3. Abrahams offer
Genesis 22:1-19
De geloofsbeproeving van Abraham in de offerande van zijn zoon Izak is een van de meest bekende bijbelgedeelten. Het is het hoogtepunt in Abrahams geloofsleven. Ongetwijfeld heeft dit alles ook voor Izak veel betekend. Hij komt in dit gedeelte naar voren in zijn gehoorzaamheid.
Nadat Abraham een verbond gesloten heeft met de filistijnse koning Abimélech (aantekening 1), krijgt hij van de HEERE de opdracht zijn zoon te offeren. Dit is in de letterlijke zin bedoeld, zoals de zin "offer hem ten brandoffer" te kennen geeft (aantekening 2). Hier wordt van Abraham het zwaarste gevraagd dat gevraagd kon worden: zijn zoon, zijn enige, die hij liefheeft moet hij offeren. De opeenstapeling van uitdrukkingen accentueert de zwaarte van dit offer. Moet hij zijn zoon op wie hij zoveel jaren gewacht heeft in één keer prijsgeven? Maar (en dat is het indringende) hoe moet het dan met de vervulling van Gods belofte?
Opmerkelijk is dat het goddelijk bevel in vers 2 direkt gevolgd wordt door Abrahams gehoorzaamheid in vers 3. Als vader der gelovigen gaat Abraham de weg van de geloofsgehoorzaamheid zonder vragen en tegenstribbelen. Hij maakt alles gereed en gaat naar het land Moria (aantekening 3).
Pas op de derde dag, als ze op de plaats van bestemming aankomen, vraagt Izak naar het offerdier. In het geloof mag Abraham antwoorden dat God Zichzelf een lam ten brandoffer zal voorzien (aantekening 4). Hierop vraagt Izak niets meer. Wanneer het altaar verrijst, wordt het Izak duidelijk dat hij het door God gevraagde offer is. In de Bijbel lezen we niets over de vraag hoe dit voor hem duidelijk geworden is. Belangrijk is dat Izak zich gewillig overgeeft en zich laat binden. Als Abraham op het punt staat zijn zoon te slachten, roept de Engel des HEEREN (aantekening 5): "Strek uw hand niet uit aan de jongen en doe hem niets!"
In Izaks plaats offert Abraham nu een ram. De offerplaats krijgt van hem de naam "De HEERE zal het voorzien!"
Hierna spreekt de Engel des HEEREN opnieuw tot Abraham. Omdat hij zijn geloofsgehoorzaamheid getoond heeft, zal de HEERE hem zegenen, en in zijn zaad zullen alle volken der aarde gezegend worden. Izak zal de drager zijn van de Messiaanse belofte. Uit Izak zal de Messias geboren worden.
Aantekeningen
1. Gen. 21:22-32. Abimélech betekent "vader is koning". Meestal denkt men hierbij aan de naam van een filistijnse koning. Ook is wel verondersteld dat we hier te doen hebben met een ambtstitel; dit op grond van vergelijking van 1 Sam. 21:11 met Psalm 34:1 waarbij op Achis gedoeld zou worden (vgl. farao als egyptische ambtstitel).
2. Kenmerkend voor het brandoffer was dat het gehele dier verbrand werd en letterlijk in rook opging (daarom wordt het ook wel stijgoffer genoemd) als teken van de volkomen overgave aan God (zie Lev. 1).
3. In 2 Kron. 3:1 wordt gesproken over de "berg" Moria, de tempelberg. Gezien de betrekkelijk korte afstand van het land der Filistijnen naar de latere tempelberg te Jeruzalem heeft Abraham dus vrij lang over de reis gedaan.
4. Letterlijk in het hebreeuws "zien" (tevens in het hebreeuws een woordspeling met Moria). In vers 13 wordt de inhoud van het goddelijk voorzien nader onthuld. Gods "zien" betekent Zijn beschikking en besturing (vergelijk Heidelbergse Catechismus zondag 10). Het woord "voorzien" betekent: "zorgen voor", "aanbrengen wat nodig is".
5. Uit vers 15 en 16 blijkt dat de Engel des HEEREN hier met de HEERE vereenzelvigd moet worden.
Gespreksvragen
1. Uit welk woordje in vers 5 blijkt Abrahams geloof? (Vergelijk Hebr. 11:18).
2. Hoe moeten de woorden "nu weet Ik...." (vers 12) uitgelegd worden?
3. Wat heeft Izaks houding ons te zeggen?
4. a. Zeg eens in eigen woorden wat je verstaat onder Gods Voorzienigheid (zie zondag 10 Heid. Cat.).
b. Wat betekent Gods Voorzienigheid in ons leven als je denkt aan de plaats waar je geboren bent, de school die je bezoekt, enz.?
c. Waarom is het belangrijk dat wij weten dat God alles "door Zijn voorzienigheid onderhoudt"?
5. Het Nieuwe Testament spreekt over de "plaatsvervanging". Hiermee is bedoeld dat Jezus Christus in de plaats van Zijn volk de straf op de zonde gedragen heeft. Hoe loopt er vanuit Gen. 22:1-15 een lijn naar Christus?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1983
Mivo +16 | 24 Pagina's
