Verwerking

De zondebok

Je bent leraar in de brugklas, je komt het schoolplein op en ziet dat één van je leerlingen weer eens te grazen wordt genomen. Net voor hij de school ingaat wordt z'n tas omgekeerd. Boeken, schriften, pennen, alles ligt op het schoolplein. Terwijl hij z'n spullen bij elkaar zoekt verdwijnt de rest joelend in het klaslokaal.

Het is niet echt een vervelende jongen, maar hij houdt zich altijd afzijdig en reageert vaak 'kortaf', je hebt wel eens een gesprekje aangeknoopt, maar leverde weinig op.
Eigenlijk merk je niet dat hij bij jou in de klas zit. Je ziet hem meestal niet eens.Hij is al een paar keer te laat gekomen, je hebt hem de wacht aangezegd. Als hij -te laat- de klas inkomt zeg je dat hij zich maar moet gaan melden. De 'zondebok' zegt niets.

Opdrachten

1. Maak drie groepen.
Iedere groep krijgt een groot vel papier.

• Groep 1 bespreekt onderling hoe de leerling geholpen kan worden.
  Schrijf een aantal mogelijkheden op papier. Probeer daarin de bijbelse opdracht van naastenliefde te betrekken.
• Groep 2 probeert een aantal mogelijke gevoelens en gedachten van de zondebok op te schrijven.
• Groep 3 schrijft een aantal oorzaken op waarom juist deze leerling 'eruit ligt'.

2. Plenaire discussie.
Deze discussie staat onder leiding van de voorzitter die bewaakt dat de discussie per onderdeel plaatsvindt. Let erop dat per discussieronde niet vooruitgegrepen wordt op de volgende discussieronde.

• Allereerst wordt besproken door welke oorzaken iemand zondebok wordt. Hierover wordt een korte groepsdiscussie gehouden
• Vervolgens worden de mogelijke gevoelens van de zondebok stuk voor stuk besproken. In de discussie hierover wordt teruggegrepen op de discussie over de oorzaken.

* Tenslotte komt de groep aan het woord die mogelijkheden bedacht heeft om de klasgenoot te helpen. Ook hierover vindt discussie plaats.

Probeer ter afsluiting van de avond een afrondende mening over het verschijnsel van 'de zondebok' te vormen. Betrek hierbij wat de Bijbel zegt over het omgaan met de "zwakke" naaste.

De Tong

Salomo schrijft: "Wie zijn geest inhoudt is sterker dan die een stad inneemt". Het is al erg genoeg om met gedachten te doden, maar vaak zijn we geen baas over onze gedachten, dan moeten we ze spuien. De apostel Jakobus zegt dat de tong een onbedwingelijk kwaad is. Als woorden konden doden, dan vielen de mensen elke dag bij duizenden dood neer. Ga eens bij jezelf na hoeveel mensen reeds door je woorden beledigd, onteerd en gekwetst zijn. Daar staan we niet altijd bij stil, onder andere als we iemand in een groep gemaakt grappig "lekker in het zonnetje zetten", ledereen lacht dan op één na.

Uit: Even stil... Dagboek voor jongeren, (3 oktober) jBGG.

Vragen

1. Lees bovenstaand gedeelte uit het dagboek. Ga eens na op welke manier mensen door woorden van anderen beledigd en gekwetst kunnen worden. Noteer de voorbeelden in de groep en bespreek hoe jullie dit ondoordacht kunnen doen. Bespreek hoe je het kunt voorkomen.

2. Verklaar de tekst "Wie zijn geest inhoudt is sterker dan die een stad inneemt". (Spr. 16: 32). Maak gebruik van de kanttekeningen of een bijbelverklaring.

a. Wat wordt er bedoeld met "Wie zijn geest inhoudt"?
b. Waarom is iemand die zijn geest inhoudt sterker "dan die een stad inneemt"?
c. Wat betekent deze tekst voor de praktijk van ons leven in de omgang met 'de zondebok'?

3. Wat bedoelt Jakobus met "de tong is een onbedwingelijk kwaad"? (Jak. 3:8).

a. Wat betekent het woord "onbedwingelijk"?
b. Neem een krant en zoek daarin enkele voorbeelden waaruit het verkeerd gebruik van de tong blijkt.

Belangrijk

Als je zelf met allerlei vragen zit omdat jij de zondebok bent, dan is het goed om te weten dat er bij diverse instellingen mensen zijn met wie je over deze moeilijkheden kunt praten.

We noemen er hier drie:

• De Vluchtheuvel (Landelijk bureau: tel. 0348 - 421218, hier kan informatie gegeven worden over de spreekuurtijden in de diverse regio's),
• De Gliagg (Regiobureau Amersfoort: tel. 033 - 4559409)
• Luisteriijn: telefonische dienstverlening Gereformeerde Gemeenten (tel. 06-0222334).

Uit in het Reformatorisch Dagblad opgenomen brieven aan treiteraars:

"Deze brief is vooral gericht aan de treiteraars, je vindt jezelf natuurlijk geen treiteraar, je vindt vast dat het 'slachtoffer' zich aanstelt en je vindt jezelf lollig en leuk. Je denkt dat je er dan bij hoort, maar je bent misselijk en zwak bezig, je zoekt vaak dingen die je bij een ander belachelijk vindt, maar heb je zelf soms geen gebreken? Is er op jou niets aan te merken? Zelf wil je ook niet geplaagd worden. Bedenk hoeveel verdriet je een ander bezorgt. Bedenk ook dat je de Heere vertoornt. Vecht tegen die nare aandrang en bidt om hulp daarbij. Probeer buitenbeentjes er juist bij te halen. Klier niet mee als anderen doorgaan.

Nu nog iets voor niet-treiteraars: Kom op voor de getreiterden. Wij hebben het zelf ook gedaan, helemaal alleen, en het is ons gelukt. Er is al genoeg ruzie en oorlog op de wereld. Laten we het in de klas alsjeblieft gezellig houden".

Maak kleine groepjes en bespreek bovenstaande brief met elkaar.

• Vertel elkaar wat je het meest aanspreekt in de brief en waarom. Op welke manier zou je het op kunnen nemen voor 'getreiterden'?
• Op welke manier zou je het op kunnen nemen voor 'getreiterden'? Inventariseer ideeën over hoe je het alleen op kunt nemen voor een ander. Bespreek daarna hoe je dit als groep kunt doen. 
• Waardoor wordt de Heere vertoornd? Betrek hierbij H.C. vraag 107.
• Er staat: "Vecht tegen die nare aandrang en bidt om hulp daarbij".
  a. Hoe zou je kunnen vechten?
  b. Bespreek wat er bedoeld wordt met "en bidt om hulp daarbij". Wat mag je aan de Heere vragen en wat kan Hij jou geven?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen