Bijbelstudie
• Zet een ! tussen de haakjes wanneer je de onderstreepte woorden in eigen woorden kan weergeven en een ! wanneer dit niet lukt. Ieder verenigingslid vult dit persoonlijk in.
• Probeer daarna in groepjes de vraagtekens op te lossen en kijk of jullie het met elkaar eens zijn over de uitroeptekens.
• Beantwoord daarna de gespreksvragen.
Bijbelgedeelte 1 Koningen 18
3 En Achab had Obadja, den hofmeester ( ), geroepen; en Obadja was den HEERE ( ) zeer vrezende ( ).
4 Want ( ) het geschiedde als Izébel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam en verborg hen bij vijftig man in een spelonk en onderhield ( ) hen met brood en water.
1. Hoe was het mogelijk voor Obadja om zo'n hoge post aan een goddeloos hof te hebben en toch te funktioneren?
2. Mag je in een god-onterende omgeving werken? Motiveer je antwoord.
3. A: "Je kunt in onze geseculariseerde samenleving bepaalde hoge posten niet bekleden, aangezien je dan in konflikt komt met je christelijke levensovertuiging."
B: "Daar ben ik het niet mee eens. Je moet met je christelijke levensovertuiging juist ervoor zorgen dat je belangrijke funkties vervult. Denk maar aan Obadja en Daniël. Juist dan kun je invloed uitoefenen in de goddeloze omgeving."
A: "Dat is een ideaal dat je nooit kunt verwezenlijken. Misschien is het in theorie mogelijk, maar in de praktijk zul je zelf ervaren dat je, wanneer je echt voor je mening uitkomt, geen hoge post zal kunnen innemen. Denk maar eens aan een adjunkt-direkteur van een bedrijf. Stel dat de direktie nergens aan doet en zelfs vijandig is tegenover de kerk. Ongetwijfeld zullen ze allerlei feestjes organiseren. Daar kun je dan niet aan mee doen. Je begrijpt toch zeker wel dat je nooit de post van adjunkt-direkteur kunt vervullen."
B: 'Wat denk je dan van Obadja aan het goddeloze hof van koning Achab?"
Met wie ben je het eens als je bovenstaande diskussie leest? Motiveer je antwoord als je het met B eens bent en wat vind je dan van de argumenten van A? Wanneer je het met A eens bent, beantwoord dan de vraag die B aan A stelt.
4. Waaruit blijkt dat Obadja bang was voor Achab? Schrijf de argumenten op die hij gebruikt om Elía te overtuigen dat hij niet tegen Achab kan zeggen dat Elía er is. Zie 1 Kon. 18:9-14.
5. Is de vrees van Obadja te veroordelen of niet? Motiveer je antwoord.
6. Hoe is het mogelijk dat de vrees van Obadja zo snel verdwenen is? Zie vers 15 en 16. Welke les ligt hier in voor ons?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1989
Mivo +16 | 36 Pagina's
