JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

4. Wat zegt de Bijbel over het lichaam?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4. Wat zegt de Bijbel over het lichaam?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Het Oude Testament

- Het lichaam is in het O.T. steeds het lichaam van iemand, nooit een abstrakt begrip. Daarbij blijkt dat het lichaam even bepalend is voor het mens-zijn als de ziel. In Gen. 2:7 zien we dat de Heere God eerst uit het stof der aarde het lichaam formeert en daarna de adem des levens in zijn neusgaten blaast: dan is de mens er.

- Zijn vorming uit het stof der aarde herinnert eraan dat de mens op aarde thuishoort. Zijn lichaam bindt hem aan de aarde. Hij is stof (Gen. 3:19). Het is daarom bijbels om te zeggen: de mens bestaat uit lichaam en ziel. De mens heeft geen lichaam maar is lichaam en geest.

- Uit Gen. 2:7 blijkt dat het lichaam pas levend wordt als de Heere God het levend maakt door de adem des levens in de neusgaten te blazen (vgl. Ps. 36:10a). Mens-zijn is levend-zijn-in-lichamelijkheid en uitsluitend te danken aan het scheppend handelen en de gave Gods.

- De lichamelijkheid is overigens niet gelijk te stellen met de sterfelijkheid. De dood is de straf op de zonde. Het hangt niet van het lichaam af of de mens zal sterven maar van het besluit van God.

- Gen. 3:19 geeft ons het besluit van God aan: de mens zal tot de aardbodem terugkeren, omdat hij daaruit genomen is, want hij Is stof en zal tot stof wederkeren. Van dat ogenblik af wordt hij sterfelijk. Het is het gevolg van zijn opstand tegen God, zijn Schepper. Het sterven van de mens zal bestaan in het uiteenvallen van zijn lichaam in stofdeeltjes, waaruit het door Gods scheppende handen was opgebouwd. Dat proces begint op het moment waarop hem de levensadem wordt ontnomen (vgl. 1 Kon. 19:4, Ps. 104:29). God houdt dan op met het geven van leven. De Bijbel schrijft het uiteenvallen van het lichaam dus niet toe aan de onvolkomenheid van het lichaam, maar aan de ongehoorzaamheid van de mensen.

- Hoezeer het lichamelijke wezenlijk is voor het mens-zijn blijkt uit Adams uitroep (Gen. 2:23): "Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees!" De menselijkheid van de vrouw blijkt in haar uiterlijke gestalte.

 

2. Het Nieuwe Testament

- Het lichaam is in het N.T. zowel van nog levende (Matth. 6:22-25; Mark. 5:29) als van gestorven mensen (Luk. 17:37; Joh. 11:3). Het levend-zijn-in-lichamelijkheid wordt, evenals in het O.T., als kenmerkend beschouwd voor het menszijn. Een gestorvene is bijv. pas weer een levend wezen als zijn lichaam opgewekt wordt (Joh. 11:26). 

- De dienst aan het Koninkrijk Gods moet ook met het lichaam worden uitgeoefend. De discipelen volgen Jezus niet slechts naar de geest maar ook lichamelijk. Daarom gaat Gods zorg ook over hun lichamelijke leven (Matth. 6:25 e.v.).

- God is het ook, Die het laatste woord over het lichaam spreekt: Hij alleen kan beide, ziel en lichaam, verderven in de hel (Matth. 10:28).

- Een geheel enige waarde heeft het lichaam van de Heere Jezus:

1. Hij heeft het voor de Zijnen overgegeven in de dood aan het kruis (Mark. 10:45).

2. Hij is lichamelijk opgestaan. Alle opstandingsverhalen maken melding van het lege graf.

Toch is de lichamelijkheid van de opgestane Heere er een van een andere orde dan van bijv. Lazarus (Joh. 11). Het opstandingslichaam heeft eigenschappen die wij niet kennen (Joh. 20:26; Luk. 24:31). Bovendien is er majesteit aan de Opgestane. Hij is immers de Heere!

- Voor Paulus is het lichaam vooral het middel om het menszijn tot uitdrukking te brengen. De mens heeft met zijn lichaam te handelen overeenkomstig Gods bedoeling en geboden (Rom. 12:1; 1 Kor. 9:27; 1 Kor. 6:20). Paulus bedoelt dat het hele aardse leven moet worden doortrokken van de gehoorzaamheid aan Christus. Paulus kan en moet dit zo stellen, omdat ook het lichaam van de gelovige Christus' eigendom is geworden (1 Kor. 6:13,15,19).

- Paulus ziet in het lichaam der christenen een laatste bolwerk voor de zonde om hen a.h.w. aan Christus te ontroven. De begeerten en werkingen van het lichaam zijn daarom eigenlijk begeerten en aktiviteiten van de zonde in het lichaam. Paulus ziet, dat in de leden van zijn lichaam de wet der zonde strijd voert tegen de wet van God (Rom. 7:23 e.v.). Dat is wel tegen zijn wil (Rom. 7:18), maar in deze bedeling zijn er delen van zijn leven die nog niet aan de macht der zonde onttrokken zijn. Dagelijks ervaart hij dat er nog onverloste gebieden zijn. Vandaar de nederige belijdenis: "Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" (Rom. 7:24). Maar hij weet ook dat Christus de volkomen verlossing zal geven: "Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere" (Rom. 7:25).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

Mivo +16 | 36 Pagina's

4. Wat zegt de Bijbel over het lichaam?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

Mivo +16 | 36 Pagina's