8. Gespreksvragen

1. Probeer in eigen woorden weer te geven wat er bedoeld wordt met "het Koninkrijk der hemelen" (vers 3).

2. In vers 3 t/m 11 worden de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen, enz. zalig gesproken. Worden hier verschillende mensen mee bedoeld of niet? Motiveer je antwoord.

3. In vers 10 t/m 12 worden degenen "die vervolgd worden om der gerechtigheid wil" zalig gesproken.

a. Noem enkele praktische voorbeelden waaruit blijkt dat iemand kan lijden uit godsdienstige overtuigingen.

b. Wat is het verschil met het lijden waarover vers 10 t/m 12 spreekt?

4. Kan iemand zich "verblijden en verheugen" (vers 12) in het lijden? Motiveer je antwoord.

Matthéüs 5:13-16

1. Wat is het verschil en de overeenkomst tussen vers 13: "Gij zijt het zout der aarde" en vers 14: "Gij zijt het licht der wereld"?

2. Is vers 16 ook van toepassing op onbekeerde mensen? Motiveer je antwoord.

3. Welke les kunnen wij leren uit dit gedeelte als het gaat over onze plaats in deze wereld? Probeer je antwoord toe te lichten met behulp van enkele praktische voorbeelden.

Matthéüs 5:17-48

1. Wat bedoelt de Heere Jezus met de woorden: "Ik ben niet gekomen, om de wet of de profeten te ontbinden, maar te vervullen" (vers 17)?

2. Steeds gebruikt de Heere Jezus de woorden: "Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is... Maar Ik zeg u..." Betekent dat dat de wet van Mozes niet geldig is? Motiveer je antwoord.

3. Vergelijk vers 27 t/m 33 eens met zondag 41 van de Heidelbergse Catechismus. Wat valt je op?

Vr. 108: Wat leert ons het zevende gebod?

Antw. Dat alle onkuisheid van God vervloekt is, en dat wij daarom, haar van harte vijand zijnde, kuis en ingetogen leven moeten, hetzij in den heiligen huwelijken staat of daarbuiten.

Vr. 109: Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?

Antw. Dewijl ons lichaam en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zo wil Hij, dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mens daartoe trekken kan.

(Een soortgelijke vraag kan gesteld worden over bijvoorbeeld vers 21 t/m 26 of vers 33 t/m 37, enz.).

4. Wat kunnen we uit dit gedeelte van de Bergrede (Matth. 5:38-48) leren als het gaat om onze omgang met de ander?

5. De Heere wil dat wij onze naaste zo ver mogelijk tegemoet komen (vers 39-41).

a. Hoe ver strekt dit? (Betrek hierbij vers 39b).

b. Wat betekent dit voor onze omgang met elkaar binnen de gemeente en op de jeugdvereniging?

6. De woorden van de Heere Jezus (vers 44 en 45) hebben ook betekenis voor het getuigend gesprek. In het evangelisatiewerk, maar ook op school en op je werk.

a. Waarop wijst de Heere?

b. Waarom zou de Heere hier ook op het gebed wijzen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen