JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Het zesde verbod en gebod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Het zesde verbod en gebod

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al spoedig na de zondeval staat Kaïn op tegen Abel en slaat hem dood. Bij de uittocht van Israël uit Egypte worden de eerstgeborenen uit Egypte door de ver derfengel gedood. Voor de bereiding van het Pascha wordt er een lam geslacht. Achab doodt Naboth en komt zelf om in de strijd tegen de vijanden. Saul laat zich in zijn zwaard vallen. In Num. 35 staat dat "wie een ziel slaat" gedood moet worden. De vloeker moet gestenigd worden. Mensen, die per ongeluk iemand gedood hebben, kunnen naar een vrijstad vluchten. Johannes wordt onthoofd.

Al deze voorbeelden laten zien dat er bij veel verschillende situaties sprake is van "doden". Toch valt niet alles onder het zesde gebod. In de eerste plaats gaat het bij het zesde gebod om menselijk leven, evenals bij de andere geboden. Maar dan nog zijn er situaties die wel of niet onder het zesde gebod vallen. In het Hebreeuws worden namelijk verschillende woorden gebruikt voor "doden". Bij het zesde gebod staat alleen het woord "rasah". Dit woord wordt nooit genoemd als er staat dat God iemand laat doden. Het staat ook niet bij het "doden in de strijd". Als een rechter beveelt iemand te doden is dat niet in strijd met het zesde gebod. Hetzelfde geldt voor het doden in een wettige oorlog. Het wordt wel gebruikt als het gaat

Het wordt wel gebruikt als het gaat over het onrechtmatig doden: doden dat in strijd is met het recht, doden dat tegen de gemeenschap gericht is. Konkreet betekent dit dat in het zesde gebod verboden wordt het doden met voorbedachten rade (=moord), het doden in opkomende woede (=doodslag), het doden door schuld ten gevolge van roekeloosheid en onvoorzichtigheid. Ook bij het onopzettelijk doden wordt hetzelfde woord "rasah" gebruikt, maar in dat geval is er wel ontkoming voor de doodslager in de vrijstad.

Wilhelmus a Brakel noemt in zijn Redelijke Godsdienst bij de behandeling van het zesde gebod kort en duidelijk wat wel en niet hoort bij verboden doodslag. We zullen deze lijn van hem volgen en er hier en daar op ingaan.

Brakel begint met het noemen van /aken die niet onder het zesde gebod vallen. Dii zijn:

1. het doden van de doodslager door de overheid (Gen 9: 6; Rom 13: 4; Ex 21: 14 en Num 35: 31/33). Men is wel medeschuldig aan doodslag als men de doodslager niet bestraft.

2. het doden uan de vijand in een wettige oorlog. De overheid keert zich op Gods bevel tegen de aanval van de vijand, Zijn tijd afwachtend en Zijn instructies opvolgend.

3. Onverhoeds doden van iemand als men toch voorzichtig is geweest (Ex. 21: 13; Deut. 19: 4, 5).

4. Doden van de naaste als lijfbescherming. Men is schuldig zijn leven te bewaren (Ex. 22: 2).

Vervolgens noemt hij een aantal aspekten op van doodslag. Hij heeft het over het verbod op doodslag ten opzichte van:

a. het voorwerp (wie er gedood wordt);

b. de uitwendige daad (hoe de doodslag plaats kan vinden) en

c. de inwendige gestalte van het hart (d.w.z. de gezindheid waaruit doodslag kan voortkomen).

Het gaat er om wie gedood wordt, hoe het allemaal gedaan kan worden en hoe het veroorzaakt kan worden. Bij alles geldt dat de gevolgen verschrikkelijk zijn: zonden zijn overtredingen van de wet van God en daarom haalt men de vloek over zich. Men maakt zich de eeuwige verdoemenis waardig: 1 Joh. 3: 15:"... en gij weet dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende". Openb. 21: 8: "... de doodslagers ... is hun deel in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood".

Brakel geeft een hele lijst van manieren waarop de zonde tegen het zesde gebod tot uiting kan komen. Hij is daarin helder en duidelijk. Brakel verdeelt de lijst met zonden in drie zogenaamde hoofdzonden: zelfmoord, het doden van de naaste en de moorddadige gestalte van het hart. Tegelijk noemt hij ook de deugden, die in dit gebod geboden worden. Het zijn deugden die het welzijn van zichzelf en de ander bevorderen.

Zelfmoord

Brakel noemt de eerste hoofzonde zelfmoord. Hij bedoelt hier niet alleen mee dat men zich daadwerkelijk van het leven berooft. Hij noemt ook het onzorgvuldig omgaan met het lichaam, zodat men allerlei ziektes oploopt. Brakel betrekt hier ook de ziel bij. Men kan ook de ziel schade berokkenen door de genademiddelen niet te gebruiken.

Bij zelfmoord noemt hij de volgende zaken:

a. men berooft zich opzettelijk van het leven met strop, wapens of vergif, door verdrinking of op andere wijze. Men kan en wil geen ongemak verdragen.

b. men neemt zijn gezondheid niet in acht door zich over te geven aan de lusten van het vlees en haalt zich ziekten op de hals die daarvan het gevolg zijn. Hierbij hoort ook teveel eten en sterke drank drinken, het lichaam te onthouden van het noodzakelijke voedsel en de kleding.

c. men begeeft zich moedwillig in gevaar door de gewone weg te verlaten, door hoog te klimmen, diep te zwemmen en uit nieuwsgierigheid te na aan de vijand te komen.

d. men vecht in een duel door gewillige uitdaging (omdat men geen ongelijk verdragen kan), waarbij men weet dat of de één, of de ander, of beiden gedood worden.

e. men laat het schip springen als men het niet langer verdedigen kan, zodat allen die op het schip zijn omkomen.

f. men vermoordt de ziel door de middelen van de zaligheid te verwaarlozen, tegen te staan en ongehoorzaam te zijn. Men volhardt in de zonde. De bezoldiging van de zonde is de dood.

Doden van de naaste

De tweede hoofdzonde die Brakel noemt heeft betrekking op de medemens. Volgens hem gaat het niet

alleen om de daad van het doden. Alles wat leidt tot doodslag van de ander valt net zo goed onder het zesde gebod. Boosheid en toorn kunnen het begin zijn van doodslag, daarom vallen deze daden ook onder het zesde gebod. Maar ook misleiding hoort erbij! "Joh, ga mee naar die gelegenheid. Een keertje geeft heus niet, hoor. Neem het maar niet zo nauw". Men misleidt zichzelf en tegelijk trekt men op zo'n manier een ander mee! Brakel noemt het volgende: a. men doodt de naaste met een scherp voorwerp; men verdrinkt of wurgt hem; men geeft hem gif of onthoudt hem eten en drinken. Men geeft hem geen hulp in gevaar of roept niet om hulp. b. men doodt met schampere en bitse woorden en verwekt de ander tot toorn om te doden. Hierbij horen ook valse beschuldigingen, het plegen van verraad, het ophitsen van anderen, het verraden van vervolgden om de godsdienst en het twisten. Het gevolg hiervan kan zijn dat mensen gedood worden. c. men laat door houding of gebaar zien wat in het hart leeft en verwekt anderen tot toorn en doodslag. Men doet dit met ge laat, stuursheid, wreedheid, toornig aanzien, belachen, hoofdschudden, wenken en dreigen met de vuist. d. men vermoordt de ziel van de naaste door hem niet te waarschuwen, door zielverderfelijke dwalingen en ketterijen op de baan te brengen of verder te brengen, door verkeerde voorbeelden te geven waardoor anderen verleid worden, door de anderen het Woord of de godsdienst te onthouden, door de godsdienst te vervolgen en tegen te staan.

De moordddige gestalte van het hart

Bij de derde hoofdzonde het over de gezindheid van het hart. Brakel heeft het over de "moorddadige gestalte van het hart". Het lijkt een zwaar woord: moorddadig. Toch laat het iets zien van de boosheid van het hart. Achter mooie woorden kan iets anders schuilen. Voor geen goud zou men alle gedachten willen prijsgeven omdat er vaak iets in het hart leeft wat men voor de ander niet wil weten. Toch ziet God het. Hij ziet het hart aan, waaruit de uitgangen van het leven zijn.

Brakel noemt een aantal werken van het vlees op, die in het hart kunnen voorkomen en die tot doodslag kunnen leiden:

a. men is nijdig of afgunstig. Dit openbaart zich in het knagen van het hart en het droevig zijn als het een ander welgaat en beter dan ons; de ander krijgt meer eer en liefde en daardoor wordt men onvriendelijk tegen hem en tegen degenen die hem weldoen. Men gaat zoeken naar kwade dingen van de ander en die breed uitmeten; men is blij als er een ander is die hen ook benadeelt of kwaad van hen spreekt. Oorzaak is eigenliefde, geldgierigheid en eergierigheid. Deze nijd kan doodslag als daad tot gevolg hebben. Deze nijd is een verrotting van de gezondheid (Spr. 14: 30); oorzaak van verwarring onder mensen (Jak. 3: 16); werk van het vlees (Gal. 5: 19,21), dat eindigt in de dood; het is tegen de Heilige Geest (Jak. 4: 5); het is een duivelse zonde om een boos oog te hebben omdat God goed is en onwaardige mensen Zijn gauen geeft. Men wil zelf meer hebben en onderwerpt zich niet aan Gods voorzienigheid (Spr. 27: 4).

b. men haat de ander. Men wil hem niet zien, men vermeerdert de haat als men hem ziet of hoort en probeert de ander ten onder te doen gaan door onteringen bespotting. Maar in 1 Joh. 3: 15 staat dat een iegelijk, die zijn broeder haat, een doodslager is en in Lev. 19: 17 wordt verboden om een broeder in het hart te haten.

c. men wordt toornig en wil de andersnel kwaad doen. Maar deze toorn is strafbaar (Matth. 5: 22), het is een werk van het vlees (Gal. 5: 20) en het geeft kwade vruchten (Jak. 1: 20); het is het werk uan dwazen (Pred. 7: 9) en het is een vervloekte zonde (Gen. 49: 7).

d. men is wraakgierig en wil de andere het aangedane of ingebeelde ongelijk vergelden. Het minste ongelijk verdient de dood (zie Lamech in Gen 4: 23, 24). Men stelt zich in de plaats van God (Deut. 32: 35), en geeft de duivel een plaats (Ef. 4: 27). Men kan dan ook niet bidden want de Heere Jezus zegt in Matth. 6: 15 dat indien men de ander niet vergeeft, de Vader ook de misdaden niet vergeeft.

Lijnrecht tegenover de verboden in het gebod staan de geboden.

Overtreding brengt tot straf, maar wie de geboden mag houden - in Christus kracht - ontvangt de zegen. Welke deugden noemt Brakel?

Het zijn liefde, verdraagzaamheid, het zoeken en houden van vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en vriendelijkheid.

Liefde

Door liefde tot het leven van de naaste gunt men de ander dat het goed gaat en zal men dat geluk ook bevorderen. (Rom. 13: 10; 1 Kor. 10:24).

Verdraagzaamheid

Het aangedane ongelijk wordt beschouwd als iets kleins. Men blijft de ander liefhebben en wil het kwaad niet vergelden (Kol. 3• 13; Ef. 4: 2).

Vrede zoeken en houden

Men duldt niet dat het hart ontevreden is ten opzichte van iemand of van een ander ten opzichte van hemzelf. Men stoort zich niet aan iemands misdragingen ten opzichte van hem en blijft vriendelijk (Ef. 4: 3; Ps. 34: 15 en Rom. 12: 18). Maar men mag niet ter wille van de vrede de waarheid bedekken en de godzaligheid krenken (Zach.8: 19; Ps. 85: 11).

Zachtmoedigheid

Dit is het tegenovergestelde van barsheid, wreveligheid en stekeligheid. Hierbij hoort ook het kwaad met goed vergelden zodat een ander ophoudt met kwaaddoen. In de Bijbel wordt zachtmoedigheid een sieraad genoemd (1 Petr. 3: 3, 4), waarmee de heiligen bekleed moeten zijn (Kol 3: 12) en waarin God behagen heeft (Zef. 2: 3). Uit deze deugd kunnen andere deugden voortvloeien. De Heere Jezus leert ook dat men Hem moet navolgen. "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben" (Matth. 11: 29). Dezachtmoedigen krijgen ook een belofte: zij zullen de aarde beërven (Matth. 5: 5).

Barmhartigheid

Als een mens in nood is, moet men hem helpen en zijn schouder onder andermans last zetten. Naar vermogen moet men hem helpen en eten, drinken, kledingen verzorging bij ziekte geven, en zijn zaak helpen redden (Matth. 5: 7; Ps. 41: 2).

Vriendelijkheid

Door vriendelijk te zijn, toont men de ander zijn liefhebbend hart in gelaat en woorden. Men is niet stuurs, onbeleefd, onbescheiden, scherp en grauw in het spreken. Paulus schrijft ook aan Timotheüs dat dienstknechten des Heeren niet moeten twisten, maar vriendelijk moeten zijn jegens allen (2 Tim. 2: 24).

Tot zover de behandeling van het zesde gebod door Brakel. Hij heeft duidelijk laten zien dat onder elk gebod een verbod is begrepen, en onder een verbod een gebod. Iemand, die niet doodt, heeft aan het zesde gebod nog niet voldaan. Hij moet ook zijn naaste in 't leven behouden en in liefde en vrede met hem leven. De overtreding van het zesde gebod stelt de mens schuldig voor God. Eén zonde maakt dat de mens de gehele wet overtreden heeft. Men heeft de dood verdiend als straf op de zonde. Toch heeft de Heere Jezus Christus Zich als een misdadiger laten kruisigen met de twee moordenaars. Deze diepe weg is Hij gegaan om zondaren, waaronder ook overtreders van dit gebod, met God te verzoenen. Ook voor de moordenaar aan het kruis was er vergeving mogelijk.


Brakel en het zesde gebod

Wilhelmus a Brakel noemt in zijn boek "De Redelijke Godsdienst" 6 deugden die in het zesde gebod worden geboden:

1. Liefde tot het leven. Brakel verwijst dan naar 1 Joh. 3: 15 en 1 Kor. 10: 24.

2. Verdraagzaamheid. Zie Koll. 2: 13 en Ef. 4: 2.

3. Vrede zoeken en houden. Verwijzing naar Ef. 4: 3. Ps. 34: 15, Rom. 12: 18, Zach. 8: 19 en Ps. 85: 11.

4. Zachtmoedigheid. Zie 1 Petr. 3: 3 en 4. Koll. 3: 12. Zef. 2: 3, Matth. 5: 5 en Matth. 11: 29.

5. Barmhartigheid. Brakel haalt Matth. 5: 17 en Ps. 41: 2 aan.

6. Vriendelijk zijn. Zie 2 Tim. 2: 24.

1. Ga aan de hand van de verwijsteksten na wat Brakel bedoeld met:

a. Liefde tot het leven

b. Verdraagzaamheid

c. Vrede zoeken en houden

d. Zachtmoedigheid

e. Barmhartigheid

f. Vriendelijk zijn

2. Geef een praktisch voorbeeld hoe wij zondigen tegen het zesde gebod als het gaat over:

a. Liefde tot het leven

b. Verdraagzaamheid

c. Vrede zoeken en houden

d. Zachtmoedigheid

e. Barmhartigheid

f. Vriendelijk zijn

3. Christus heeft gezegd: "Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden: Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen".

Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat Christus het zesde gebod heeft vervuld als het gaat over:

a. Liefde tot het leven

b. Verdraagzaamheid

c. Vrede zoeken en houden

d. Zachtmoedigheid

e. Barmhartigheid

f. Vriendelijk zijn

4. Hoe kun jij het zesde gebod onderhouden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. Het zesde verbod en gebod

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's