring op een bijzonder tijdstip gegeven: "En het geschiedde des morgens, als men het spijsoffer offert, dat er, zie, water door de weg van Edom kwam en het land met water vervuld werd". Op grond van de offers, die vooruitwezen naar het offer van de Heere Jezus, verhoort de HEERE het gebed.
Elisa helpt een weduwe (2 Kon. 4 : 1-7)
"Haal overal lege vaten en zorg dat je veel hebt" (2 Kon. 4 : 3). Deze opdracht geeft Elisa aan een weduwvrouw die in nood zit. Ze moet haar schulden betalen, maar dat kan ze niet. De schuldeiser is al langs geweest om te zeggen dat ze dan haar zonen als slaven mee moet geven. In deze nood is de vrouw naar Elisa gegaan. Ook hier wordt de nood opgelost door een groot wonder. Eigenlijk stelt Elisa deze arme vrouw een pijnlijke vraag: "wat hebt u in huis"? Deze weduwe was echt arm: ze heeft niet meer in huis dan een kruik met olie. Daarom lijkt de opdracht, die Elisa geeft nog vreemder. Nadat ze alle vaten binnen heeft gebracht en de deur heeft dichtgedaan, zodat ze alleen is met haar twee zoons, begint ze het kleine beetje olie dat ze nog had, over te gieten inde lege vaten. Door een groot wonder kan ze van dit kleine beetje alle vaten vullen. Pas als het laatste vat vol is, stopt de stroom olie ook. Opvallend is het grote geloof van deze vrouw. Nadat Elisa de opdracht heeft gegeven, begint ze zonder tegenspreken deze opdracht uit te voeren. Het geloof dat de God van Elisa haar helpen zal, spoort haar aan om te doen wat 'de man Gods' zegt. De HEERE zegent haar geloof. Alle olie die zij nu heeft gekregen, kan worden verkocht. En met het geld dat zij daarvoor krijgt, kunnen haar schulden worden betaald.
Een 'grote' vrouw (2 Kon, 4 : 8-37)
Opnieuw komt Elisa in aanraking met een vrouw. In tegenstelling tot de vorige geschiedenis is deze vrouw niet arm. De Bijbel noemt haar een 'grote' vrouw. Dit geeft waarschijnlijk aan dat zij welgesteld is geweest. Dit blijkt ook uit de uitnodiging die zij aan Elisa doet. Nadat Elisa eerst een aantal keer bij haar heeft gegeten, als hij op doorreis was, besluit zij voor hem ook een kamer te maken. Zo kan Elisa ook uitrusten van zijn reizen. Elisa wil haar voor deze gastvrijheid graag belonen. Daarom vraagt hij of hij een goed woordje voor haar moet doen bij de koning of de krijgsoverste. "Ik woon in het midden mijns volks" (2 Kon. 4 : 13), was haar antwoord op deze vraag. Ze heeft blijkbaar geen behoefte aan een betere maatschappelijke positie. Hoe zou hij deze vrouw dan kunnen belonen? Elisa voelt zich niet te goed om met Gehazi, zijn knecht, te overleggen. Deze heeft goed in de gaten wat deze vrouw mist: "Zij heeft toch geen zoon" (2 Kon. 4 : 14). Nadat hij de vrouw heeft laten roepen, zegt hij dat zij over een jaar een zoon zal ontvangen. Het bijzondere in deze geschiedenis is, dat hier niet om een wonder wordt gevraagd, door mensen die in nood zijn, maar hier wordt het door de profeet zelf voorgesteld.
Zoals de profeet het had voorzegd, gebeurt het ook. Door een wonder ontvangt deze vrouw na een jaar een zoon. Onverwacht heeft deze vrouw een zoon gekregen, maar nog meer onverwacht komt ook het moment, waarop zij haar zoon weer kwijtraakt. Terwijl deze zoon naar het veld toegaat, waar zijn vader aan het werk is, overvalt hem plotseling een pijn aan het hoofd. Door een van zijn knechts laat de vader zijn zoon weer naar huis brengen, 's Middags sterft hij bij zijn moeder op schoot. En deze vrouw is zo haar enige kind weer kwijt. Opmerkelijk is dat deze vrouw geen bijzondere tekenen van rouw laat zien. Uit heel haar houding blijkt een zeer groot geloof. In alles laat zij merken dat ze gelooft dat de God van Elisa haar zoon terug kan geven. Daarom maakt ze geen aanstalten om het kind te gaan begraven. God had haar deze zoon geschonken op de belofte van de profeet en zij gelooft dat God op een woord van de profeet haar zoon weer levend kan maken. Daarom legt zij haar kind op het bed van de profeet en zij maakt aanstalten om de profeet te gaan zoeken. Met grote haast vertrekt zij. Tegen een van de knechten diemethaar meegaat zegt zij: "Drijf en ga voort; houd mij niet op voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zeg" (2 Kon. 4 : 24).
Zodra de profeet haar ziet aankomen, stuurt hij zijn knecht Gehazi op haar af om te vragen hoe het met haar, met haar man en met haar kind is. Het antwoord van de vrouw klinkt ons vreemd in de oren als zij zegt dat alles goed gaat: 'het is wel'. Of zou hier haar grote geloof in doorklinken, dat zij vertrouwt dat alles goed zal komen? Nadat zij zelf bij de profeet is aangekomen en alles heeft verteld wat er is gebeurd, wordt zij opnieuw op de proef gesteld. Elisa lijkt niet van plan te zijn om met haar mee te gaan. Hij geeft Gehazi de opdracht om zijn staf te pakken en met deze vrouw mee te gaan. Onderweg mag hij zich door niemand op laten houden, zodat hij snel bij de gestorven jongen kan zijn. Zodra hij daar aangekomen is, moet hij Elisa's staf op het gezicht van de jongen leggen. Gehazi gaat direct op weg, maar de vrouw volgt hem niet. Elisa geeft zijn knecht een opdracht waarvoor hij eigenlijk, als de knecht van God zelf moest zorgen. De vrouw houd bij hem aan: ' ..ik zal u niet verlaten' (2 Kon 4: 30). Dan neemt Elisa zijn taak op zich en gaat met deze vrouw mee. Intussen is Gehazi al klaar met zijn opdracht. Hij is het huis van de vrouw binnen gegaan en heeft de staf op de jongen gelegd, maar er is niets gebeurd. Daarom komt hij zijn meester alweer tegemoet om te zeggen dat zijn opdracht geen uitwerking heeft gehad.
'De jongen is niet ontwaakt', is zijn reactie. Elisa is hierdoor niet ontmoedigd. Hij vertrouwt op de HEERE, Die hem gezonden heeft. Als hij het huis binnengaat en de kamer opzoekt waar de jongen ligt, dan sluit hij de deur achter zich. Hij wil alleen zijn. Als hij zich op deze manier heeft teruggetrokken, zoekt hij de HEERE.
Hoewel de inhoud van het gebed niet in de Bijbel staat, wordt uit het vervolg wel duidelijk hoe sterk het geloof van Elisa was. Hij verwacht verhoring op het gebed.
Zodra hij zijn gebed heeft beeindigd, gaat hij, tot twee keer toe, boven op de jongen liggen. Eerst wordt de jongen warm, vervolgens niest hij zeven keer en opent daarna zijn ogen. Waarom Elisa bovenop de jongen gaat liggen, wordt niet verteld. Toch is het niet de eerste keer dat een dode opstaat, omdat iemand zich over hem uitspreidt. Elisa's leermeester, Elia, had iets soortgelijks gedaan (1 Kon. 17 : 19-21). Elisa houdt zich aan het voorbeeld dat Elia hem had gegeven, toen de zoon van de vrouw die hem onderhield, was gestorven. Elia was drie keer op deze jongen gaan liggen. Hij had zich na twee keer niet laten ontmoedigen. Ook Elisa laat zich niet ontmoedigen als de jongen na de eerste keer niet levend wordt.
Daarom houdt hij aan en gaat nog eens op de jongen liggen. Hierop wordt de jongen levend, zodat Elisa hem aan zijn moeder terug kan schenken. Zonder woorden dankt zij, dat zij haar zoon weer teruggekregen heeft.
Naäman, de melaatse (2 Kon. 5 : 1-19)
"Naäman nu, de krijgsoverste van de koning van Syrië, was een groot man voor het aangezicht zijns heren en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE de Syriërs verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held " (2 Kon. 5 : 1). Achter deze indrukwekkende rij feiten over Naäman staat geen punt, maar nog een feit waaraan hij te herkennen was: melaats. Het wonder waarover het in 2 Koningen 5 gaat, heeft dan ook niet zozeer betrekking op Naäman als held, maar op de ziekte die deze krijgsoverste droeg.
Een ziekte waardoor er van heldendaden waarschijnlijk niet lang meer sprake zou zijn. Melaatsheid was een besmettelijke ziekte, waarom iedereen zover mogelijk bij zo'n zieke vandaan wilde blijven. In Israël was deze ziekte een teken van onreinheid. In Leviticus 13 en 14 wordt deze ziekte uitvoerig beschreven. Voor deze ongeneeslijke ziekte was geen geneesmiddel te vinden. Alleen door een wonder kon een melaatse genezen worden. Hij was dan ook niet aangewezen op een arts, maar op de hogepriester. Ook was een melaatse de toegang tot de tabernakel ontzegd. Vandaar dat deze ziekte wel gezien wordt als een beeld van de zonde. Door de zonde is de gemeenschap met God verbroken. Alleen door een wonder, door de genade van God kan de zonde vergeven worden.
Het dienstmeisje van de vrouw van Naäman was oorspronkelijk afkomstig uit Israël. Door Syrische benden was zij gevangen genomen en meegevoerd naar Syrië. In dit vreemde land is zij de God van Israël en Zijn profeet niet vergeten. Over deze God spreekt zij ook met de vrouw bij wie zij in dienst is gekomen en zij wijst haar op de profeet Elisa uit Israël. Als Naäman nu eens naar die profeet toe kon gaan, dan zou hij genezen kunnen worden. Naäman, die er alles voor over heeft om genezen te worden, gaat, zodra hij het bericht over de profeet gehoord heeft naar de koning van Syrië. Hij vraagt hem om toestemming om naar Israël te mogen reizen. Die krijgt hij meteen en de koning geeft hem meteen een brief en een geschenk mee voor de koning van Israël.
De koning van Syrië vergist zich echter. Hij moet Naäman niet naar de koning van Israël, maar naar de profeet sturen. De koning van Syrië wist niet beter, hij was een heidense koning. Maar het blijkt dat deze koning God eigenlijk ook niet kent.
Zodra Naäman bij hem gekomen is en hij de brief heeft gelezen, scheurt hij zijn kleren. Hij denkt dat het een list is van de Syrische koning om hem een afstraffing te kunnen geven. Vertwijfeld roept hij: "ben ik dan God, om te doden en levend te maken, dat deze tot mij zendt om een man van zijn melaatsheid te ontledigen" (2 Kon. 5 : 7). Hij is toch zeker geen God? Hij kan toch zeker niemand beter maken? Uit zijn grote angst blijkt dat hij de Heere niet kent. Het komt geen moment in hem op dat de Heere al zoveel wonderen heeft gedaan doorzijn profeten.
Intussen heeft Elisa gehoord dat de koning zo ontdaan is over het bezoek van Naaman. Omdat de eer van God op het spel staat, stuurt Elisa iemand naar de koning toe om hem over te halen Naaman naar Elisa toe te sturen: "Laat hem tot mij komen, zo zal hij weten dat er een profeet in Israël is" (2 Kon. 5 : 8). Als de koning dit hoort, stuurt hij Naaman naar Elisa toe.
Naäman verwacht nog steeds dat hij genezen zal worden, maar wel op een manier die bij hem past. Hij verwacht dat de profeet hem zelf zal genezen door met zijn hand over de melaatse plek te wrijven en daarbij de naam van de HEERE aan te roepen. Daarom valt het enorm tegen als Elisa niet zelf komt, maar zijn knecht op hem af stuurt met de mededeling dat Naaman zich zevenmaal in de Jordaan moet wassen. Kwaad gaat Naaman weg.
Deze opdracht is hem veel te min. Alsof de Jordaan zo'n bijzondere rivier is. Dan zijn er in Syrië nog wel mooiere rivieren te vinden, zoals de Abana en de Farpar. Zijn knechten weten hem echter op andere gedachten te brengen. Als hij van de profeet een hele bijzondere en moeilijke opdracht had gekregen, dan zou hij die uitgevoerd hebben. Waarom zou hij dan weglopen als hij een hele makkelijke opdracht krijgt? De opdracht is ook heel eenvoudig: "was u, en u zult rein zijn" (2 Kon. 5 : 10). Hieraan moet Naäman wel toegeven en het grote wonder gebeurt.
Nadat hij van zijn wagen is gestapt en zich zeven keer in de Jordaan heeft gewassen, wordt hij helemaal gezond. Vol blijdschap gaat hij terug naar de profeet om zijn God de eer te geven: "Zie, nu weet ik dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël" (2 Kon. 5 : 15).
Dat Naäman werkelijk de Heere wil eren blijkt uit de belofte die hij doet, dat hij nooit meer een offer zal brengen voor de afgoden, maar alleen voor de HEERE.
Nadat Elisa hem de zegen van de Heere heeft toegewenst, vertrekt Naaman. Maar het wonder van Naamans melaatsheid is hiermee nog niet afgelopen. Elisa, die in dienst is van de HEERE, had geweigerd om een geschenk aan te nemen van Naaman. Dit is niet naar de zin van Gehazi. Zodra hij de kans krijgt, gaat hij Naaman achterna en doet alsof Elisa zich heeft bedacht. Een klein geschenk zou de profeet toch wel van pas komen. Naaman is zich van geen kwaad bewust en geeft Gehazi meer dan waarom hij gevraagd heeft. Voordat Gehazi weer terug komt bij Elisa laat hij het geschenk ergens achter.
Maar de profeet van God laat zich niet bedriegen. Hoewel Gehazi de kans krijgt om zijn zonde te belijden, antwoord hij toch met een leugen op de vraag van Elisa, waar hij geweest is. Als straf voor zijn hebzuchtige daad krijgt Gehazi de melaatsheid van Naäman.
Meer voor dan tegen! (2 Kon. 6 : 8-23)
Het feit dat Naäman de Syriër door een profeet uit Israël is genezen, weerhoudt Benhadad, de koning van Syrië er niet van om oorlog te voeren met Israël. Nadat hij met zijn soldaten heeft overlegd, zullen ze opnieuw een plaats in Israël binnenvallen. Duidelijk blijkt dat hij verder aan niemand vertelt waarheen hij zal gaan: "Mijn legering zal zijn in de plaats van zulk een" (2 Kon. 6 : 8).
Maar de Heere zorgt voor het volk Israël. Hij heeft aan Elisa bekend gemaakt waar de Syriërs in een hinderlaag liggen te wachten totdat de koning van Israël langs komt. Elisa vertelt deze openbaring weer aan de koning, die er een aantal verspieders naar toe stuurt om te kijken of de kust veilig is. Tot grote verbazing van de Syriërs komen de Israëlieten steeds niet opdagen. Daarom krijgt Benhadad het vermoeden dat er een spion in zijn leger is. Daarom vraagt hij kwaad aan zijn soldaten: "Zult gij mij dan niet te kennen geven wie van de onzen zij voor de koning van Israël?" (2 Kon. 6 : 11). Maar een van de soldaten wijst de koning op het feit dat er een profeet is in Israël, die zelfs de grootste geheimen te weten kan komen. Dat is voor Benhadad een groot probleem. Zolang deze profeet in leven is, zal hij geen overwinning meer kunnen behalen.
Daarom geeft hij het bevel om de profeet gevangen te nemen. 's Nachts omsingelt hij de stad waar Elisa verblijft. Maar ook van deze gebeurtenis lijkt Elisa op de hoogte te zijn. In elk geval is hij niet bang als zijn knecht hem angstig vraagt, wat zij moeten doen nu de stad omsingeld blijkt te zijn.
Elisa is op de hoogte van het feit dat de Heere hem door een groot wonder zal helpen, maar zijn knecht weet dit niet.
Daarom bidt hij of de Heere het ook aan zijn knecht wil laten zien. De Heere verhoort zijn gebed en dan ziet ook zijn knecht wat er aan de hand is. Hij ziet dat heel de heuvel waarop de stad gebouwd is vol is met vurige paarden en wagens om Elisa te beschermen. Zodra de Syrische soldaten dichterbij komen, bidt Elisa of de Heere hen door een verblindheid wil treffen. Ook dit gebed van Elisa wordt door de Heere verhoord. Als ze bij de profeet zijn aangekomen, hebben ze niet in de gaten dat hij het is. En als Elisa zegt dat ze bij de verkeerde stad zijn, geloven ze hem direct. Elisa biedt hen aan om hen naar de man te brengen, naar wie zij op zoek zijn. Vol vertrouwen volgen zij hem. Maar Elisa brengt hen rechtstreeks naar Samaria, waar het Israëlische leger is. Opnieuw bidt Elisa tot de Heere. Nu vraagt hij Hem of Hij de ogen van de Syriërs wil openen, zodat zij zien zullen waar zij terecht gekomen zijn. Uit deze hele geschiedenis blijkt duidelijk dat Elisa de ondergang van de Syriërs niet op het oog heeft, maar dat hij ze wil laten zien hoe onrechtvaardig zij tegen Israël handelen. Want zodra de Syriërs in de gaten hebben dat ze in Samaria zijn en door Israëlische soldaten omringd worden, vraagt de koning van Israël of hij nu de Syriërs mag doden.
Maar Elisa verbiedt het hem: dat zou je toch ook niet met krijgsgevangenen doen? Elisa gebiedt de koning dat hij juist goed voor deze soldaten moet zijn: "zet hun brood en water voor, dat zij eten en drinken" (2 Kon. 6 : 22). Daarna moet hij ze laten gaan. Zoals de profeet het hem heeft opgedragen doet de koning ook. De Syriërs kunnen zodoende ongehinderd weer vertrekken. Het gevolg van dit wonder blijft niet achterwege. Niet langer wordt het land geteisterd door rondtrekkende bendes van Syrische soldaten.
Niemand leert van het wonder (2 Kon. 6 : 24-7:20)
Na deze geschiedenis zou je toch verwachten dat Benhadad iets had geleerd. Maar hoewel Syrische bendes Israël niet meer lastig vallen, roept Benhadad zelf zijn hele leger bij elkaar om oorlog te voeren met Israël. Blijkbaar heeft hij van het wonder dat de God van Israël deed om Zijn volk te beschermen niets geleerd. Met zijn leger omsingelt hij Samaria en probeert de stad door uithongering in te nemen. Dit lijkt aardig goed te lukken. Er breekt een grote hongersnood uit in de stad, zodat de mensen in wanhoop zelfs hun eigen kinderen opeten. Zodra de koning van Israël van dit voorval hoort, wijst hij de profeet aan als de oorzaak van al deze ellende.
Hij zorgt er immers niet voor dat de vijand vertrekt of dat de honger overgaat. Blijkbaar heeft ook hij niets geleerd van het wonder dat kort tevoren door de profeet was gedaan. Maar Elisa wordt door dit alles niet van zijn stuk gebracht, want hij vertrouwt op de Heere. De Heere heeft op zijn gebed al zoveel wonderen verricht. Waarom zou Hij nu dan niet kunnen helpen? Daarom stuurt hij een bode naar de koning met de boodschap dat de honger weggenomen. Dat zal ook niet lang meerduren: "morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht worden voor een sikkel en twee maten gerst voor een sikkel, in de poort van Samaria" (2 Kon. 7 : 1). Hier gelooft de koning niet veel van. Dan moet de Heere toch wel luiken in de hemel maken om daardoor als een stortvloed eten te laten vallen (2 Kon. 7 : 2). Zo reageert de koning spottend en vol ongeloof.
Opnieuw verlost de Heere door een groot wonder. Maar ook de manier waarop het wonder in de stad bekend wordt, is al een wonder. Er zwerven namelijk twee melaatse mannen rond in het gebied tussen het leger van de Syriërs en de stad Samaria. Omdat zij melaats zijn mogen ze niet in de stad komen, maar uit angst voor de Syriërs zijn zij gevlucht in de richting van de stad. Ook zij hebben honger. Als ze niet willen sterven kunnen ze slechts twee dingen doen. Of proberen om in de stad te komen, of het leger van de vijand opzoeken om te zien of ze daar eten krijgen. Omdat ze in de stad ook geen eten zullen vinden, besluiten ze het erop te wagen om het leger van de vijand op te zoeken. Als ze dat niet doen zullen ze ook sterven.
Zodra zij bij het legerkamp aankomen kunnen ze ongestoord eten en drinken pakken. Zelfs goud en zilver ligt voor het oprapen, maar de vijand is nergens te bekennen. Aan alles is te zien dat de vijand gevlucht is. De Heere heeft de vijand door een wonder op de vlucht laten slaan. In het legerkamp van de Syriërs was een grote verwarring ontstaan. De Heere had ervoor gezorgd dat zij een geluid hoorden, dat leek op het geluid van wagens en paarden. Daardoor dachten zij dat er een groot leger in aantocht was. Er was maar een mogelijkheid: de koning van Israël had het Hethietische en Egyptische leger te hulp geroepen. Alsof hun leven er vanaf hing zijn ze toen op de vlucht geslagen. Ze hadden zelfs geen tijd genomen om hun spullen nog te pakken.
Haastig staan de twee melaatsen op, want dit grote nieuws mogen ze niet voor zichzelf houden. Midden in de nacht komen zij bij de stad aan met het goede nieuws. Maar de koning herinnert zich niet veel van de woorden van de profeet. Daarom gelooft hij niet veel van het wonderlijke verhaal, dat deze mannen vertellen. Uit angst dat het een hinderlaag van de Syriërs zal zijn, stuurt hij er eerst vijf mannen op uit om het verhaal van de twee melaatsen te controleren. Als blijkt dat het verhaal toch klopt, verdringen de bewoners van Samaria zich in de poort om het legerkamp van de Syriërs te beroven. De koning wordt in al het gedrang onder de voet gelopen, zodat hij sterft. En in de poort van de stad worden een maat meelbloem en twee maten gerst allebei voor een sikkel, verkocht. Precies zoals de profeet van de HEERE het had voorzegd.
3. Elisa's strijd tegen de afgoden
Toen de Heere aan Elia de opdracht gaf om Elisa tot profeet te zalven, kreeg hij ook de taak om Jehu en Hazael tot koningen te zalven. Deze laatste opdracht wordt echter pas in de tijd van Elisa uitgevoerd. Elisa roept een van de profetenzonen bij zich en geeft hem de opdracht om Jehu te gaan zalven. De jonge profeet vertrekt en voert de opdracht uit zoals hij die heeft gehoord. Bovendien maakt hij Jehu ook duidelijk wat zijn taak zal zijn. In de naam van de HEERE krijgt hij de opdracht om het nageslacht van Achab uit te roeien (2 Kon. 9 : 7).
Jehu's ijver voor de HEERE
Vol ijver begint Jehu aan deze opdracht. Met een wagen rijdt hij naar de stad Jizreël, want daar verblijft koning Joram, de zoon van Achab. Het is een behoorlijk onrustige tijd voor Joram, want hij is ternauwernood ontsnapt aan de handen van Hazael, de koning van Syrië. Nu is hij gevlucht naar Jizreël waar hij van zijn verwondingen wil bijkomen. Terwijl hij in Jizreël is, komt Ahazia de koning bij hem op bezoek om te zien hoe het met hem gaat. In de verte zijn deze twee koningen nog familie van elkaar. Ahazia is "een schoonzoon van het huis van Achab" (2 kon. 8 : 27). Helaas komt dit ook in zijn leven tot uitdrukking. Hij volgt Achab ook na in zijn zonden, het vereren van de afgod Baäl.
Terwijl deze twee koningen bij elkaar zitten, komt een wachter met de mededeling dat er in de verte iemand aankomt. Snel sturen zij, kort na elkaar, twee boden erop af, om te vragen of de ruiter in de verte met vrede komt. Maar beide boden komen niet terug. Dan besluiten de twee koningen zelf de naderende ruiter, in wie zij Jehu hebben herkend, tegemoet te gaan. Zodra ze elkaar ontmoeten, vraagt Joram: "Is het vrede?" Het antwoord van Jehu is duidelijk: hoe kan er van vrede sprake zijn als Izebel volop bezig is met de afgodendienst en met mensen aan te zetten tot zonde en afgoderij (2 Kon. 9 : 22). Van deze reactie schrikt Joram hevig. Zo snel hij kan, wil hij met Ahazia vluchten. Maar Jehu is sneller. Met volle kracht schiet hij Joram een pijl door het hart. Op de plaats waar zij elkaar ontmoetten, wordt Joram dood neergelegd. Het is het land dat eens van Naboth geweest is, maar dat Achab, door een list van Izebel, op een onrechtvaardige manier in handen heeft gekregen. Joram is wel ontkomen aan de handen van Hazaël, maar niet aan die van Jehu. Zo is het woord van de HEERE, dat Hij sprak bij de roeping van Elisa, in vervulling gegaan (1 Kon. 19 : 17).
Nadat ook Ahazia is ingehaald en gedood, trekt Jehu in de richting van Jizreël, waar Izebel verblijft. Op een gruwelijke manier wordt ook zij gedood. Door twee van haar knechten wordt zij uit het raam gegooid.
Als Jehu even later de opdracht geeft om haar te begraven, is er van haar lichaam niet meer over dan het bekken, de voeten en de handpalmen. Hier is het woord van de HEERE letterlijk in vervulling gegaan: "Men zal niet kunnen zeggen: Dit is Izebel" (2 Kon. 9 : 36-37).
Hiermee is de taak van Jehu nog niet afgelopen, want hij moet het hele nageslacht van Achab doden. In verschillende plaatsen laat hij zeer veel nakomelingen van Achab doden totdat er niet een meer in leven is. Het woord dat de HEERE gesproken heeft gaat door Jehu in vervulling.
Hierover is hij vol trots. Hij vraagt zelfs aan iemand of hij met hem mee wil gaan, dan kan hij zijn ijver voor de HEERE zien. Helaas gaat Jehu's ijver niet verder dan deze opdracht. Want hij roeit wel de Baaisverering uit, maar zelf doet hij ijverig mee in de verering van de gouden kalveren in Dan en Bethel.
Hoewel Elisa's naam in deze geschiedenissen nauwelijks voorkomt, is hij toch degene die in de naam van de HEERE alles in gang zet en zo het werk zijn voorganger Elia voortzet. Elisa steunt de actie van Jehu tegen de vereerders van de Baäl.
Elisa's dood en laatste wonder
Over het levenseinde van Elisa is niet zoveel bekend als dat van zijn voorganger Elia. Er staat alleen dat hij ziek geworden is en aan deze ziekte ook gestorven is (2 Kon. 13 : 14). Voor zijn dood ziet hij verschillende koningen in Israël en Juda komen en gaan. Verschillende machtsovernames gaan met veel geweld gepaard en laten duidelijk zien hoe vervallen de situatie in deze twee rijken was in de tijd van Elisa. Tijdens de ziekte van Elisa komt Joas, de koning van Israël, naar hem toe om afscheid te nemen. Opnieuw voorzegt Elisa een wonder. De koning zal de Syriërs verschillende keren verslaan. Omdat de koning op een lakse wijze een van de opdrachten uitvoert die Elisa hem geeft, voorzegt de profeet hem dat hij de Syriërs niet volledig zal overwinnen (2 Kon. 13 : 19).
Na de dood van Elisa zijn de wonderen van de Heere nog niet voorbij. Tijdens een begrafenis van een man vallen plotseling de Moabieten het land binnen. De begrafenisstoet heeft maar een mogelijkheid om te overleven. Daarom werpen zij de man in het graf en vluchten zo snel mogelijk. Het graf waarin de man wordt geworpen, blijkt het graf te zijn van Elisa. Zodra de dode man het gebeente van Elisa heeft aangeraakt, komt hij weer tot leven (2 Kon. 13 : 21). Zo doet de Heere nog een wonder nadat Zijn profeet gestorven is.
De verwerking op de verenigingsavond
Deze Mivoschets over Elisa leent zich zeer goed voor een bijbelstudieavond. In de inleiding kan aan de hand van (fragmenten uit) de schets een algemene inleiding over het thema worden gehouden. Je zou kunnen kiezen uit de verschillende wonderen waar Elisa bij betrokken is geweest. De opzet van de avond kan daarbij vrij traditioneel ingevuld worden.
• Opening
• Huishoudelijk gedeelte
• Opdracht "Stel, je mag een wens doen..." (zie verwerking)
• Inleiding
• Pauze
• Verwerking (zie verwerking)
• Plenaire afronding
• Sluiting
Verwerking
1. In de geschiedenis van Elisa komen veel wonderen voor.
a. Bracht God ook mensen tot bekering door middel van de wonderen?
b. Gebeuren er nu nog wonderen?
c. Zo ja, hoe dan?
d. Zo nee, waarom niet?
2. Elisa wordt op een eenvoudige manier geroepen tot profeet. Zie 1 Koningen 19.
a. Geef in eigen woorden weer hoe dat gegaan is.
b. Welke roeping moetje hebben voor je dagelijks werk?
c. En als je ambtsdrager wordt?
d. Dominee?
e. Wat kunnen we leren uit de roeping van Elisa?
Het volgen krijgt een sterke nadruk in de roeping van Elisa.
f. Is dat niet een wat wankele basis? Had zijn roeping niet wat duidelijker moeten zijn?
g. Noem enkele voorbeelden van het volgen van de Heere (Jezus) in de Bijbel.
h. Wat houdt het volgen van de Heere in de praktijk in? Kun je daar uitje eigen leven voorbeelden van geven?
3. Opdracht
a. Stel, je mag een wens doen... eentje die zeker vervuld wordt. Schrijf op een briefje alle wensen die nu bij je opkomen. Houd het briefje voor jezelf.
Elisa mocht bij de hemelvaart van Elia ook 'een wens doen': "Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen word" (2 Kon. 2 : 9).
b. Zoek het gedeelte op en lees het met elkaar.
c. Wat vind je van zijn antwoord? Wat blijkt daaruit?
d. Komen jouw wensen overeen met de wens van Elisa?
Zo ja, hoe dan.
Zo nee, waarom niet.
4. Eén van de eerste gebeurtenissen na Elia's hemelvaart is het verscheuren van 42 kinderen door twee beren. Dat is anderhalve schoolklas...
a. Hoe kan de Heere dat toelaten?
b. De straf volgde direct op de zonde. Dat is vaak niet zo. Geef voorbeelden uit de Bijbel en de actualiteit.
c. Wat is het 'nadeel' hiervan?
d. Kan het ook tot 'voordeel' zijn?
5. Bij de opwekking van het kind in 2 Koningen 4 speelde het gebed een grote rol
Zie ook Jak. 5 : 13-16.
a. Wat geeft het gebed zo'n grote betekenis?
b. Geldt bij het gebed: succes verzekerd?
c. Welke rol speelt het gebed in jouw leven:
In blijde dagen?
In moeilijke omstandigheden?
6. Getuigen
a. Wat vind je van het optreden van het dienstmeisje van de vrouw van Naaman (2 Kon. 5 : 1-19)?
b. Kom jij wel eens in situaties datje moet|mag uitkomen voor de Heere en Zijn dienst?
Geef voorbeelden.
c. Hoe vind je dat? Moeilijk, makkelijk? Fijn, eng?
d. Kun je getuigen van de Heere als je Hem niet persoonlijk kent?
e. Voor het dienstmeisje was het niet zonder gevaar om voor de God van Israël uit te komen.
Zou jij het dan doen?
f. Wat houdt mensen in vervolging staande? Zie ook NGB art. 37.
7. Jehu's ijver
a. Er wordt wel eens gesproken over een 'Jehu's ijver'. Wat zou daarmee bedoeld worden?
b. Kun je actuele voorbeelden noemen van Jehu's ijver?
c. Wat wordt er dan gemist?
Literatuur
A.W. Pink, Het leven van Elisa. Leiden, 1996.
G. van Rongen, Elisa de profeet. Groningen, 1978.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 2003
Mivo +16 | 20 Pagina's